Voorstander
De regel is zeker niet de eenvoudigste om te leren, omdat de schrijver twee vragen tegelijk moet beantwoorden: over dat verwijzen naar personen en over het zelfstandige gebruik. Toch lijkt de uiteindelijke toepassing van de regel een groter probleem. In de lesboekjes vinden we de geijkte eenvoudige voorbeelden, maar zo gauw de zin iets ingewikkelder wordt, is een syntactische analyse nodig. Twee voorbeelden. ‘Het zijn niet allen koks die lange messen dragen.’ Ja, allen, met een -n! Maar het staat toch direct voor koks, net zoals alle in alle kinderen? Kan zijn, maar dat is bij deze koks toevallig zo, alle en koks horen niet bij elkaar. De zin betekent immers: ‘Niet allen die lange messen dragen, zijn koks.’
Het tweede voorbeeld ontleen ik aan een adviestekst van de Nederlandse Taalunie. In ‘Hij kan met bijna al zijn klasgenoten goed opschieten, maar aan sommige? heeft hij een hekel’ komt er géén -n op de plaats van het vraagteken. Maar, zult u zeggen, het is toch zelfstandig gebruikt? Inderdaad staat sommige op zijn eentje, maar je kunt hier heel goed klasgenoten aanvullen: het woord betekent ‘sommige klasgenoten’.
Het is niet realistisch om van schrijvers, die wel andere dingen aan hun hoofd hebben, dergelijke staaltjes van taalkundig inzicht te verwachten. Alsof dit nog niet redenen genoeg zijn voor afschaffing, heeft de regel ook nog eens geen communicatief rendement. Al die syntactische geleerdheid helpt een schrijver niet om snel een subtiel betekenisonderscheid of -verband over te brengen. Kortom, de regel vergt veel en biedt niets.