veel en uiteenlopende namen zelfs: occultatio, paraleipsis (in diverse spellingen), antiphrasis, apophasis, cataphasis, parasiopesis, proslepsis en ook insinuerend woordgebruik, inperking, steekreden, irony, negation, occupation en omission. Maar de meestgekozen aanduiding is wel praeteritio. Letterlijk betekent praeteritio ‘voorbijgaan’. En de definitie van het antieke retorica-handboek Rhetorica ad Herennium is nog steeds een van de geschiktste: ‘Praeteritio vindt plaats wanneer we zeggen dat we iets overslaan, niet weten of weigeren te zeggen, wat we precies op dat moment wél noemen.’
In de Haagse politiek mag de praeteritio dan vrij vaak voorkomen, verder zie je haar niet héél veel - zeker in vergelijking met andere stijlfiguren, zoals de overdrijving en de retorische vraag. Maar wie erop let, kan de praeteritio ook aantreffen in columns, huiselijke discussies en in toespraken. En dan valt op hoeveel je met deze techniek kunt bewerkstelligen.
Om te beginnen is de praeteritio heel geschikt om op een terloopse manier ergens de aandacht op te vestigen. Zo ongeveer alle door ons geraadpleegde bronnen - om precies te zijn 117 retorische encyclopedieën, studies en adviesboeken - wijzen hierop. Wie zegt: ‘Ze is getalenteerd, om niet te zeggen steenrijk’, vestigt via de geijkte om niet te zeggen-formule juist extra aandacht op de daaropvolgende kwalificatie: ‘steenrijk’, een hier wat roddelachtig aandoende kwalificatie, waardoor met terugwerkende kracht dat ‘getalenteerd’ ook een iets andere betekenis krijgt.