| |
| |
| |
Ceci n'est pas une rubensvrouw
Beeldende kunst in onze taal
Ton den Boon
hoofdredacteur Grote van Dale
Hoe schets je met woorden een krachtig beeld? Een van de meest voor de hand liggende manieren is misschien wel: door beelden te lenen. Uit de schilderkunst bijvoorbeeld. Want al die schilderijen huizen in ons collectieve geheugen, klaar om ze er af en toe uit tevoorschijn te toveren.
Illustratie: Matthijs Sluiter
Wie zou niet in een ‘straatje van Vermeer’ willen wonen om daar een ‘huishouden van Jan Steen’ te voeren? Samen met een ‘rubensvrouw’ of misschien wel een ‘gauguinmeisje’. En dan maar onder ‘ruisdaelluchten’ genieten van het ‘ruysdaellandschap’. Maar genoeg, ceci n'est pas het begin van een leuterverhaal.
Verwijzingen naar beeldende kunst en kunstenaars in onze taal blijken veel voor te komen. Dan hebben we het niet over (al dan niet ingeburgerde) afleidingen van kunstenaarsnamen van het type breugeliaans, davinciaans, gauguinesk, michelangelesk, magrittesk, rembrandtiek en jeroenbosch-achtig. Want die verzameling is in feite net zo groot als het aantal beroemde kunstenaars. Evenmin gaat het om afleidingen van kunstenaarsnamen met het achtervoegsel -isme, die een bepaalde stijl of richting in de kunst aanduiden, zoals titianisme, rubensisme, rembrandtisme en rodinisme. Van dit laatste type afleidingen is overigens alleen caravaggisme (naar Caravaggio) echt ingeburgerd in het Nederlands. Nee, we hebben het over voorwerpen en dergelijke die geassocieerd worden met kunstenaars. Of met hun werk. De ‘Mona Lisa’ bijvoorbeeld, de bijnaam van het schilderij getiteld La Gioconda van Leonardo da Vinci. In
| |
| |
onze woordenschat komt dat terug in bijvoorbeeld monalisaglimlach, door Van Dale omschreven als ‘mysterieuze, enigszins treurige glimlach’.
| |
■ Meisje met de parel
De Mona Lisa heeft de reputatie het beroemdste schilderij ter wereld te zijn, en het is dan ook geen wonder dat die naam soms overdrachtelijk wordt gebruikt ter aanduiding van ‘de beste, de beroemdste in zijn soort’. Zo kunnen pronkstukken uit een totaal ander domein worden getypeerd als ‘de Mona Lisa van...’ Het Limburgs Dagblad noemde op 4 maart 2009 de uitgestorven hagedissoort mosasaurus bijvoorbeeld ‘de Mona Lisa van de paleontologie’. Het Financieele Dagblad omschreef op 4 augustus 2007 een Mongools dodenmasker als ‘de Mona Lisa van de maskers’. En zelfs bij ruilplaatjes kan er sprake van zijn. Zo werd in de Volkskrant van 13 februari 2009 een prentje van een of andere Amerikaanse honkballer ‘de mona lisa van de sportplaatjes’ genoemd.
Ook schijnt elke tijd zijn eigen ‘Mona Lisa’ te hebben. NRC Handelsblad noemde in 2006 bijvoorbeeld het portret dat de Oostenrijkse schilder Gustav Klimt begin twintigste eeuw maakte van Adèle Bloch-Bauer ‘de Mona Lisa van de twintigste eeuw’. En de ‘Mona Lisa’ van Nederland? Dat is Het meisje met de parel van Johannes Vermeer. Dat schilderij wordt vaak de ‘Mona Lisa van het Noorden’ genoemd, wat vast ook te maken heeft met de blik van dat meisje. Die is minstens zo mysterieus als die van La Gioconda. (Op grond van eenzelfde ondoorgrondelijke blik werd ook actrice Greta Garbo wel ‘de Mona Lisa van het witte doek’ genoemd.)
| |
■ Het beste van het beste
Maar ook het bekendste schilderij van Nederland wordt wel gebruikt om aan te geven dat iets ‘top of the bill’ is: De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn (de bijnaam van het schilderij dat voluit heet: De compagnie van Frans Banning Cocq en Willem van Ruytenburch). Als de plaat Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band van The Beatles ‘de Nachtwacht van de muziek’ genoemd wordt (Eindhovens Dagblad, 2-1-2008) of de Max Havelaar van Multatuli ‘de Nachtwacht van de Nederlandse literatuur’ (NRC Handelsblad, 23-2-2007), weten we meteen dat we met een klassiek werk te maken hebben: het beste van het beste binnen de genoemde kunstvorm. Overigens ondervindt de enige echte Nachtwacht van Rembrandt ook concurrentie binnen de Nederlandse schilderkunst. Want geregeld wordt de Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan ‘de Nachtwacht van de 20ste eeuw’ genoemd, zoals 1 september 2008 in de Metro gebeurde.
Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band van The Beatles wordt ‘de Nachtwacht van de muziek’ genoemd.
| |
■ Picknick
Met De Nachtwacht en Mona Lisa wordt dus meestal verwezen naar de fáám van het kunstwerk, maar er zijn ook schilderijen die in de taal terechtkomen vanwege het beeld dat ze laten zien.
De jury van de Kunstbende omschreef een schilderij over de mond-enklauwzeercrisis van acht jaar geleden bijvoorbeeld als ‘de Guernica van de MKZ’, waarschijnlijk vanwege de algehele ontreddering die uit het MKZ-doek sprak - net als op de Guernica van Picasso: het geëngageerde schilderij dat de verschrikkingen van het bombardement op de Spaanse stad Guernica tot thema heeft.
De titel van Édouard Manets beroemde schilderij Le déjeuner sur l'herbe (1863) is in onze taal terechtgekomen als synoniem van picknick.
En anders Le déjeuner sur l'herbe, het schilderij dat Édouard Manet eind negentiende eeuw schilderde en dat vervolgens nogal wat opschudding wekte. Het toont een lunch op een idyllisch plekje in de natuur met twee keurig geklede heren, een dromerige nimf op de achtergrond en een blote dame die ons frontaal aankijkt. Het beeld staat op veler netvlies gebrand en het is dan ook niet verwonderlijk dat Le déjeuner sur l'herbe inmiddels gebruikelijk is geworden als synoniem van picknick (zonder verdere bijgedachten van ophef of naakt, overigens). Zo schreef het Dagblad van het Noorden op 22 december 2006: ‘In weer & wind als de bladeren wild krijgertje met elkaar spelen, nodigt het gras niet echt uit voor een déjeuner sur l'herbe.’ Ook het onthaaste negentiende-eeuwse gevoel van Le déjeuner sur l'herbe komt in sommige teksten goed van pas, zoals op de Belgische website Trends: ‘De revolutionairen kwelden zichzelf niet bestendig in rokerige holen om te complotteren. Karl Liebknecht leerde Marx kennen tijdens een déjeuner sur l'herbe van de German Workers’ Education Society.’
| |
■ Ceci n'est pas un T-shirt
Niet alleen van La Gioconda en De compagnie van... zijn de bijnamen bekender geworden dan de originele titel van
| |
| |
het schilderij, dat geldt ook voor bijvoorbeeld La Trahison des Images van de Belgische surrealist René Magritte. Dat schilderij (met een afbeelding van een pijp) wordt regelmatig genoemd naar zijn onderschrift: ‘Ceci n'est pas une pipe’ (‘dit is geen pijp’). Voor schrijvers, journalisten en reclamemakers is dat zinnetje al sinds jaar en dag een rijke bron van inspiratie, waarop men naar hartenlust kan variëren: ‘Ceci n'est pas een grondwet’, kopte de Volkskrant op 1 november 2007 in verband met de Europese grondwet (die dan ook eigenlijk een verdrag was). En op een weblog van een criticus van de Belgische regering staat: ‘Ceci n'est pas... een regering.’ Ook bedrukkers van T-shirts hebben nogal eens een surrealistische bui en printen ‘Ceci n'est pas un T-shirt’ op het textiel.
Zoals een kenner het uitdrukte:‘Een echte Rubensvrouw zit goed in het vet, zonder echt dik te zijn.’
| |
■ Nostalgie
Soms wordt ook de kunstenaar zelf genoemd, zoals in stier van Potter of potterstier, die verwijzen naar het schilderij De stier van Paulus Potter, waarop een typisch Hollandse stier te zien is in een typisch Hollands landschap. Die Potterstier is doorgaans gemarineerd in nostalgie, want als hij ter sprake komt, is het meestal omdat hij wordt gemist. Zo schrijft een zekere Meeuwis Opmeer op zijn weblog:
Het moe gestreden groene hart is
De weiden zijn voor fun van het
fatsoen nog weids en groen
Maar missen het silhouet van de
Paulus Potter stier en bontekoe
Zij grazen niet in de stallen maar
herkauwen daar een vreemd
Een ander, nog vaker aangetroffen voorbeeld van idioom waarin de titel van een schilderij wordt gecombineerd met de naam van de kunstenaar, is straatje van Vermeer, genoemd naar Vermeers schilderij Het straatje. Dat is een nostalgisch straatje in een Hollands stadje waar kalmte, orde en regelmaat heersten. Het beeld van ‘Het straatje’ huist in ons collectieve geheugen, waaruit de taal het nu en dan tevoorschijn tovert, zoals op 4 maart 2008 in het Reformatorisch Dagblad: ‘Bij het weeshuis kwam een nieuwe fabriek, nevenbedrijf van Sillevis; een rijtje huizen met trapgevels en luiken, aan weerszij van een poortje, schilderachtig als een straatje van Vermeer, ging daarvoor verdwijnen.’
Er zijn trouwens planologen en architecten die beweren dat ‘Het straatje’ definitief tot het verleden behoort, zo was twee jaar geleden in Het Financieele Dagblad te lezen. Volgens hen zijn het ‘de antimodernisten die met een nostalgische traditionalistische woning in een straatje van Vermeer een illusie najagen’.
| |
■ Boedel van Jan Steen
Soms zijn het ook telkens terugkerende elementen in het werk van een schilder die zich in de woordenschat nestelen. Het oudste voorbeeld daarvan is waarschijnlijk huishouden van Jan Steen. Dat is volgens Van Dale ‘een huishouden waar orde, netheid en tucht ontbreken’, net als op de schilderijen van de zeventiende-eeuwse schilder Jan Steen. De uitdrukking dateert uit de achttiende eeuw (in de vorm een boedel van Jan Steen). Hoewel Jan Steen tegenwoordig misschien wat minder populair is dan vroeger, is de uitdrukking gebleven. In Nederlandse kranten kwam ze het laatste decennium gemiddeld zo'n 25 keer per jaar voor, vorig jaar oktober bijvoorbeeld, in Trouw: ‘Bij de buren hadden ze een Opel Rekord, duidelijk een teken van welvaart maar ik hoorde mijn ouders wel eens zeggen dat het er een huishouden van Jan Steen was, en dat klonk afkeurenswaardig en dus armetierig.’
| |
■ Datingsites
Zoals Jan Steen vermaard was om zijn huishoudens, zo was Peter Paul Rubens dat om zijn mollige, voluptueuze, weelderige vrouwen. Of, zoals een kenner het 18 maart 2004 in Het Parool uitdrukte: ‘Een echte Rubensvrouw zit goed in het vet, zonder echt dik te zijn.’ Ze oogt volgens kenners als ‘Moeder Aarde’ en is dan ook een symbool van vruchtbaarheid. Rubensvrouw is vaak inwisselbaar met rubensfiguur, want dat is eveneens de aanduiding voor een ‘weelderige (vrouwen) figuur met volle vrouwelijke vormen’. Tekstdichter Friso Wiegersma bezong het type in zijn ‘Lijflied’:
Waar zijn toch de Rubensvrouwen
Vol en stevig in het vlees
Ronde armen, forse heupen
Vroeger werden ze bewonderd
Maar nu worden ze veroordeeld
Als u door wilt gaan met niet eten
Met een dieet of nog 's een kuur
Dan moet u dat zellef maar weten
Ik hou het bij: een Rubensfiguur
Rubensvrouw en rubensfiguur figureren ook vaak in contactadvertenties en advertenties op datingsites. In dit verband moet worden opgemerkt dat óók rubensiaans - in afwijking van de meeste afleidingen van schildersnamen - meer betekent dan ‘in de stijl van genoemde schilder’. Rubensiaans wordt gebruikt voor vrouwen en staat voor ‘mollig’ en ‘weelderig’. Dat blijkt ook uit dit citaat uit Trouw (12-2-2008): ‘Volgens biologen zijn vrouwen geprogrammeerd om op oudere, rijkere mannen te vallen die goed voor ze kunnen zorgen. Andersom valt die man voor de jonge, Rubensiaanse vrouw, omdat hij biologisch gedreven wordt door voortplantingsdrang.’
Maar er zijn meer samenstellingen met rubens: van rubensborsten en rubensbillen tot rubensbuik (zo belooft een apparaat voor buikspieroefeningen volgens een stukje in het Eindhovens Dagblad van 16 mei 2007 ‘jouw Rubensbuik om te toveren in een plat, sexy en keihard exemplaar’).
| |
■ Ruis of ruys?
Uit het oogpunt van spelling zijn vooral de ‘kunstenaarswoorden’ ruisdaellucht, ruisdaelwolk en ruysdaellandschap interessant: het een wordt met ui geschreven, het ander met uy. En dat klopt nog ook. Hoe zit dat? Allereerst die ruisdaellucht. Dat is een typisch Hollandse lucht met grote wolkenpartijen (ook wel ruisdaelwolken geheten). Het woord verwijst naar de schilderijen van Jacob van Ruisdael, en je treft het nu en dan in de media aan: ‘Het rare is: ik ben in Kalenberg, geniet me wezenloos van de tuin, het water voor de deur, de Ruisdaelluchten boven dat water, mijn vrienden, het fietsen. En toch, als ik Amsterdam weer binnenrijd met de vuile was en de resten eten, dan ben ik blij’ (Utrechts Nieuwsblad, 7 juni 2003).
| |
| |
Rubensvrouw: Peter Paul Rubenes, Venus voor een spiegel (1613-1615).
Bij ruisdaelluchten horen ruisdaelwolken, en ook dat woord vind je soms. Neem nu deze passage uit NRC Handelsblad van 3 februari 2007: ‘Voor Willem den Ouden schept elke windrichting zijn eigen wolkenkleur: noordenwind maakt de wolken hel en kil van licht, noordwestenwind zorgt voor Ruisdaelwolken en zuidenwind maakt de wolken warm en geel.’
Dan ruysdaellandschap, met uy dus. Dat is minder nauw verbonden met ruisdaellucht. Het staat voor ‘het typisch Hollandse, agrarisch ingerichte cultuurlandschap met historische waarde en museale kwaliteit’, zoals Trouw het omschreef op 11 augustus 1995. Het verwijst niet naar het werk van Jacob van Ruisdael, maar naar dat van zijn oom, Salomon van Ruysdael. Nu en dan tref je het in de media aan. Zo moppert iemand op 19 februari 2008 op VKBlogs dat Balkenende het historische landschap zou verkwanselen: ‘Het volk wil behoud van onze Ruysdaellandschappen, maar J.P. laat wethouders en projectontwikkelaars hun gang gaan met het ontsieren van ons landschappelijk erfgoed door bedrijventerreinen en bungalowparken.’
Natuurlijk kent niet iedereen het onderscheid tussen deze twee schilders, en dus lopen de ui en uy lustig door elkaar. Dan komt het voor dat een journalist ruisdaellandschap gebruikt, of dat hij juist eigenlijk aan de luchten van Ruisdael denkt als hij schrijft over ‘een strijkkwartet waar W.'s fenomenale stem overheen drijft als stapelwolken in een Ruysdael-landschap’ (Het Financieele Dagblad, 5-7-2008).
| |
■ Schilder Carpaccio
Er zijn nog veel meer samenstellingen met schildernamen in het Nederlands, variërend van jeroenboschtafereel (‘infernaal tafereel’) tot eschertrap (‘oneindige trap’), van vermeervloer (‘vloer bestaande uit een zwart-wit geblokt tegelpatroon’) tot giacomettifiguur (‘zeer dunne, lange figuur’), van gauguinmeisje (‘exotisch meisje’) tot picassoduif (‘vredesduif’) en van monetvijver (‘kleurige bloemenvijver’) tot davinciman en rafaëlengeltjes.
Sommige hebben zelfs het woordenboek gehaald. Behalve de genoemde ruisdaelwolk, rubensfiguur/-vrouw en monalisaglimlach (en de woordgroep huishouden van Jan Steen) vinden we in Van Dale nog escherpatroon (‘geometrisch patroon van herhaalde, in elkaar grijpende figuren’), mondriaankleur (‘primaire kleur’), breugelkermis (‘traditioneel volksfeest met eten en drinken’) en monalisa-effect (‘verschijnsel dat men iets al kent door afbeeldingen e.d. ervan, zonder dat men het ooit met eigen ogen heeft kunnen aanschouwen’).
Twee opvallende schilderwoorden in Van Dale zijn gastronomisch van aard. Allereerst carpaccio (‘gerecht van rauwe ossenhaas’). Dat is genoemd naar de Venetiaanse schilder Carpaccio, pseudoniem van Vittore Scarpazza, die getuige zijn werk een voorliefde voor de rode kleur had. En dan is er nog tong picasso, ‘tong die met kleurrijke groenten en vruchten opgediend wordt’.
| |
■ Goede verstaander
Maar de meeste verwijzingen in de taal zijn niet ingeburgerd, en ontstaan spontaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor vage aanduidingen als een meisje van Renoir (‘dromerig, blond meisje’) en een ballerina van Degas (‘sierlijke ballerinafiguur’). Maar ook voor samenstellingen met kleurnamen, variërend van delvauxgroen tot titiaanrood, die alleen maar een beeld oproepen als je weleens wat werk van Paul Delvaux respectievelijk Tiziano Vecelli hebt gezien. En het geldt voor samenstellingen met het woord kleur. Want wil je weten wat ‘een prachtige foto in breitnerkleuren’ is, dan zul je op z'n minst weleens een Breitner gezien moeten hebben die in karakteristieke omberbruine of mispelbruine tinten geschilderd is, al dan niet met een sepiatoets.
Verwijzingen naar kunst werken kortom alleen bij de goede verstaander, dat wil zeggen: iemand met enige notie van de schone kunsten. En de verwijzingen zelf doen niet alleen een beroep op onze kennis van de taal en van de beeldende kunst. Ze zeggen alles over onze verbeeldingskracht.
| |
Escher stairs en silhouette rubensienne
Ook in andere talen figureren een paar kunstenaarsnamen van Nederlandstalige bodem. Zo kent men in het Angelsaksische taalgebied Mondrian colors en Mondriaan colours, terwijl in het Duits soms Rembrandtlicht wordt aangetroffen en in het Frans het bijvoeglijk naamwoord rubensienne voorkomt (‘les dames à silhouette rubensienne’). Ook breughelien wordt wel in het Frans aangetroffen, net als Escher stairs en Vermeer light in het Engels, maar daar houdt het wel ongeveer mee op.
|
|