■ Reggae en de bijbel
Het afgelopen jaar heb ik gewerkt op een niet-alledaagse plek: in een gevangenis, ver buiten Paramaribo. Daar mocht ik voor het ministerie van Justitie een project doen getiteld ‘Resocialisatie door middel van de kunsten’. Ik werkte er met veroordeelde jongeren van dertien tot achttien jaar.
Die jongeren kwamen veelal uit de onderste laag van de samenleving, en ze konden nauwelijks lezen en schrijven op het niveau dat hun leeftijd vereist, maar wat bleek? Velen van hen waren taalvirtuoos. Vaak spraken ze drie tot vier talen (al dan niet door elkaar), en ze koppelden taal nogal eens aan beweging. Maar er was nóg iets: verbeelding. Doordat ze prikkels van buiten ontbeerden, kwam alles vanuit de eigen fantasie. Die drie-eenheid van taal, beweging en verbeelding was het enige waarmee ze zich persoonlijk konden onderscheiden.
Hun inspiratiebronnen waren reggae en de Bijbel (het enige boek dat ze zonder toestemming van de autoriteiten mochten lezen). Een paar uitdrukkingen - die dus ontstaan zijn vanuit de Bijbel, gelezen door een rastabril - heb ik genoteerd in de tijd die ik met hen doorbracht:
- | Er is war in het leven. (‘Het is een gevecht om te overleven in een harde wereld’, naar het Engelse war, ‘oorlog’.) |
- | Ik ben een rapster. (‘Ik ben anders, en druk me uit via raprijm.’) |
- | Ik ben een kantjesman. (‘Ik ben een man die aan de kant van het goede staat.’) |
- | Jij bent een vampaja. (‘Je bent een slecht mens’; van het Engelse vampire, ‘vampier’.) |
- | Ik ben loktop. (‘Ik ben opgesloten’; van het Engelse locked up.) |
- | Jij bent wiekiet. (‘Jij bent boosaardig’; van het Engelse wicked.) |
- | Aipas me niet. (‘Geef me niet het boze oog’; van het Engelse eye, ‘oog’ en pass, ‘geven’.) |
- | Ik ben een lajan. (‘Ik ben een moedig mens’; van het Engelse lion, ‘leeuw’.) |
- | Bos bos aas. (‘Homo’; letterlijk: ‘kont (van het Engelse ass) kussend (van de Srananwoorden bos bos)’.) |
- | Een meid lof. (‘Een vluggertje’; van het Engelse make love, ‘de liefde bedrijven’.) |
- | Dja dja. (‘God’, van het Jamaicaanse Jah, Jehovah; dja dja is ook het Srananwoord voor ‘heel sterk’.) |
Ik vond hun taalgebruik zó opvallend - veel meer dan dat van de stadsjongelui - dat ik samen met de jongeren een boekje en een cd heb gemaakt, die echter op last van het ministerie van Justitie niet verspreid mochten worden, omdat men de taal niet ‘netjes’ vond.
In ieder geval heb ik veel van datgene wat ik heb geleerd van deze jongeren, doorgegeven tijdens de lessen die ik verzorg op het Instituut voor Leraren te Paramaribo. De toekomstige docenten moeten voeling blijven houden met de taal die toekomstige studenten gebruiken om zich uit te drukken, vind ik.