Iktionaire
People props
Het is 26 januari 1982, Ronald Reagan houdt zijn eerste State of the Union.
Hij heeft de voornaamste beleidsterreinen afgewerkt, de begroting, de economie, veiligheid, buitenlands beleid, en dan is het tijd voor het Hart Onder De Riem, het Bemoedigende Slotakkoord, om de kijkers eraan te herinneren dat de problemen, pardon, uitdagingen, dan misschien groot en ingewikkeld zijn, maar dat Amerika warempel wel voor heter vuren gestaan heeft.
‘We hoeven niet in onze geschiedenisboeken te kijken om helden te zien,’ zegt Reagan, ‘ze zijn overal om ons heen.’ Hij herinnert aan de avond, een paar jaar daarvoor, toen heel Amerika aan de buis gekluisterd zat voor de terugkeer van de eerste Amerikaanse krijgsgevangenen uit Vietnam. En wie was de eerste militair die uit het vliegtuig stapte, naar de vlag salueerde en Amerika bedankte voor zijn veilige terugkeer? De camera heeft hem inmiddels gevonden, op een van de bankjes van het Huis van Afgevaardigden: admiraal Jeremiah Denton, inmiddels Republikeins senator voor Alabama. Een levende, hedendaagse Amerikaanse held.
Aangedaan kijkt de ex-militair voor zich uit, terwijl een ovationeel applaus op hem neerdaalt. Maar Reagan heeft er nog een, ongetwijfeld bewust voor het laatst bewaard. Want nog geen twee weken ervoor had de natie opnieuw zo'n held in actie kunnen zien, toen een vliegtuig neerstortte in de Potomac, een passagier in het ijzige water geen greep kreeg op haar reddingslijn en stellig was verdronken als een van de talloze werkeloos toeziende omstanders én reddingswerkers haar niet tegemoet was gesprongen. Daar zit hij, Lenny Skutnik, kantoorklerk, naast first lady Nancy Reagan, in de gastenloge. Dit keer volgt een staande ovatie, die veertig seconden aanhoudt, bijna het dubbele van het langste ‘politieke’ applaus dat Reagan die avond oogst.
Dat moment geldt als de introductie van de ‘people prop’ in de moderne politieke retorica - het opvoeren van concrete personen, als rolmodel, zoals in dit geval, of als voorbeeld van de mensen voor wie de politicus ‘het doet’. Dat laatste doet Reagan in die toespraak ook, aan het begin: de ‘auto workers in Detroit’, ‘lumberjacks in the Northwest’, ‘steelworkers in Steubenville’, ‘black teen-agers in Newark and Chicago’, die kunnen op hem rekenen. Het is een traditie geworden, dat open doekje tijdens de State of the Union.
Wouter Bos begon te citeren uit gesprekken die hij ‘in het koffiehuis’ gevoerd had met reëel bestaande burgers.
Het gebruik van voorbeelden heet in de retorica een ‘exemplum’, maar daarbij dient het voorbeeld vooral als argument; de people prop heeft vooral een emotionele bedoeling: kijk, zegt de spreker, ik bén geen schrijftafelbestuurder, ik kén de mensen, en voor hén doe ik dit.
Jan Marijnissen was een van de eerste politici in Nederland die de people prop hanteerden. ‘Als ik de heer Rutte zo hoor spreken, dan denk ik aan de WAO'er die nu thuis zit. Iemand die er bij een zeer onrechtvaardige herkeuring uitgesodemieterd is.’ Stel je diezelfde opmerking voor uit de mond van Ernst Hirsch Ballin en het is duidelijk: de people prop werkt alleen bij politici van wie aannemelijk is dat ze weleens een ‘normaal’ mens spreken.
Ook Pim Fortuyn noemde in zijn toespraken en artikelen vaak ‘echte’ mensen, maar omdat bekend was dat hij veelvuldig lezingen gaf in het land, met discussie toe, werkte het.
Mark Rutte kwam in 2008 met ‘De Hardwerkende Nederlander’, en vrijwel alle Nederlandse politici laten nu met enige regelmaat het woord hardwerkend vallen. Rond diezelfde tijd begon Wouter Bos te citeren uit gesprekken die hij ‘in het koffiehuis’ gevoerd had met reëel bestaande burgers, soms bij naam geciteerd. In 2008 kwam Wilders met ‘Henk en Ingrid’, die ‘betalen voor Mohammed en Fatima’. Even nam ‘Anja’ Ingrids plaats in, maar onlangs werden ‘Henk en Ingrid’ herenigd in het programma voor de Tweede Kamerverkiezingen. (Mohammed en Fatima bleven wel twee jaar lang samen.)
Als in Nederland een trend eenmaal doorzet, wordt het ook meteen een wedstrijd, en zo ook met de people prop. Bij de Algemene Beschouwingen van 2009 bracht CDA-voorman Pieter van Geel zijn kleindochter ter sprake, Mariëtte Hamer begon over haar ‘buurman Joost, die bij DAF Trucks werkt’, waarop Pechtold terugsloeg met ‘buurman Gerard’ en Agnes Kant ten slotte lacherig ‘buurvrouw Carry’ uit haar mouw toverde. Dom - je kunt zo'n trucje wel ridiculiseren, maar dan kun je het zelf ook niet meer gebruiken.
Jan Kuitenbrouwer