| |
| |
| |
Interview met Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr
‘Wat de Tachtigers deden, is vergelijkbaar met straattaal’
Arjen van Veelen
Ramsey Nasr is bijna halverwege zijn termijn als Dichter des Vaderlands. De afgelopen twee jaar dichtte hij over Irak, over de damschreeuwer én over de taal van de toekomst. ‘Mijn eerste gedicht dat ik schrijf als ik Dichter des Vaderlands af ben? Dat wordt een schrikwekkend particulier gedicht over het mooie weer.’
Foto: © Bram Budel/ Hollandse Hoogte
‘Are you the poet?’, vroeg een schoonmaker aan Ramsey Nasr, toen die net uit zijn hotelkamer kwam. ‘Ja’, zei Nasr. Een dag eerder had hij zijn gedicht ‘Nieuwjaarsgroet’ voorgedragen op televisie. Dat gedicht was een aanklacht tegen toenmalig premier Balkenende en zijn Irak-beleid. De schoonmaker zette de stofzuiger uit, en zei: ‘Thank you for writing this poem.’ Het was een van de prettigste recensies tot nu toe, zegt Ramsey Nasr (Rotterdam, 1974). Anderhalf jaar geleden werd hij gekozen tot Dichter des Vaderlands. Sindsdien schrijft hij naar believen gedichten over landelijke gebeurtenissen, zoals dus het verschijnen van het Irak-rapport van de commissie-Davids, of de aanslag van Karst T., vorig jaar op Koninginnedag.
| |
■ Nederland vakantieland
Kun je gedichten schrijven over politiek? Ja, ‘zolang je pen maar kronkelt en leeft en uit je handen glipt’, schreef Nasr ooit in een essay over engagement in de poëzie, naar aanleiding van een tournee door Indonesië en reizen door het Midden-Oosten. Een van de meest kronkelende gedichten die hij als Dichter des Vaderlands schreef is ‘mi have een droom’, met als ondertitel: ‘Rotterdam, 2059’ (zie het kader op bladzijde 207). Het is een roerende monoloog van een raszuivere Rotterdammer die verliefd is op een stad die niet meer bestaat - die nooit heeft bestaan. Vol weemoed blikt hij terug op die tijd dat geluk nog heel gewoon was. De melancholicus praat in een volledig veranderd Nederlands, vol neologismen en vol aan het Arabisch en het Surinaamse Sranantongo ontleende straattaal. Woorden als trobbi (‘problemen’), azizi (‘liefje’), toetoes (‘tieten’), stitti (‘stad’), condoekoe (‘conducteur’), diverse uitdrukkingen voor ‘de liefde bedrijven’ (pompi doppe, batsen, kieren), basis (‘meesterlijk’) en tantoe (‘ontzettend’). Kortom, concludeert de Rotterdammer: ‘deze land is niet meer wat ze was’. Het gedicht kreeg veel media-aandacht, en werd vorig jaar op het Onze Taal-congres zelfs geciteerd door prinses Laurentien, als voorbeeld van de beweeglijkheid van de taal.
Het gedicht is een beetje zijn credo geworden, zegt Nasr. In wat hij schrijft als Dichter des Vaderlands is hij op zoek naar de betekenis van twee woorden: identiteit en vrijheid. Nasr wil de mythe doorprikken van ‘de echte Nederlander’. En hij wijst graag op de keerzijde van onze mondigheid en ongebondenheid. ‘Nederland vakantieland’ ontaardt soms in een ‘woestijn van oneindige vrijheid’, waar de gebiedende wijs regeert van ‘Gewoon, omdat het kan.’
Het afgedankte calvinisme liet een vacuüm na, een gat dat we nu wanhopig trachten te vullen met leegte, aldus de dichter in het gedicht waarmee hij zichzelf kandidaat stelde als Dichter des Vaderlands: ‘hoe kwamen wij zo snel van nietig tot lomp / van weerschijn tot alomaanwezige schreeuwhomp? / hoe kon uit zuinige rupsen dit hummervolk opstaan?’
| |
■ Soundmixshow
Zou je als Dichter des Vaderlands een gedicht kunnen schrijven over een zomerdag waarop heel Nederland aan het strand van Scheveningen ligt te bakken?
‘Ja hoor! Misschien ga ik dat ook wel een keer doen - als alle problemen opgelost zijn. Eerlijk gezegd kijk ik uit naar het eerste gedicht dat ik schrijf als
| |
| |
ik Dichter des Vaderlands af ben: dat wordt een schrikwekkend particulier gedicht over het mooie weer. Of over de liefde. Een bevrijding zal dat zijn.’
Je reist veel: van Tanzania naar Myanmar en zelfs naar Spitsbergen. Hoe leg je in het buitenland uit wat je functie is?
‘Net zoals ik dat hier doe: dat ik gekozen ben door een x-aantal mensen, door “het volk”, om gedichten te schrijven over nationale aangelegenheden. Want inderdaad: het is feitelijk een gek begrip. Ook in Nederland vragen mensen vaak: “Ben je dan in dienst van de koningin? Krijg je daar geld voor van de staat?” Nou, nee, allemaal niet. Mijn titel is ook ironisch bedoeld. In sommige landen ligt het woord vaderland niet zo goed. Ik heb vorig jaar drie maanden in Berlijn gewoond. Dichter des Váterlandes - dat is in Duitsland onmogelijk! Dat woord is besmet: Blut und Boden. Dat snap ik ook wel.’
‘Het feit dat Nederland het concept van een “Dichter des Vaderlands” in het leven heeft geroepen - in dezelfde periode dat er een canon van de geschiedenis kwam, en van de literatuur, en dat we de allerbeste Nederlander aller tijden verkozen - dat zegt ook iets over ons. Kennelijk zijn veel Nederlanders op zoek naar wat het begrip “Nederlander” betekent, naar wat ons Nederlanders maakt. In mijn poëzie laat ik zien dat die identiteit niet zo loepzuiver is als veel mensen denken. Mijn vader is Palestijn, maar ook ik mag over “wij” praten; ook ik ben opgegroeid met de Soundmixshow en de grote dichter J.H. Leopold.’
| |
■ Xenofoob discours
In je gedicht ‘mi have een droom’ laat je een rasechte Rotterdammer aan het woord in een taal die een soort mengelmoesje is van straattaal, poëzie en het Rotterdams van Gerard Cox.
‘Verbastering en onzuiverheid staan aan de basis van elke cultuur. Gaandeweg, door globalisering, door oorlog en door immigratie, gaan we ons afvragen wat onze identiteit ook alweer was. En het antwoord is dan vaak bedrieglijk eenvoudig: vroeger zouden wij een heel zuivere, eenvoudige identiteit hebben gehad. Nederlandse genen. Van vreemde smetten vrij. Henk en Ingrid, in de woorden van Geert Wilders. Maar die genen zijn juist gevormd door het steeds toelaten van het vreemde. Vaderlanders zijn per definitie onzuiver. Daarom koos ik dat personage voor “mi have een droom”: een Rotterdammer die vol heimwee verlangt naar de tijd dat je nog echte Rotterdammers had die echt Rotterdams spraken. En die een xenofoob discours afsteekt in een totaal verbasterde taal. Deze man beseft niet dat zijn eigen taal - en daarmee hijzelf - volledig onzuiver is.’
De Rotterdammer gebruikt woorden als trobbi, smatjes en roffadam. Waar vond je het vocabulaire voor dit gedicht?
‘Ik ben totaal níét ingevoerd in straattaal. Ik wist niet eens wat pata's waren [“schoenen” - AvV]. Ik heb veel geluisterd naar rapgroepen, zoals De Jeugd van Tegenwoordig. Wat zij doen met taal is grensverleggend, ze trekken zich van regels weinig aan. En wie ernaar luistert, neemt hun woordjes over. En kijk daar: plots waren woorden als watskeburt ingeburgerd.’
‘Ik heb ook een gedicht geschreven over de Tachtigers, die ik enorm bewonder. Wat zij met taal deden - zij het op een andere manier - is voor mij van eenzelfde orde als die straattaal. Gorter vernieuwde met zijn sensitivisme de taal door nieuwe woorden toe te kennen aan klanken en kleuren.’
‘Voor dit gedicht heb ik veel gehad aan sites met straattaal; sites waar ik niks van begreep. Maar ik wilde meer doen dan alleen straattaal kopiëren: ik wilde er poëzie van maken. De taal moest nog verder evolueren. “Mi have een droom” lijkt een ratjetoe, maar voor dit gedicht heb ik een soort eigen grammatica ontworpen. Het woordje mi gebruik ik als “ik”, maar ook als “mij” en soms als “mijn”. En ik vond het leuk om ook Duitse woordjes te gebruiken. Het meest trots ben ik op een nieuwe vinding: een gebiedende wijs in de verleden tijd. De Rotterdammer vertelt zijn hele verhaal in de verleden tijd. En zegt dus ook: “keek me lopen”. Ik zou echt apetrots zijn als dat over twintig jaar bestaat: de imperatief van de verleden tijd.’
| |
De veelzijdigheid van Ramsey Nasr
Ramsey Nasr is een veelzijdig talent. Naast zijn dichterschap is hij onder meer actief als toneelschrijver, essayist, vertaler en acteur. Nasr, die zijn exotische naam dankt aan zijn Palestijnse vader, is in 1974 geboren in Rotterdam. Nadat hij in 1995 de toneelschool in Antwerpen heeft afgerond, ontvangt hij als jonge acteur en toneelschrijver onder meer de Taalunie Toneelschrijfprijs en een nominatie voor de prestigieuze Louis d'Or. In 2000 verschijnt zijn eerste dichtbundel (27 Gedichten & Geen lied). Vijf jaar later wordt Nasr, als opvolger van Tom Lanoye, benoemd tot stadsdichter van Antwerpen. Begin vorig jaar, precies op zijn 35ste verjaardag, wordt hij door het publiek verkozen tot Dichter des Vaderlands. Hij treedt hiermee in de voetsporen van Gerrit Komrij, en wijlen Driek van Wissen en Simon Vinkenoog, van wie de laatste de functie op interimbasis vervulde. Zijn termijn als Dichter des Vaderlands loopt in principe tot januari 2013.
| |
■ Wow, heftig
Hoe reageren jongeren op dit gedicht?
‘Ik had verwacht dat de jeugd - whatever that may be - heel puristisch zou zijn. Zo van: “Hé man, zo praten wij toch niet, gast!” Maar ik las het gedicht een keer voor op een scholengemeenschap in de Bijlmer voor leerlingen uit Suriname, Afghanistan en de Kaapverdische Eilanden. Ze gíérden van het lachen, want ik gebruik hun woorden
| |
| |
heel anders. Na afloop kwam er een jongen naar me toe. “Hééé... Dat woord skerieus hè... dat ik er niet op gekomen ben!” Want sker is in straattaal zoiets als “te gek, wow, heftig”. Daar had ik skerieus van gemaakt.’
‘Ook grappig trouwens: laatst kwam er op het Spui in Amsterdam een Surinaamse vrouw op mij af. “Bent u van dat gedicht? Ik móét u spreken.” Ze organiseerde een congres over het Sranantongo en wilde mij uitnodigen als kenner. Ik moest haar teleurstellen, want ik ben helemaal geen expert.’
Moeten we het woordenboek erbij pakken om dit gedicht te snappen? ‘Daar heb je niet veel aan, want de helft van de woorden zul je niet terugvinden. Maar als ik schrijf: “tantoe bigfoot long ago, toen was geluk gewoon da shit” - dat is verzonnen taal, maar dat tantoe kennen veel mensen inmiddels wel. En bigfoot? Ja, dat bestaat niet, maar dat zal dan wel iets als “héél erg” betekenen.’
‘Dat is poëzie: het scheppen van een schijnbare vrijheid van taal, die wel degelijk gecontroleerd is. Ik zie het als muziek met gemaskeerde betekenis. Soms lees ik een gedicht van Hugues C. Pernath, of van Lucebert, en heb ik ook geen flauw idee wat ze zeggen. Toch krijg ik tranen in de ogen. Heeft de taal me dan voor de gek gehouden? Nee, poëzie heeft vaak een schijn van begrijpelijkheid. Een dichter gebruikt woordjes, bouwstenen die we denken te herkennen, omdat we ze dagelijks gebruiken. Maar die bouwstenen zijn in de poëzie onder spanning gezet. De directe, verwijzende functie is weg. Taal is geen vehikel meer dat ons zo efficiënt mogelijk van A naar B brengt. Dan raken mensen soms in de war: intellectueel gedoe, lastig. Maar zoals je muziek niet verstandelijk hoeft te vatten, is dat ook niet nodig met poëzie. “Prik di chickies met 2 woorden” - nou ja, ik denk dat men het wel begrijpt.’
‘Je hoort me niet snel zeggen dat de taal verarmt, en toch ben ik soms geneigd te denken dat het gebeurt.’
| |
■ Ik heb zoiets van
De Rotterdammer verlangt terug naar de goeie ouwe tijd, ‘tantoe vroeger’, toen geluk nog gewoon ‘da shit’ was. Voel je weleens met hem mee? En geldt het ook voor taal: als de taal verandert zoals in dit gedicht gebeurd is, kunnen we elkaar dan nog wel verstaan? ‘Iedereen heeft de neiging te denken: vroeger was alles beter. Ik zelf ook. Ik bén ook zelf die Rotterdammer. Maar wacht even: was er vroeger wel een standaardtaal? Neem Vondel: hij wordt gezien als een aartsvader van het Nederlands. Terecht. Maar er is geen groter taalvernieuwer in die periode dan hij. Vondel ging de straat op om te horen hoe de mensen eigenlijk spraken en hij schiep met de woorden die hij daar opving een nieuwe literaire taal. Die werd standaard en is nu alweer ouderwets. Of luister naar Lodewijk van Deyssel, in een van de schaarse audiofragmenten die we van hem overhebben: zo praat men niet meer, noch in woordgebruik noch in stem, in klank, in heffing, de manier waarop de accenten worden gelegd. En andersom geldt: een uitdrukking als “Ik heb zoiets van...” bestond veertig jaar geleden niet.’
Je bent niet bang dat het een janboel wordt als iedereen zijn eigen taaltje mag spreken?
‘Misschien zit ik er helemaal naast, maar ik denk dat die diversiteit een mythe is. Het is eerder andersom. In Vlaanderen zie je dat zeer duidelijk: het Antwerps dreigt juist alle andere dialecten te overvleugelen. De diversiteit wordt eerder kleiner. In de Kempen had elk dorp zijn eigen dialect. Dat is van oudsher zo gegroeid, omdat de gehuchten door moerassen gescheiden werden. Onder invloed van de televisie is het Antwerps gaan domineren.’
Illustratie: Hein de Kort
‘Ik houd van de Antwerpse zanger Wannes Van de Velde. Velen zien zijn muziek als authentiek Antwerps. Dat klopt op zichzelf, maar hij is wel innovatief te werk gegaan: hij begreep dat je een traditie enkel kunt voortzetten door nieuwe invloeden toe te laten. Anders is een traditie gedoemd te sterven. Je hoort bij hem oude taal uit het Antwerps liedboek, voorzien van Spaanse flamencomuziek, Italiaanse polyfonie en Franse zigeunerjazz. Dat deed hij niet om per se cross-overmuziek te maken, maar omdat het de realiteit is van de cafés in de haven van Antwerpen. Zijn volksmuziek is niet volks. Hij schopte juist tegen het volk aan. Hij wilde geen plat vertier.’ Zou je een volkslied kunnen schrijven? ‘Ik heb erover getwijfeld om het Wilhelmus te herschrijven, maar dat zit zo vast in een keurslijf van rijm en metrum; het is zo samengebald; dan ontkom je bijna niet aan stoplappen. Maar het zou leuk zijn voor de grap.’
| |
■ Dodenherdenking
Toen iemand de orde verstoorde tijdens de dodenherdenking op de Dam, stond je vlak naast de ‘damschreeuwer’ en werd je meegesleurd door de menigte. De volgende dag
| |
| |
schreef je daar een sonnet over.
‘Op de Dam was ik alleen bezig met blinde paniek en doodsangst. Thuis zag ik pas de olievlek op televisie. Toen dacht ik: dit gaat over Nederland. Ik heb op Bevrijdingsdag zitten ploeteren. Het enige wat ik wist: het wordt een sonnet. Soms is dat keurslijf fijn, want je mag niet buiten de oevers treden en moet helder denken. Al veroorloof ik mij ook vrijheden: ik vind het jammer als het laatste woord van elk vers rijmt en mag dat rijm graag naar binnen smokkelen, tot het binnenrijm wordt.’
‘Puristen zullen zeggen: dan is het geen sonnet meer. So be it. Het werd een gedicht over de vrijheid om dodenherdenkingen te verstoren. In Nederland zijn de grenzen van de vrijheid zó vaak opgezocht dat we vaak niet meer beseffen wat het woordje betekent. Dat noem ik een dictatuur van vrijheid: als alles mag, als alles kan, dan móét alles ook. Ik pleit ervoor om soms te zeggen: misschien is dit niet zo kies. Misschien moet ik dit gewoon eens níét doen.’
| |
■ Etiquette
Is excessieve vrijheid ook een probleem in de taal?
‘Misschien dat we vroeger wel iets meer moeite deden om ons zo correct mogelijk uit te drukken. Er was wellicht ook meer tijd voor. Ik denk soms dat het contrast tussen de manier waarop taal in poëzie en in het dagelijks leven wordt gebruikt steeds groter wordt. Taal wordt directer: oneliners, soundbites. Zo snel mogelijk van A naar B. Korte zinnen. Dat zie je ook in de columnistiek. En je hoort het op straat: “Da's gewoon kut.” Punt. Je zou ook kunnen zeggen: “Dit bevalt me op dit moment niet zo.”’
‘Gelukkig lopen Vlamingen een beetje achter in die ontwikkeling, en daarom heb ik daar ook zo veel jaren met zeer veel plezier gewoond. Ik houd erg van etiquette. Etiquette zie ik als een vorm van liegen: van jezelf inhouden. Je moet niet altijd alles kunnen zeggen. Je hoort me niet snel zeggen dat de taal verarmt, en toch ben ik soms geneigd te denken dat het gebeurt. Neem het woordje verbijsterd. Iedereen is tegenwoordig “verbijsterd”. Ik ben verbijsterd! Dat woord betekent helemaal niks meer. Dat is taalverarming, maar ik ben geen cultuurpessimist, want ik zie op andere plekken juist weer taalverrijking, zoals in de straattaal.’
Voor de gedichten zie ook: www.ramseynasr.nl. Onlangs verscheen bij De Bezige Bij Tussen lelie en waterstofbom, waarin de eerste drie dichtbundels van Ramsey Nasr zijn verzameld.
| |
mi have een droom (Rotterdam, 2059)
wullah, poetry poet, let mi takki you 1 ding: di trobbi hier is dit
ben van me eigen now zo 66 jari & skerieus ben geen racist, aber
alle josti op een stokki, uptodate, wats deze shit? ik zeg maar zo
mi was nog maar een breezer als mi moeder zo zei: ‘azizi
doe gewoon jij, doe je gekke shit genoeg, wees beleefd, maak geen tsjoeri
toon props voor je brada, zeg “wazzup meneer”, “fawaka” - en duh
beetje kijken op di smatjes met ze toetoes is no trobbi
beetje masten, beetje klaren & kabonkadonk is toppi
aber geef di goeie voorbeeld, prik di chickies met 2 woorden’
zo deed mi moeder takki toen & boem tranga! kijk, hier staat ik
hand in hand, harde kaas, api trots op di belanda, niet dan?
now dan, want mi lobi roffadam & deze stitti is mi spanga
ja joh, tantoe bigfoot long ago, toen was geluk gewoon da shit
wij rampeneerden & met mate, heel di hoed was 1 famiri
weinig doekoe, aber boeiee: keek me gaan, keek me lopen
met me broekoe, keek me clippen met me ketting, wullah
mi was di grote otochtone condoekoe van vele boezoemies
op leip lauwe pattaas kwam ik vet binnensteppen van pompi doppe
loperdelopi door di stad, dat met ze gebouwen botertje bats
aan di bigtime poenami-master ze voets lag
moeilijk lekker roffadam, met ze amperbroeki an, heet & klaar
in spleetlauwe stegjes & zij zo: ‘kom kill, wandel dan, moeni worri
tab je lippi, play mi down op plattegrond, breek mi billen, gimmi bossi’
& bakoeboe jawohl, daar gingen wi dan, mi & di stitti, kierend
van mond tot mond - mi schudde di doesji, zi schudde mi hard
terug & lang & op & down tot binnen in ons (oh blueberry yam yam)
di zon lijk een smeltende bal naar omhoog kwam: knetter & glowy
opende zich di stitti ze eigen, rees op & kwam roze rondom mi te leggen
dát was roffadam: wi wandelden strak & di regen was gone
zo ging dat dan, in die goeie ouwe klok van glim & gouwe tiffies
aber now wullah, now dat ik old & bijna didi, now zit ik hier
game over te kniezen op me stoeroe, in een kapot veranderde stitti
word ik remi da rimpel, weke pampa achter glas & ik zweer je gast
deze land is niet meer wat ze was - sjoef dan habibi, sjoef door di ruiten
al die toelies, al di tuigkoppen uit di tegenwoordige tijd, oyooo
di playen biggi pompoe pompoe, aber komen niet van hiro & di zuigt maar
& di praat maar habbi dabbi & di doet maar takki takki poep & ik zeg you
di bokitoos hebben geen props of respect, di hebben da dockz in da fitti gezet
dus poetry poet, kijk me ogen, luister me oren, want hier is ki torri
hardcore & luid: mi have een droom, vol is vol, belanda boven
sluiten di shit & alles wordt wider basis controller, luchtdicht lijk da weerga
terug naar di wortel - vóór alle stitties zwaar paraloezoe & dikke ruïna
ja mi have een droom, dat me matties & ik ooit di zon wider clearly
omlagi zien komen, groter & groter, om dan benoekoe vaarlijk & slow
hier boven di straties, di cribs & di homies van roffadam nider te dalen
lijk een warme babeloeba in me gezicht - mi have een droom vandaag
lang bewaard & opgezwollen, dat heel di stitti wider lijk vroeger
over mi komt & mi wegpakt, in ze wreed tedere vel van di nacht
& vroeger nog, toen di dag nog niet dwars door mi heen kwam gewaaid
lijk gruis in me wijdopen hart - tantoe vroeger, daar have ik een droom
blakka-zwart & wit lijk snow, want daar bleef alles lijk het was
daar zijn da pieps nog keurig & strak - mi have een droom van brekend glas
ik droom achteruit, van een stittie die stilstaat & thuis op mi wacht
|
|