Meymerigje schrijft haar Coenraad
Hieronder een fragment van een brief van Meymerigje Buyk aan haar echtgenoot Coenraad Buyk, stuurman op het VOC-schip Hoogkarspel. Het echtpaar woont in Enkhuizen. Wanneer ze onderstaande brief schrijft, op 25 juni 1779, ligt de Hoogkarspel nog op de rede van Enkhuizen, klaar voor de afvaart.
In deze brief legt Meymerigje haar man uit dat ze het geen goed idee zou vinden wanneer zijn zieke zus Cornelia bij hen komt wonen. Er is geen plaats (‘waar sau sy leggen’, oftewel ‘slapen’) en er is niemand om haar te verzorgen (‘wie sou haar oppassen’). Bovendien is Meymerigje zwanger: nu kan ze alles nog, maar wie weet hoelang nog? De laatste loodjes zullen vast zwaar wegen en dan is er al helemaal niemand om voor Cornelia te zorgen. Maar ze wil daarover niet ‘in ongenoegen’ raken met haar echtgenoot. In de laatste zin van het fragment gaat Meymerigje dan over tot een heel ander onderwerp: ze stuurt tabak mee met de brief.
Het fragment is getranscribeerd naar de foto op de vorige bladzijde. We hebben voor de leesbaarheid hoofdletters en interpunctie toegevoegd. Daarmee hebben we echter wel een structuur aangebracht die in de brief ontbreekt: juist het zonder hoofdletters en interpunctie aaneenschakelen van mededelingen is kenmerkend voor veel brieven.
De brief maakt deel uit van een reeks brieven van Meymerigje Buyk, die alle uitgegeven zijn en uitgebreid toegelicht worden in het recent verschenen boek De voortvarende zeemansvrouw.
Enchuysen 25 yuny 1779
Waarde en seerbeminde lieve man/1
Ik heb het goed/2 wel ontvangen en ook de brief de welk/3 ik hertelyk over verblyden, want ik was al ongerust dat ik geen brief met het goed kregt/4. Ik dogt/5 als dat/6 my bouytje/7 ongenoegt waar/8, om dat ik de brief van suster had op gebroken. Wat uw schrven van suster aangaat/9, dat komt met my gevoelen overeen, want, myn schat, weet wel: als ik op myn vryye voeten waar, dat ik daar dan/10 niet tegen hebben sou, maar nu kan het niet geschiden, want waar sau sy leggen/11 en wie sou haar oppassen/12? Ik ben nu, god dank, gesont, maar ik weet niet hoe lang het kan dueren, want de laaste lojees/13 salle/14 beginne/15 te weegen, en als ik haar dan niet goed kon oppassen, dan sou het niet raaden weesen, en dan om haar in ongenoegen met myn lieve man te raakken, dat kan niet. Hier neffens send ik ue een pond tebak/16.
1 | Waarde, (zeer) beminde en lieve komen vaak voor in de aanhef van de scheepsbrieven. |
2 | Dat staat voor: de spullen die het echtpaar elkaar steeds toestuurt, samen met de brieven. |
3 | Een opvallend formeel betrekkelijk voornaamwoord, dat verder weinig voorkomt in de brieven. |
4 | Betekenis: ‘kreeg’. Aan het einde van het woord staat een zogenaamde ‘paragogische t’. Deze komt meestal voor in de tegenwoordige tijd en vooral in Zuid-Holland (ik hebt), maar hier bij de verleden tijd in een brief uit Noord-Holland. |
5 | Een typisch westelijke dialectvorm voor dacht. |
6 | Voor het onderschikkende voegwoord dat treffen we in de scheepsbrieven heel vaak als dat aan. Ook in hedendaags Nederlands: ‘Ik denk alsdat het gaat regenen.’ |
7 | Betekenis: ‘mijn liefje’ (vergelijk schattebout). Meymerigje gebruikt vrijwel consequent my als bezittelijk voornaamwoord en myn als persoonlijk voornaamwoord. Beide vormen zijn normaal in Hollandse dialecten. Waarschijnlijk gaat achter de spelling my de uitspraak ‘me’ (dus met een doffe e) schuil. Zie ook verderop my gevoelen. |
8 | De aanvoegende wijs waar (betekenis: ‘zou zijn’) is in de tijd van Meymerigje nog redelijk gangbaar. Vier regels verder staat het nogmaals. |
9 | Er zijn allerlei vaste wendingen om op een nieuw onderwerp over te gaan. Een daarvan is wat... aangaat. Dat ‘schrven’ is waarschijnlijk een schrijffoutje. |
10 | Een typisch spreektalige hervatting met dat bij een als-dan-zin: als ik... dat ik dan... |
11 | Een typisch westelijke samenval van de betekenis van liggen en de vorm van leggen. |
12 | Betekenis: ‘verzorgen’. |
13 | Bedoeld is: ‘loodjes’. De d wordt uitgesproken (en dus geschreven) als j, zoals nu ook wel in rooie, goeie en kwaaie. |
14 | Betekenis: ‘zullen’. Ook weer een typische dialectvorm. |
15 | Het ontbreken van de n aan het eind van dit woord illustreert dat die letter, net als nu, meestal niet werd uitgesproken. Het omgekeerde staat eerder in de brief: ‘verblyden’, waar een n staat die eigenlijk niet hoort bij een werkwoord in de eerste persoon enkelvoud. |
16 | De spelling te- geeft de verzwakking van de eerste klinker aan, die heel normaal is in gesproken taal. |