Tegenstander
Waar leerde u uw laatste woord? Grote kans dat dat was op een markt in een zuidelijk land. U wees aan wat u wilde hebben en de verkoper sprak een klankenreeks uit, ‘pan’ of ‘ekmek’. Aha, dacht u, dat is dus hun woord voor ‘brood’. Woorden leer je gemakkelijk in de praktijk en als je ze nodig hebt. Dus heel anders dan door een woordenlijst uit je hoofd te leren. In het onderwijs zou het niet veel anders moeten zijn. Denk aan wat de bekende schrijver en onderwijzer Theo Thijssen (1879-1943) deed toen hij les gaf over sluizen. Hij onderwees en onderwees, het werd steeds ingewikkelder en de leerlingen haakten af. ‘Jongens,’ zei hij, ‘jassen aan, we gaan naar een echte sluis.’ Aldus geschiedde en de leerlingen vergaten door dit aanschouwelijk onderwijs de sluis - en alle sluiswoorden - nooit meer.
Wat er dus moet gebeuren, is dat de leraren van de zaakvakken (geschiedenis, natuurkunde en dergelijke) begrijpen hoe belangrijk hun rol is bij het vergroten van de woordenschat. Als zij een nieuw onderwerp gaan voorbereiden, moeten ze beseffen welke woorden belangrijk zijn voor het begrip ervan. In de les zelf gaan ze dan na of de leerlingen die woorden snappen, en als dat niet het geval is, lichten ze deze woorden terloops toe. Dan kunnen die vervelende woordenlijsten in de kast blijven liggen.