Horstlog
Schrijfplezier
Twitteren is door de bezoekers van het congres van Onze Taal uitgeroepen tot ‘Woord van 2009’. Ik neem dit voor kennisgeving aan, maar het gaat langs me heen.
Ik heb namelijk niks met losse woorden. Vraagt u mij echter om mooie zinnen, dan spring ik op en kom ik meteen met mijn favoriete zinnen. Zinnen hebben een karakter, zinnen hebben een stijl, goed of slecht. Zinnen doen iets. Ze zijn een gebeurtenis. Zinnen kunnen ontroerend zijn of komisch, gemeen of triest, of bewonderenswaardig of slappe hap, maar altijd iets. Een los woord daarentegen, zolang het niet in een zin staat, zegt me helemaal niets.
Bovendien kan ik nog niet twitteren. Volgens Wikipedia is het pas uitgevonden in 2006; mijn achterstand is dus nog niet hopeloos. Ook lees ik in Wikipedia dat onder de prominente twitteraars van deze wereld niet alleen Barack Obama is, maar ook Maxime Verhagen, wat voor mij geen aanbeveling is.
Aan de andere kant is voor mij wél een argument om snel ook te gaan twitteren het feit dat het zonder twijfel een interessant verschijnsel is voor veranderingen in taal en taalgebruik. Ik zal proberen om Verhagen te vergeten. Een nieuw en succesvol medium is voor de taalgeschiedenis altijd een belangrijke gebeurtenis. Daar wil ik, zo gauw mogelijk, het mijne van hebben.
Gelukkig ben ik niet de enige die er zo over denkt. Ik lees juist in de krant een fascinerend artikel over onderzoek van enkele Canadezen naar sms- en twittertaal onder scholieren (gepubliceerd in Reading and Writing), met commentaren daarop van een professor Andrea Lunsford (in het vorige nummer van Onze Taal was er ook al iets over te lezen).
Het komt erop neer, als ik Lunsford mag geloven, dat het schrijven onder jongeren vandaag de dag heel sterk is toegenomen. Jongeren schrijven veel meer dan hun leeftijdgenoten van vorige generaties. Althans, zolang het maar via internet gaat, en zolang het vrij is met wie, waarover en wanneer, en zonder corrigerende leraren of ouders: ‘Er is een revolutie gaande; het schrijven is ontketend.’ En zelfs: ‘De verandering is groter dan die van een orale traditie naar schrift.’
Ik denk dat ze gelijk heeft, die professor Lunsford, ook al wil ik dat onderzoek nog weleens precies bekijken. Men moet de hoeveelheid geschrijf van 1920 of van 1890 namelijk niet onderschatten. Met name wil ik weleens weten hoe ze dat gemeten heeft, want om te kunnen spreken van een toename zou je ook in het verleden iets gemeten moeten hebben.
Belangrijker dan een eventuele absolute toename in de schrijverij lijkt me de ongebondenheid van veel hedendaags geschrijf: persoonlijker, minder conventies, minder standaardtaal, en een vrijmoedige omgang met de spelling. Uiteraard met gevolgen voor de stijl, voor de zinsbouw en voor de tekststructuur. Maar wie veel twittert en sms't wordt daardoor niet meteen ongeschikt om een coherente tekst met grammaticale zinnen in de offciële spelling te schrijven. Schrijven wordt er wel een minder belastende of bezwarende bezigheid door. Niet slechts voor enkelingen, maar voor heel veel mensen is schrijven een aantrekkelijke bezigheid aan het worden. Met dank aan het twitteren. Kortom, ik ben toch niet ontevreden over het woord van het jaar.
Joop van der Horst