Diens of zijn?
Peter van Oosten de Boer - Leersum
Het valt mij op dat diens steeds vaker onnodig gebruikt wordt. Om een voorbeeld te geven: in een overigens goed geschreven artikel over aartsbisschop Eijk (NRC Weekblad, 11-17 april 2009) trof ik drie keer zo'n overbodig diens aan, waaronder: ‘Het wantrouwen van Eijk ten opzichte van de media is gebaseerd op de overvloed aan negatieve artikelen die er, vooral na diens benoeming tot bisschop in Groningen in 1999, over hem verschenen.’ Wie anders dan Eijk kon er bedoeld zijn als er ‘zijn benoeming’ had gestaan?
Want zó wordt diens, de bezitsvorm van het aanwijzend voornaamwoord die, normaal gesproken gebruikt: ter vermijding van misverstanden, in plaats van zijn. Als er bijvoorbeeld zou staan: ‘Jan nam Piet mee in de auto; zijn kinderen zaten op de achterbank’, dan rijst de vraag: wiens kinderen, die van Jan of die van Piet? Als het om die van Piet gaat, dan kun je die vraag voorkomen door te zeggen: ‘Jan nam Piet mee in de auto; diens kinderen zaten op de achterbank.’ Maar waarom zou je zonder dat gevaar van verwarring het ouderwetse diens gebruiken?
Legio voorbeelden van dit overbodig gebruik van diens zijn te vinden via Google:
- | Overleg met de patiënt en/of diens vertegenwoordiger.
(www.pallialine.nl, 29-2-2009) |
- | Economie en waarde: de calculerende burger en diens pluralisme.
(Studiegids 2008-2009, Radboud Universiteit Nijmegen) |
- | Leed wat de alcoholist zichzelf en diens verwanten aandoet.
(deweekkrant.nl, 3-1-2009) |
In al die gevallen had zonder verlies van duidelijkheid zijn kunnen staan in plaats van diens. Het lijkt of zulke schrijvers zo bang zijn om verkeerd begrepen te worden dat ze hun eigen zinnen niet vertrouwen.
Soms gaat het zelfs echt fout. In het Historisch weekblad van juni 2009 bijvoorbeeld in een passage over het NSB-lidmaatschap van Joseph Luns: ‘De NAVO-chef [Luns dus] weet het aan zijn broer Huib - die zou hem buiten diens medeweten hebben opgegeven.’