Nederlandse ‘kolonieën’
Wim Dragstra - Heerlen
Voormalig minister Ronald Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was in 2009 in Brunssum om een aantal mijnwerkerswijken aan te wijzen als beschermd stads- en dorpsgezicht. Deze wijken ontstonden begin vorige eeuw, toen de steenkolenmijnen in Limburg geopend werden. Aan duizenden toestromende mijnwerkers en hun gezinnen moest toen onderdak geboden worden. De laatste jaren zijn deze Brunssumse arbeiderswijken mooi opgeknapt.
De minister had het in zijn toespraak consequent over ‘kolonieën’, dus met de klemtoon op -nie. Een foutje? Nee, hij geeft daarmee aan dat hij respect heeft voor het culturele erfgoed van de mijnwerkers. Al van oudsher wordt het woord kolonie in de Oostelijke Mijnstreek uitgesproken met een klemtoon op de laatste lettergreep. Leonie Cornips maakt daar in haar boekje Heerlens Nederlands uit 2003 ook al gewag van: ‘Deze mijnwerkersbuurten noemden ze in het HAN (Heerlens Algemeen Nederlands) de koloniés met de klemtoon op de laatste lettergreep.’ Cornips gebruikt dus het meervoud kolonies, maar het meervoud kolonieën komt in de praktijk vaker voor.
Dankzij de bijzondere klemtoon kun je direct het verschil horen met dat andere woord kolonie, dat de klemtoon op de tweede o heeft, en ‘overzees gebied’ betekent of ‘samenlevingsvorm van dieren’. Pinguïns bijvoorbeeld leven in ‘koloniën’.
Nu zelfs de minister van OCW dit woord koloníé en kolonieën in de mond genomen heeft, denk ik dat het tijd wordt het woord op te nemen in de officiële woordenlijst van de Nederlandse taal. En dan weten we voor eens en altijd dat de tijd van koloniën weliswaar voorbij is, maar dat er nog altijd ‘kolonieën’ zijn - mooi opgeknapt en beschermd in het zuiden van ons land.