■ Klein wonder
Wat de Amerikaanse correspondent van de NRC niet kon weten, was dat er inmiddels al verschillende Nederlandse alternatieven voor broadcasting waren bedacht. In de kranten doken sinds het begin van de jaren twintig af en toe de woorden rondzenddienst, rondzenden en rondzending op.
Een ander alternatief was bedacht door Jan Corver (1878-1956). Corver, die werkte bij de Tachygrafische Inrichting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (een dienst die de discussies in de Kamer samenvatte), had een grote passie voor radiotelegrafie. Hij schreef hier boeken over en was een vooraanstaand lid van een Haagse groep radiopioniers. Op 1 juli 1922 schreef Corver in het door hemzelf uitgegeven Radio-nieuws. Het blad van de Nederlandse Vereniging voor Radio-telegrafie: ‘Wij hebben ons tot dusver beholpen met: rondzenddienst. (...) Zou “omroep” ons misschien kunnen dienen om het meer algemeene begrip aan te geven?’ Corver had zich hierbij laten inspireren door het bijna verdwenen beroep van ‘omroeper’, de man die in dorpen het nieuws bracht.
De radio werd indertijd als een klein wonder beschouwd. Dat je mensen kon horen praten en zingen die er niet waren en dat je naar concerten kon luisteren die op grote afstand werden gegeven - het was voor velen bijna niet te bevatten. Taalkundig zou dit medium veel invloed krijgen, want via de radio werden de talloze dialectsprekers die Nederland toen nog telde, voor het eerst geconfronteerd met wat indertijd werd beschouwd als Algemeen Beschaafd Nederlands.