‘Dat kan grager!’
De taal van Kabouter Wesley
Guus Middag
Vooral sinds De wereld draait door er in november aandacht aan schonk, is de Vlaamse strip en tekenfilm Kabouter Wesley ook in Nederland enorm populair. Wat maakt de opvliegende en onredelijke kabouter zo aanstekelijk? Volgens fan Guus Middag zit het 'm voor een groot deel in zijn taal.
Dit is een plaatje waar ik graag naar kijk. Een dolfijn wil vertellen dat er verderop in zee iets ergs is gebeurd met een schip met weeskinderen. Wat is er gebeurd? Het schip is gekapsijst, gekabzijs, nee gekapzeisd - afijn, kijkt u zelf maar even:
Of ik kijk naar dit plaatje. Hier zien wij twee ambtenaren van de opruimingsdienst. Ze zijn op zoek naar varkens met varkenspest, maar verdoen hun tijd met taalkundige haarkloverijen. Een van de twee ambtenaren beweert dat hij het verschil kan horen tussen een d en een t aan het eind van een woord:
Beide plaatjes zijn afkomstig uit de strip Kabouter Wesley, die tot halverwege 2009 wekelijks te vinden was in het Vlaamse blad Humo. Ze zijn getekend door Jonas Geirnaert (1982). Hij kan mooi tekenen, maar voor deze serie doet hij bewust weinig moeite. Plaatjes en belettering moeten er zo kinderlijk mogelijk uitzien. Wie is kabouter Wesley, de hoofdfiguur van de strip? Dit is hem:
Kabouter Wesley draagt een puntmuts en een witte kabouterbaard. Hij woont in een klassiek kabouterhuisje: een rode paddestoel met witte stippen. Hij kan praten met planten en dieren, maar verder is er niets sprookjesachtigs aan zijn wereld. Er komen auto's, vliegtuigen, telefoons, computers, televisies en robots in voor.
Ik ben een liefhebber van Kabouter Wesley. In een van de afleveringen krijgt hij bezoek van twee heren van de gelijkekansencommissie. Zij hebben te horen gekregen dat er ‘geen wijven meedoen in uw avonturen’. Dat kan kabouter Wesley niet ontkennen. ‘Ik vind wijven stom.’ De mannen van de commissie zijn het daar wel mee eens, maar zij moeten zich nu eenmaal aan de regels houden. Er moeten dus wijven in, maar hoe kom je daaraan? Kabouter Wesley plaatst een advertentie, een ‘zoekertje’: ‘Wijven gezocht.’
Even later meldt zich een vrouw bij de paddestoel van kabouter Wesley. ‘Goeiedag. Ik kom voor de vacature van wijf.’ Hij laat haar binnen, maar wat moet hij met haar? Ze moet maar gaan ‘kuisen’. Op een volgend plaatje zien we haar met een stofzuiger in de weer. Het bevalt haar niets. ‘Ik kuis niet graag.’ Maar daar is kabouter Wesley niet van gediend: ‘Dat kan grager!’, beveelt hij. En als dat niet helpt: ‘Allez, grager zeg ik!’