overal de baas spelen. De hoge frequentie van baas zal ook wel samenhangen met het feit dat baas niet alleen een beroepsaanduiding is, maar ook een aanspreekvorm: dergelijke aanspreekvormen worden gemakkelijk in vreemde talen overgenomen.
Hoe het Nederlandse woord dijk zich over de wereld verspreidde.
Uit: Nicoline van der Sijs, Nederlandse woorden wereldwijd. Den Haag, Sdu, 2010
Wat de meest uitgeleende woorden na baas zijn, is in het onderstaande overzicht vermeld.
Nederlandse uitleenwoorden |
Aantal talen waaraan uitgeleend |
1. baas |
57 |
2. gas en kraan |
49 |
4. pomp |
48 |
5. pen en bak(je) |
47 |
Slechts één Onze Taal-lezer heeft het woord gas genoemd, en niemand suggereerde de woorden bak(je), kraan (‘waterkraan’ en ‘hijskraan’), pen (‘schrijfpen’ en ‘pennetje, pinnetje’) en pomp. Wat opvalt is dat het allemaal huis-tuin-enkeukenwoorden zijn. Dat komt wel overeen met mijn overige bevindingen. In het boek heb ik de 61 meest uitgeleende woorden op een rijtje gezet, die samen maar liefst 2159 keer door een andere taal zijn overgenomen. Onder deze 61 woorden scoren de namen voor huisraad, kleding of gereedschap in ruime zin zeer hoog (maar niet bij Onze Taal-lezers, want zij noemden deze nauwelijks). De Nederlandse culturele verschijnselen die het buitenland massaal de moeite waard vond voor overname, betroffen vooral dagelijkse, huiselijke zaken en geen abstracte begrippen, hoogstaande culturele verschijnselen, literaire of filosofische begrippen, of woorden op het terrein van kunsten en wetenschappen. Natuurlijk zijn ook dergelijke woorden uitgeleend, maar dat gebeurde sporadisch.
De Nederlanders en Vlamingen vertrokken over het algemeen niet uit de Lage Landen om elders religie, cultuur, kunst en wetenschap te verbreiden, maar om hun levensstandaard te verbeteren. Wat ze meenamen waren vooral hun vertrouwde dagelijkse spulletjes: gereedschap, potten en pannen, kommetjes en bakjes, pennen en naalden. De woorden die ze op die manier mee-exporteerden waren dan ook bijvoorbeeld boor, schop, koevoet, dommekracht, koolpot, bakoven en oven. Juist doordat de uitgeleende woorden zo ‘gewoon’ zijn, konden ze gemakkelijk overgenomen worden en werden ze veel gebruikt in de nieuwe ontvangende taal.
Het clichébeeld dat Nederlandse uitleenwoorden vooral te vinden zijn op het gebied van de scheepvaart, blijkt dus niet te kloppen. En klopt dat andere cliché dan wel: dat de Nederlandse expansie uitsluitend plaatsvond in de Gouden Eeuw? Het korte antwoord is: nee. Het lange antwoord kunt u lezen in het boek.
Ik dank tot slot alle lezers van Onze Taal die hebben gereageerd. Hans Hermans, Clemens Levink en Judith Rooswinkel kunnen een exemplaar van Nederlandse woorden wereldwijd tegemoetzien.
Zie ook de aanbieding op blz. 324.