Werkwoorden met ver-
Hieronder een tweeledige opgave uit de Taalkunde Olympiade van 2004, ontworpen door prof. Arie Verhagen. Zowel de opgave als de uitwerking is enigszins verkort.
Opgave
Vraag 1
Het Nederlands kent veel werkwoorden die met ver- beginnen. Hieronder tref je een klein aantal daarvan aan: verafgoden, verbouwen (bijvoorbeeld een huis), verbuigen, verdobbelen, verdoen, vergokken, verkalken, verkleden, verkletsen, verkolen, verleggen, verlummelen, vernaaien, verplanten, verslaven, verslepen, versnoepen, verspelen, verstenen, vertimmeren en verwoorden. Deze werkwoorden zitten niet allemaal op dezelfde manier in elkaar. Deel ze in een aantal groepen in, en beredeneer je indeling.
Vraag 2
De volgende vijf werkwoorden lijken op de bovenstaande, ze beginnen ook allemaal met ver-: verbasteren, verkwisten, verkwanselen, verminken en verspillen. Waarin verschillen deze werkwoorden van die in de eerste opgave? Bij welke van de groepen die je bij vraag 1 onderscheiden hebt, kun je de verschillende woorden toch indelen, en waarom?
Antwoord
Vraag 1
Je kunt twee aanknopingspunten gebruiken bij de indeling: wat is de woordsoort van het gedeelte achter ver- (werkwoord of zelfstandig naamwoord), en hoe is de betekenis van het resultaat daaraan gerelateerd? Op die manier kun je drie groepen maken (binnen sommige groepen zijn fijnere indelingen mogelijk).
1. | Het woord is afgeleid van ver- en een zelfstandig naamwoord ×, met als betekenis ‘tot × worden of maken’:
a. | ‘tot × worden’: verkalken, verkolen en verstenen; |
b. | ‘tot × maken’: verwoorden, verslaven en verafgoden. |
|
2. | Het woord is afgeleid van ver- en een werkwoord ×, met als betekenis: ‘in een of ander opzicht veranderen door te ×'en’: verbouwen, verbuigen, verkleden, verleggen, vernaaien, verplanten, verslepen en vertimmeren. |
3. | Het woord is afgeleid van ver- en een werkwoord ×, met als betekenis ‘iets waardevols (tijd of geld) nutteloos besteden door te ×'en’: verdobbelen, verdoen, vergokken, verkletsen, verlummelen, versnoepen en verspelen. |
Vraag 2
De meest opvallende eigenschap bij verbasteren, verkwisten, verkwanselen, verminken, verspillen is dat er geen woorden baster(en), kwist(en), kwansel(en), mink(en) of spil(len) bestaan. Het zijn dus eigenlijk ‘ongelede’ (niet op te splitsen) woorden. Toch sluit de betekenis van verkwisten, verkwanselen en verspillen aan bij groep 3 (‘iets waardevols nutteloos besteden’), en verminken hoort bij groep 2 (‘veranderen’). Verbasteren zou je ook tot groep 2 kunnen rekenen, maar het hoort historisch bij groep 1 (van het zelfstandig naamwoord bastaard). Beide oplossingen werden op de Olympiade goed gerekend.