| |
| |
| |
Leerlingen van basisschool Jan Ligthart uit Zelhem tijdens de finale van het nationale Basisschool Debattoernooi in Den Haag.
Foto: Sebastiaan Evers / BasinBeeld.nl
| |
‘Ze leren beter naar elkaar te luisteren’
Nederlandse debatkampioenschappen voor basisschoolleerlingen
Jan Erik Grezel
Het debat is hot. Veertig teams van 34 basisscholen streden onlangs in Den Haag om de titel Debatkampioen van Nederland. Na drie voorrondes won de Montessorischool-Zuid uit Hilversum in de finale van OBS Jan Ligthart uit Zelhem. Winnaar of verliezer, alle kinderen zijn laaiend enthousiast over debatteren. ‘Ze ervaren dat taal veel meer is dan grammatica en spelling.’
‘En daarom, beste jury, zeggen wij: het is nodig om te weten wat je wel of niet moet eten!’ Applaus voor Emma Govaart (10), aanvoerster van het vijfkoppige debatteam van de Geert Grooteschool uit Amsterdam. Dat neemt met tientallen andere teams deel aan het nationale Basisschool Debattoernooi in Den Haag. Emma heeft zojuist haar sterke ‘opzetbeurt’ met een rijmende uitsmijter afgerond. In precies één minuut moest ze tegenover de jury de stelling verdedigen: ‘Lessen over eten en bewegen moeten verplicht worden in alle klassen van de basisschool.’
Nu zijn de tegenstanders aan de beurt om het publiek in het schoollokaal te overtuigen - vier juryleden, wat leerkrachten en klasgenoten, een paar ouders. Ook de aanvoerder van De Wilgetoren uit Hilversum krijgt één minuut. ‘Geachte jury, over deze stelling zijn wij het niet eens.’ Tweespalt in het team? Nee, hij gebruikt per abuis het woord over in plaats van met. De argumenten die volgen, zijn ook niet ijzersterk: ‘Kinderen bewegen al genoeg’ en ‘Ouders weten zelf wel wat goed of slecht is.’
Na beide opzetbeurten volgt het eigenlijke debat van de voorgeschreven vier minuten. Kinderen die wat willen inbrengen, springen op, de jury wijst aan. Vaste prik is de formule: ‘Ik wil even ingaan op wat mijn tegenstander zei.’ Ferm verwoorde inzichten vliegen
| |
| |
over tafel: ‘Als je niet beweegt, gaat het bloed niet goed stromen’, vindt een voorstander. ‘Dat is slecht voor je hersenen.’ Er klinkt een bel als bij een bokswedstrijd ten teken dat deze ronde voorbij is. Dan is er nog anderhalve minuut voor teamoverleg. Emma neemt het woord voor een vlammend slotakkoord: ‘Uit zichzelf bewegen kinderen niet genoeg - dat is bewezen. Daarom moet de school er iets aan doen.’ De jury (twee volwassenen, twee kinderen) komt na kort beraad met de uitslag. Dit debat is gewonnen door de Geert Grooteschool. De aanvoerder van de verliezers lispelt een krachtterm.
| |
■ Intensieve training
Sinds 2007 organiseert het Nederlands Debat Instituut het kampioenschap debatteren voor leerlingen uit de hoogste groepen van de basisschool. Dit jaar vindt het plaats aan het Aloysius College in een stille Haagse wijk. Binnen is het bal. De aftrap in de tot feestzaal verbouwde aula is voor een carnavaleske drumband onder leiding van ‘de-batmeester’, in zwembroek. Het debatlied klinkt uit 250 kinderkelen. De sfeer van Stuif es in is terug. Spreekstalmeester Donatello Piras van het debatinstituut maakt de eerste stelling en de indeling bekend. Teams en publiek haasten zich naar de lokalen voor de voorrondes.
De belangstelling voor zulke toernooien groeit. Vorig jaar deden zo'n dertig teams mee, nu zijn het er al veertig, waaronder een aantal van zwarte scholen - wat opmerkelijk is omdat zwarte scholen vaak negatief in het nieuws zijn vanwege de taalachterstand, terwijl het op dit toernooi juist aankomt op onder andere een goede taalvaardigheid. Iedere basisschool kan zich aanmelden. Leerlingen en leerkracht krijgen dan een intensieve training van een medewerker van het instituut. Ze leren nog niet de fijne kneepjes van de retorica, wel dat je spreekt tot een jury die jouw team beoordeelt op drie punten: presenteren, argumenteren en samenwerken. De professionals van het instituut oefenen met de kinderen, en daarna kan de school aan de slag met materiaal dat het instituut verstrekt.
‘De eerste keer dat die man van het debatinstituut langskwam, was het vrijdagmiddag. Iedereen lonkt dan naar het vrije weekend, dus ik dacht: dat wordt niks’, vertelt meester Jan Marijnissen (geen SP) van De Garve in het Gelderse Wichmond. ‘Maar de kinderen waren laaiend enthousiast. En ik ook! Vaak heeft degene met de grootste mond het voor het zeggen. Door te debatteren verandert dat.’
Zo'n debat is beslist geen partijtje vrij worstelen, eerder gestileerd tai chi. Anders dan een discussie verloopt een debat heel strak. Ieder krijgt zijn beurt, er wordt streng op de tijd gelet. Het is ook een spel: je kruipt in een rol. Voorof tegenstander? Dat bepaalt het lot. Marijnissen: ‘Debatteren past prima in het verplichte vak “burgerschapskunde”. Doordat leerlingen bij een debat een stelling krijgen toegewezen, leren ze heel goed zaken van twee kanten te bekijken.’
| |
■ Vlees eten
Zijn team van De Garve staat, na één overwinning, in de tweede ronde tegenover de L.W.J. van Hasseltschool uit Hilversum. De stelling luidt: ‘In Europa moet iedereen minimaal één dag in de week vegetarisch eten.’ Juryvoorzitter ir. Fred Bulk duldt geen aantekeningen bij de wedstrijd. Rachel van De Garve doet de ‘opzet’ uit het hoofd: ‘Beste jury. Stel je voor: jullie zijn een kip. Op een dag word je geslacht. En je hebt je hele familie al zien slachten. Nou, dit gebeurt elke dag in Europa. Daarom zijn wij voor de stelling. Zo spaar je veel dieren.’ De tegenargumenten van David uit Hilversum zijn ook niet mis: ‘Boeren raken hun baan kwijt. Daar worden ze niet vrolijk van.’ De strijd gaat gelijk op. De debaters (spreek uit ‘díébeters’) van De Garve benadrukken dat het gaat om maar één dag per week geen vlees. De Hilversummers overtroeven meer elkaar dan de tegenstander met argumenten: ‘Die kip die je niet mag eten, is al geslacht, dus die ligt te bederven’, ‘Sommige mensen eten vegetarisch omdat het modern is’, ‘De mens is intelligent geworden door het eten van vlees en de botten van dieren’ en ‘Als je vlees gaat verbieden, gaan mensen illegaal vlees eten, dan gaat het net als met drugs en komt iedereen in de gevangenis.’
De jury heeft er een zware dobber aan. Bij de uitslag blijkt dat de verpakking de doorslag geeft. Bulk vat samen: ‘Als jury kijken we naar de presentatie, de argumenten en de samenwerking. De Hilversummers gaven korte, krachtige argumenten. Ook al deugden sommige niet, de voorstanders hebben ze niet weersproken. Dus dan tellen ze wel. Uiteindelijk vonden we dat het team van de Van Hasseltschool wat sterker presenteerde.’
| |
Het nut van leren debatteren
Zijn de kinderen-debaters kleine Halsemaatjes of Wildersen-in-de-dop? Zijn ze van nature goede sprekers of hebben ze dat geleerd? Donatello Piras, hoofdtrainer van het Nederlands Debat Instituut: ‘Het gaat niet louter om welsprekendheid. Natuurlijk helpt het als je al goed je woordje kunt doen. Maar er valt ontzettend veel te leren. Wij pleiten ervoor al heel vroeg met debatteren te beginnen op de basisschool en het door te laten lopen in het vervolgonderwijs, zeker ook in het vmbo. Je ziet wat de debatcultuur in de Angelsaksische landen oplevert. Ook hiervoor geldt: jong geleerd, oud gedaan.’
Op de basisschool zijn de stellingen nog heel eenvoudig. Piras: ‘En daar gaat het om basisvaardigheden: presenteren, argumenteren, teamwork. Bij het vwo is er meer aandacht voor stijlfiguren, de uitbreiding van argumenten en de onderliggende vragen in een debat.’ In het voortgezet onderwijs wordt het debatteren echt serieus. De eerste scouts van politieke partijen zijn al gesignaleerd op debattoernooien voor middelbare scholieren.
Het instituut propageert het leren debatteren in een veel wijder perspectief dan parlement en partij. Het is het voertuig voor allerlei vaardigheden: presenteren, goed luisteren, samenwerken, maar ook in de huid van een ander kruipen. En, zoals een vader van een van de kinderen op het toernooi zegt: ‘Kinderen leren dat je met taal veel méér kunt doen dan oefenen in grammatica en spelling.’
| |
■ Lefgozertje
Zo autochtoon als de verliezende Achterhoekers zijn, zo allochtoon is het team van Het Mozaïek uit Arnhem: Nezara komt uit Afghanistan, Yasmina, Bilal en Mirjam hebben een Berberachtergrond, Ezgi is Turks. ‘Wij zitten in een Vogelaarwijk. Onze leerlingen zijn voor negentig procent van buitenlandse afkomst’, vertelt hun leerkracht Conny Ettema. ‘We werken heel leergericht. Voor elke les formuleren we een duidelijk doel: dít moet je kennen, dát moet je kunnen. We zien graag dat de kinderen “de wijk uit groeien”. Debatteren helpt daarbij.’
Elke donderdagmiddag staat in groep 8 bij Ettema ‘debatteren’ op het lesprogramma. ‘Haar’ kinderen kunnen
| |
| |
zich goed presenteren, vindt zij. Ze richten zich - zoals bij een debat hoort - netjes tot de jury. ‘Wat ze moeilijk vinden, is concrete voorbeelden geven. Ze leren debatteren volgens het AUB-model: argument, uitleg, (bij)voorbeeld. Neem de stelling “Amber-alert is een goed instrument om vermiste kinderen sneller op te sporen.” De voorstanders kunnen dat prima uitleggen, de tegenstanders geven een goed tegenargument: het vergroot de angst onder de mensen. Maar ík moet de kinderen erop wijzen dat ze een voorbeeld moeten geven.’
Wat vinden ze zelf lastig bij debatteren? ‘Spreken is voor ons moeilijker dan voor Nederlandse kinderen. Die zijn sneller met woorden, ik moet soms naar de woorden zoeken’, zegt Bilal, een guitig lefgozertje dat tijdens het debat smekend naar de jury kijkt om het woord te krijgen. Zou het voor hen makkelijker zijn om in hun ‘thuistaal’ te debatteren? ‘Nee, in het Nederlands gaat het beter’, zegt Mirjam. ‘Dat is de taal die we op school en met vriendinnetjes gebruiken.’ En hebben ze veel van de lessen geleerd? Nezara, die met verve de opzetbeurt voor haar rekening neemt: ‘Ik heb vooral leren presenteren. Ik slis - maar door het debatteren heb ik geleerd dat ik de woorden goed moet uitspreken. Verder weet ik dat ik niet te veel moet bewegen. En niet boos worden, wél m'n mening geven. Ook belangrijk: “Goedemiddag” zeggen tegen de jury!’
Heeft Ettema ervaren dat de kinderen door het wekelijks debatteren ook vooruitgaan? ‘Ze leren vooral veel beter naar elkaar te luisteren. Dat is nodig om goed op elkaar te kunnen reageren. Bovendien stelt debatteren eisen aan de taalvaardigheid. Ze zien nu in waarom het zo belangrijk is om hun woordenschat uit te breiden: ze hebben die woorden nodig om hun zegje in het debat te doen.’
| |
■ Tekst kwijt
Een ander effect is volgens Ettema het doorbréken van het zwart-witdenken: ‘Wilders is natuurlijk niet populair op onze school. We hadden laatst de stelling: “Wilders moet alles kunnen zeggen wat hij denkt.” Door het debat daarover hebben ze geleerd dat beperking van de vrijheid van meningsuiting zó veel nadelen heeft dat je toch vóór die stelling kiest. Ze leren “inclusief denken”: je verplaatsen in een ander. Daardoor gaan ze genuanceerder denken.’
Voor de allochtone kinderen is niet alleen de taalachterstand een nadeel. Ettema: ‘Thuis zijn ze - anders dan veel Nederlandse kinderen - niet gewend om te onderhandelen en te discussiëren.’ Toch komen ze in de voorronde tegen het team van de katholieke Ludgerschool uit Utrecht goed uit de verf. In dit debat zijn de Mozaïekers tegenstander van de stelling ‘Basisschoolleerlingen mogen maximaal één uur per dag msn'en of computerspelletjes spelen.’ Het vermeende gevaar van verslaving, de kosten van het alternatief (telefoon), de eigen verantwoordelijkheid, mogelijkheden om schoolwerk uit te wisselen - het komt in het debat allemaal aan bod. Voorstander Rick gaat staan om te reageren op Yasmina: ‘Wat de tegenstander net zei...’ Dan is het doodstil, hij is zijn tekst kwijt. ‘Damn it’, zegt hij alsof hij net in eigen doel gescoord heeft. Vuurrood gaat hij zitten. Ezgi krijgt de beurt: ‘Kletsen kan niet in één uur.’ Nu kan Rick zich revancheren: ‘Ik wil ingaan op wat zij zei: één uur niet genoeg? Dat is meer dan genoeg om te kletsen.’
Illustratie: Hein de Kort
| |
■ Natuurtalent
Het Mozaïek heeft de pech dat het Utrechtse team een natuurtalent in zijn midden heeft in de persoon van Timman van Oeveren. Hij spreekt helder, met het nodige aplomb en geeft steekhoudende argumenten. Z'n moeder zit in het publiek. ‘Hij laat zich niet van zijn stuk brengen. Die jongen weet nu al dat hij de politiek in wil, een eigen partij oprichten. Verbaal is hij mij meester. Hij kan met argumenten toveren.’ Thuis geleerd? Mevrouw Van Oeveren: ‘Hij heeft het van zijn vader.’ Wat vond Timman van de wedstrijd? ‘Ik kon sommige tegenstanders niet goed verstaan. Ik denk wel dat we gewonnen hebben.’ Dat klopt, blijkt later, maar het was een nipte overwinning.
Zijn team bereikt de finale niet. Die zal 's middags plaatsvinden in de grote aula, gevuld met kinderen, ouders, leerkrachten, pers én bekenden van de buis en uit de politiek, onder wie SchoolTV-presentator Mr. Right en Tofik Dibi, Tweede Kamerlid voor GroenLinks. Donatello Piras, de perfecte presentator voor zo'n dag, heeft de kinderen tot nu toe redelijk rustig kunnen houden. In afwachting van de uitslag van de voorrondes zwelt het kindergekrijs aan tot dicht bij de pijngrens. De programmaboekjes scheren als papieren vliegtuigjes door de lucht.
Tien scholen hebben alle debatten gewonnen. De meeste punten zijn behaald door de debaters van de Jan Ligthartschool uit Zelhem (de gemeente Bronckhorst is sterk vertegenwoordigd dankzij actief gemeentebeleid) en de Montessorischool-Zuid uit Hilversum. Zij debatteren in de finale voor een volle zaal. Of het aan de vermoeiende voorrondes ligt, de druk van zo'n groot publiek of de stelling (‘Het Jeugdjournaal moet voor minimaal de helft uit Europese onderwerpen bestaan’), het echte vuurwerk ontbreekt. De neutrale toeschouwer ziet nauwelijks kwaliteitsverschil met de andere teams. De vreugde bij de Hilversumse winnaars is er niet minder om. Zij gaan met de grote wisselbeker naar huis. Volgend jaar mogen ze die verdedigen.
Aanmelden voor het Basisschool Debattoernooi 2011 kan al; zie de website www.debatinstituut.nl/basisschool.
|
|