‘Klinkt misschien gek, maar...’
Arjen van Veelen
Je hoort 'm steeds vaker, de constructie ‘Klinkt misschien gek, maar...’ Is het een hulpmiddel tegen onzekerheid? Of iets anders?
Willem van Hanegem: ‘Dat klinkt misschien gek, maar ik vond dat leuk, trainen met de beste spelers van het land.’
Foto: Victor van Werkhooven / Wikimedia
‘D at klinkt misschien gek,’ zegt voetbaltrainer Willem van Hanegem in het AD van ii maart 2010, ‘maar ik vond dat leuk, trainen met de beste spelers van het land.’
‘Het klinkt misschien gek,’ zegt schrijfster Susan Smit in een interview met Psychologie Magazine van januari 2010, ‘maar ik ben veel met de maan gaan praten.’
‘Het klinkt misschien gek,’ meldt het Vlaamse bakkersvakblad Passie in september 2009, ‘maar in België bestaat er geen duidelijke wettelijke bepaling die de frequentie vastlegt waarop bloemsilo's gereinigd moeten worden.’
En dat klinkt allemaal heel gek. Want het leuk vinden om met de beste spelers van het land te werken, dat is voor een voetbaltrainer juist helemaal niet gek. En praten met de maan is dat voor een schrijfster weer wél. Maar dat er in België geen heldere afspraken bestaan voor het schoonmaken van bloemsilo's, dat is niet gek, en het klinkt ook niet gek - dat is gewoon een droge constatering. Er is iets geks aan de hand met de uitdrukking ‘Klinkt misschien gek.’ Maar wat?
Als we praten, zijn we vaak bang dat er iets misgaat met de communicatie. Bang dat we te bot overkomen, of juist te saai. Bang dat de ander ons niet gelooft, of niet eens luistert. Als we praten zijn we, kortom, onzeker. Dus doen we raar met taal. Als we bijvoorbeeld bang zijn dat de ander zal wegzappen, beloven we een heel spectaculair verhaal (terwijl ons verhaal in feite heel doorsnee is): ‘Echt héél bizar,’ zeggen we dan, ‘dit gelóóf je dus écht niet, maar hij kwam niet eens ópdagen op onze date.’ En als we bang zijn dat iemand ons niet gelooft, zeggen we in één zin vijf keer dat we menen wat we zeggen: ‘Liefje, en dit meen ik echt héél oprecht, maar ik gun het je helemaal, echt sérieus.’ (Gek, al was het maar omdat je niet iets onoprecht zou kunnen menen.) En wanneer we bang zijn dat we bot overkomen, als we iets bots zeggen, zeggen we: ‘Met alle respect, maar...’ - en dan volgt doorgaans een belediging. Terwijl het weer gek klinkt als we bijvoorbeeld zouden zeggen: ‘Met alle respect, maar ik vind Nelson Mandela een held.’ Taal is gek.
De constructie ‘Klinkt..., maar...’ lijkt dus een hulpmiddel tegen onzekerheid. Als we vrezen dat we saai, dom of bot overkomen, zeggen we dat alvast zelf: ‘Klinkt misschien heel cliché, maar ik hou van patat.’ Of: ‘Klinkt suf, maar ik had de deur niet op slot gedaan.’ Dat klínkt niet alleen cliché en suf, dat ís het ook. Het woordje maar suggereert hier een tegenstelling, maar die is er niet. Een zelfverzekerd persoon zegt simpelweg: ‘Ik hou van patat’, ‘Ik had de deur niet op slot gedaan.’
Werkt het ook zo met de uitdrukking ‘Klinkt misschien gek, maar...’? Dus dat het niet alleen gek klinkt, maar eigenlijk ook gek is?
Soms wel. Als Susan Smit met de maan praat, klinkt dat niet alleen gek, maar is dat ook zo. Smit dekt zich als het ware in tegen haar eigen bekentenis. Net als bijvoorbeeld deze man op Drugsforum.nl: ‘Het klinkt misschien heel gek, maar als ik een lijntje sos [cocaïne - AvV] neem, ben ik veel alerter.’ De constructie wordt kennelijk gebruikt voor ontboezemingen waar we ons een beetje voor schamen. Je zegt dus eigenlijk: ‘Ik besef best dat het raar overkomt, maar je moet niet denken dat ik gek ben.’ Ook voor meer