■ Sterretjes en hartjes
Het goed beheersen van twee talen kan veel voordelen hebben. We weten bijvoorbeeld dat tweetaligen vaak flexibeler en creatiever zijn in hun manier van denken dan eentaligen. Hoe is de wetenschap daarachter gekomen?
Laten we kijken naar een onderzoek uit 2007 van psycholoog Ellen Bialystok en haar collega's in Canada. Stelt u zich voor dat we een spelletje gaan spelen, waarbij ik steeds een kaartje laat zien met verschillende plaatjes erop: rode en groene sterretjes en hartjes. Het is de bedoeling dat er twee stapeltjes komen, en ieder nieuw kaartje komt steeds op één van die twee stapeltjes. We gaan eerst het vormspelletje doen. Als ik u een kaartje met een hartje laat zien, legt u het bij de hartjes, ongeacht de kleur, en zo moeten de sterretjes bij de sterretjes.
Dan veranderen we van spel; we gaan het kleurspelletje doen. Dus alles wat rood is komt bij de rode vormpjes, en alles wat groen is bij de groene. Bij het wisselen van het spelletje moest u de informatie die u eerder gebruikte om de kaartjes te sorteren, namelijk de vorm, onderdrukken om op basis van kleur te kunnen gaan sorteren. Voor volwassenen is die overgang best te maken, maar voor jonge kinderen is dat moeilijker. Wat het lastig maakt, is het negeren van informatie die eerder van belang was. Je blijft hetzelfde doen, maar je moet het ineens net iets anders aanpakken. Kinderen ontwikkelen de vaardigheden om dergelijke taken uit te voeren als ze een jaar of vijf zijn.
Wat heeft dit nu met tweetaligheid te maken? Het idee is dat tweetalige kinderen door het voortdurend afwisselen van twee talen goed geoefend zijn in het onderdrukken van onnodige informatie. Als Chinees-Nederlandse kinderen in het Chinees met elkaar spreken en iemand die geen Chinees spreekt erbij komt staan, dan gaan ze over op het Nederlands. Het Chinees moeten ze, net als in het spelletje, tijdelijk onderdrukken. Door deze voortdurende oefening ontwikkelen tweetalige kinderen de vaardigheden om dergelijke taken uit te voeren eerder dan eentalige kinderen.