Het kroegprobleem: de uitkomsten
Gaston Dorren
Bij mijn artikel over hoe lastig het is om in lawaaiige ruimtes gesprekken te verstaan (Onze Taal, mei), stond een experimentje. ‘Is het “kroegprobleem” te herleiden tot een zwak vermogen om regelmatig terugkerende tonen in een chaos van geluiden te herkennen?’, zo luidde de onderzoeksvraag. In een geluidsbestandje op internet zat zo'n regelmatig terugkerende toon. De vraag was: herkent u die? Een tweede bestandje diende als controle of de luisteraar wel het juiste geluid had herkend.
Er kwamen 157 bruikbare reacties binnen. Maar liefst 85% van de respondenten (134 personen) had er moeite mee om kroeggesprekken te volgen. Natuurlijk is dat niet representatief voor de hele bevolking. Lezers die het probleem zelf ervaren, zullen meer gemotiveerd zijn geweest om het artikel te lezen en de proef te doen. Ook de gemiddelde leeftijd (55 jaar) duidt daarop. De groep die gesprekken bij lawaai wél goed verstaat, was gemiddeld iets jonger: 49 jaar.
En wat is het antwoord op de onderzoeksvraag? Dat is helaas niet goed te zeggen. Van degenen die de repeterende toon herkenden, had slechts 50% te kampen met het kroegprobleem; veel minder dus dan de 85% van de hele groep. Die percentages zouden doen vermoeden dat de onderzoeksvraag met ‘ja’ te beantwoorden is. Maar deze deelgroep was zó klein (6 personen) dat zo'n stellig antwoord misplaatst zou zijn. De conclusie moet eerder zijn dat de opdracht kennelijk te moeilijk was. Aan de geluidsbestanden kan het nauwelijks gelegen hebben, want professionele wetenschappers hebben die met succes gebruikt voor een vergelijkbare test. In elk geval vond ik het troostrijk dat ik niet als enige faalde in het herkennen van de juiste toon.