| |
| |
| |
AVI: het keurslijf van een keurmerk
Meetinstrument voor kinderboeken én voor kinderen
Jan Erik Grezel
Kinderboeken worden al meer dan dertig jaar voorzien van een moeilijkheidsaanduiding, het AVI-niveau. Die indeling is vooral bedoeld voor leerkrachten van de basisschool, maar ook schrijvers, uitgevers en boekverkopers hebben ermee te maken. Wat is AVI precies, wie bepaalt het AVI-niveau en hoe wordt het in het onderwijs toegepast? En waarom komen schrijvers in het geweer tegen deze classificering?
Foto: Leo de Kort / Nationale Beeldbank
In de kinderboekwinkel in de Groningse binnenstad ligt een grootmoeder op haar knieën voor de laagste schappen. Haar vingers trippelen langs dunne boekjes. Ze zoekt iets voor kleinzoon Quinten (8), die het stadium maan, roos, vis ruim voorbij is. Fiets foetsie van Eric-Jan Lens lijkt haar wel wat: Quinten zelf is er al twee kwijtgeraakt. Op het kaft een mooie tekening, maar ook geheimtaal: ‘AVI-E3, AVI oud 3’. Gelukkig staat er meer bij: ‘9+, spanning, makkelijk’. Even verderop dubt een vader over de aankoop van Meester Jaap gaat nooit verloren van Jacques Vriens - al jaren een tophit onder basisschoolleerlingen. Hij ziet in het colofon staan: ‘AVI nieuw: E5, AVI oud: 7’, en dan weet hij genoeg. Dit is goed voor zijn dochter die morgen 9 wordt.
Waar staat die AVI-codering voor? En wat is oud en nieuw? Wie een willekeurig boekje openslaat uit het schap met de laagste AVI-aanduiding, begint het te dagen:
rat ligt bij kat op de mat.
Geen stukje poëzie van Jan Hanlo, maar het begin van Rot kat en rot rat van kinderboekenschrijfster Selma Noort. Haar proza volgt in dit boek strakke richtlijnen: alle woorden tellen één lettergreep, een nieuwe zin begint op een nieuwe regel, korte zinnen, geen hoofdletters. Het is een tekst voor beginnende lezertjes, moeilijkheidsgraad AVI-E3.
Uitgevers van kinderboeken geven aan voor wie hun uitgaven het meest geschikt zijn. Dat kan door een ruime leeftijdsmarge op het boek te zetten: 6-8 jaar, 8-10 jaar of bijvoorbeeld 12+.
| |
| |
Maar is dat geen nattevingerwerk? Bovendien: wat zegt leeftijd? Sommige bijdehandjes van zeven lezen beter dan andere kinderen van tien.
| |
■ Individuele leesvaardigheid
Om die individuele leesvaardigheid van een kind nauwkeuriger te kunnen bepalen, werd halverwege de jaren zeventig voor Nederland en Vlaanderen een standaard ontwikkeld: de AVI, het ingeburgerde letterwoord voor het gruwelijke en onuitsprekelijke ‘Analyse voor Individualiseringsvormen’. In gewoon Nederlands: het AVI-niveau zegt hoe goed een kind leest. Het gaat daarbij om technische leesvaardigheid en dus niet om het begrip van een tekst. Kan het kind letters herkennen en die combineren tot woorden en zinnen? Kan het al lastige klinker- en medeklinkercombinaties (bijvoorbeeld spr-, -cht, -ouw-) verwerken en goed uitspreken? Zo ja, dan krijgt de eeuwige mus gezelschap van een meeuw of mogelijk een ooievaar. Een hoger AVI-niveau geeft aan dat de tekst lastiger en het kind leesvaardiger is. Kind en boek zijn via AVI aan elkaar gekoppeld.
Onlangs zijn de oude negen niveaus (AVI-1 t/m AVI-9) omgezet in een systeem met twaalf niveaus (zie het kader op deze bladzijde). Op het eerste gezicht lijkt het wat ingewikkelder, in de praktijk is het doorzichtiger: E3 staat simpelweg voor de leesvaardigheid die het kind aan het eind van groep 3 moet hebben. Maar zoals na de invoering van de euro nog driftig in guldens gerekend werd, wordt ook het oude AVI-systeem nog volop gebruikt.
Voor wie zijn die AVI-niveaus bedoeld? In de eerste plaats voor basisscholen, die er al sinds jaar en dag mee werken. Leestoetsen (o.a. hardop voorlezen binnen een vastgestelde tijd) vertellen op welk niveau een kind zit. Kinderen in groep 3 (leeftijd 6-7 jaar) moeten in maart AVI-M3 (midden groep 3) hebben en in juni AVI-E3.
Deze niveau-aanduiding prijkt ook op veel kinderboeken, naast óf in plaats van de leeftijdscategorie van de doelgroep. Aanvallen! van Vivian den Hollander: ‘AVI-M5, AVI oud 6’. Zit je als kind volgens de juf op AVI-6, dan kun je rustig dat boekje van Vivian den Hollander proberen. Als je tenminste van voetballen én van meisjes houdt, want het gaat over een meisje dat een aardig balletje kan trappen.
| |
■ Beledigd
Het AVI-systeem heeft dus een dubbele functie. In de eerste plaats geeft het vrij precies het niveau van leesvaardigheid van jonge lezers aan, grofweg in de leeftijd van 6 tot 10 jaar. In de tweede plaats is de AVI-aanduiding een soort keurmerk voor kinderboeken. De tekst gaat door de mangel van een computerprogramma. Dat meet onder andere de gemiddelde woordlengte. Resultaat: de AVI-niveau-aanduiding in plaats van de leeftijd waarvoor het boek geschikt is.
‘Een handig hulpmiddel’, vindt Ingeborg van den Bovenkamp van de Groningse kinderboekwinkel, waar de schappen nog de oude AVI-nummers hebben. ‘Een kind kent zijn eigen AVI-niveau. Daarmee kan ik het een boek aanraden. Het voorkomt dat ik het kind een te moeilijk boek in handen geef; dat is dodelijk voor het leesplezier. Of nog erger: te makkelijk, dan is zo'n kind zwaar beledigd. Maar interesse moet de doorslag geven.’
Het lijkt een mooi systeem. Toch kwamen onlangs jeugdboekenschrijvers in het geweer tegen het hanteren van de AVI-normen. ‘Voor de basisschool is de AVI een goede manier om de leestechniek van de jongste kinderen vast te stellen en te volgen’, zegt Selma Noort, die de afgelopen dertig jaar tientallen kinderboektitels op haar naam bracht. Zij is ook voorzitter van de werkgroep jeugdboekenschrijvers van de Vereniging voor Schrijvers en Vertalers (VSENV). Vorig jaar publiceerde de werkgroep een folder met de veelzeggende titel: AVI loslaten. Hierin uiten de schrijvers hun verontrusting over ‘het toenemend verschijnsel dat AVI ook buiten de school als maatstaf wordt gebruikt bij het aanraden van een boek aan een kind’. De AVI is bedoeld als toetsinstrument binnen het onderwijs. Maar ook daarin wordt het te ruim toegepast volgens Selma Noort: ‘De grootste weerstand hebben wij tegen het doorvoeren van die niveau-indeling tot en met groep 8, de laatste “klas” van de basisschool. Na groep 5 moet je de AVI loslaten. Het systeem werkt voor technische leesvaardigheid, maar dat is iets wat een kind in de eerste drie jaren (dus van groep 3 tot 5) ontwikkelt. Vanaf groep 5/6 moeten stijl, taal en inhoud van het boek centraal staan. Als je AVI handhaaft in de hogere groepen, blijven uitgevers ten onrechte de indruk wekken dat AVI er op die leeftijd nog toe doet. Ouders die zelf nooit een boek lezen, gaan om AVI-x of -y vragen, want daar heeft de juf het over en díé kan het weten.’
In een tekst over zwemmen mocht het woord water niet, omdat de lange a volgens de AVI-norm te moeilijk was.
| |
AVI oud en nieuw
Blootspook kroop onder het bed uit.
Een bloot spook is niet eng.
(Uit: Ted van Lieshout, Ik ben een held)
Welk niveau heeft dit fragment? ‘AVI-4’, vermeldt mijn exemplaar. Maar dat is volgens het oude systeem. In het nieuwe systeem is het AVI-M4. Tot voor kort bestond het AVI-systeem uit negen niveaus. Dat is onlangs omgezet in twaalf niveaus. De AVI is nu gekoppeld aan de jaargroep, met testen in maart en aan het eind van het schooljaar: E3 is eind groep 3, M4 is midden groep 4. Voor de beginners hanteert men AVI-start, alles boven E7 (eind groep 7) is AVI-plus. In groep 6 zou het ‘technisch lezen’ (het herkennen van letters en die combineren tot woorden en zinnen) min of meer voltooid moeten zijn. Alle systematiek en inspanningen ten spijt: bij zo'n 20% van de leerlingen is de technische leesvaardigheid aan het eind van de basisschool onvoldoende voor het vervolgonderwijs.
| |
■ Ingewikkeld spel
Volgens Selma Noort leidt de AVI-norm ook nog eens tot gekunsteld Nederlands. In een tekst van Hans Kuyper over zwemmen mocht het woord water niet, omdat de lezertjes de a in een
| |
| |
open lettergreep (uitgesproken als ‘lange aa’) nog niet gehad hebben. ‘Ik had ook zoiets in mijn boek Stomme oen! voor dyslectische kinderen. Oom is ziek en krijgt beschuit en thee op bed. Dan zegt zijn nichtje: “Word maar snel weer beter.” Dat beter mocht niet, daar moest ik goed van maken. Dat is geen Nederlands! In zo'n tekst over “ziek zijn” past op die plek maar één woord en dat is beter. Toch moesten we voor goed kiezen.’ Niettemin ervaart zij het gericht schrijven voor de lage AVI-niveaus meer als een uitdaging dan als een keurslijf. ‘Je moet het zien als een ingewikkeld spel. Van de uitgever krijg ik een lijstje met allerlei “spelregels” en dat moet ik voortdurend raadplegen om het spel goed te spelen.’
Volgens jeugdboekenschrijfster Selma Noort leidt de AVI-norm tot gekunsteld Nederlands.
Foto: Mark Sassen
Volgens haar heeft de actie van de VSENV veel respons gehad: ‘We hebben de folder gestuurd aan uitgevers, schrijvers, bibliotheken en kinderboekhandels. Er is een levendige discussie op internet uit voortgekomen. In bibliotheken en boekwinkels wordt nu veel bewuster met die AVI omgegaan. Wij wilden vooral het klakkeloos overnemen van de niveaus tegengaan. Het leesplezier moet vooropstaan.’
| |
‘Wij zijn geen AVI-politie’
Marion van der Meulen is dé ‘AVI-deskundige’ bij Zwijsen, de uitgever die zich geheel richt op de basisschool. Ze legt uit hoe de AVI wordt vastgesteld. Dat gebeurt met een computerprogramma van Cito. ‘Je gooit de digitale tekst erdoorheen. Het programma telt drie dingen: gemiddelde woordlengte, hoogfrequente woorden en woordherhalingen. Dat laatste is belangrijk: een woord als Sinterklaas of Sneeuwwitje is lang en lastig, maar als het vaak in een tekst voorkomt, leest het kind het als een label. Daar houdt het programma in de analyse rekening mee.’
Welke richtlijnen geeft de uitgever aan schrijvers mee? ‘Op het laagste niveau - AVI-start, vroeger AVI-nul - mogen alleen klankzuivere, eenlettergrepige woorden gebruikt worden: maan, ster. Het kind koppelt een letter aan een klank. Het woord hand is niet goed vanwege die d die je als t uitspreekt. Een ander voorbeeld: vermijd op niveau E3 leenwoorden als chips of jam. Het grote verschil in klanken woordbeeld geeft te veel verwarring.’
‘Dialogen maken een tekst leestechnisch makkelijk. Ik heb eens voor de grap fragmenten uit Het Bureau van Voskuil gemeten, een boek dat bol staat van de dialogen: AVI-E4, eind groep 4! Voor schrijvers is het daardoor ook moeilijk om een tekst op AVI-plus te maken. Een beetje dialoog en het AVI-niveau valt te laag uit.’
Ooit problemen gehad met schrijvers over wat wel en niet mag? ‘Als een auteur een woord essentieel vindt, dan kan dat natuurlijk gebruikt worden. Wij zijn geen AVI-politie. Met de invoering van het nieuwe AVI-systeem [zie het andere kader op bladzijde 237 - red.] is ook het Cito-computerprogramma verbeterd. Het probleem van “moeilijke woorden” is ondervangen. Als de schrijver die woorden steeds laat terugkomen, wordt de tekst volgens de analyse wat gemakkelijker.’
| |
■ Spagaat
‘Wij waren heel blij met de actie van de schrijvers’, zegt Marion van der Meulen, AVI-deskundige van Uitgeverij Zwijsen, die op alle boeken het nieuwe AVI-niveau aangeeft. ‘In het onderwijs is het misgegaan met de AVI-niveaus. Op veel scholen heeft de AVI macht van wet gekregen. Het kind wordt langs de AVI-lat gelegd. Veel kinderen in groep 4 willen De griezelbus van Paul van Loon lezen. Maar dat mag dan niet, omdat dat boek niveau M5 of E5 heeft (midden of eind groep 5). Het is nooit de bedoeling van AVI geweest om kinderen van boeken af te houden; het is een middel om het niveau van een tekst te toetsen.’
‘Op het schoolplein hoor je moeders elkaar ook de loef afsteken: mijn dochter zit al op E7. En omgekeerd doen kinderen onderling denigrerend over een te laag niveau. Wie in groep 6 nog boeken met AVI-M4 of -E4 leest, ligt ver achter.’ Maar de uitgever werkt dit toch juist in de hand door alle boeken van een niveau te voorzien? ‘We gaan langzamerhand over op een kleurenaanduiding. Dat is minder direct dan de AVI. Maar ja, wij zitten als uitgever in een spagaat. Enerzijds willen we de kinderen helpen die aan het begin van hun leescarrière staan. Scholen vragen om “boeken op maat”. Anderzijds willen wij kinderen zo veel mogelijk laten genieten van lezen.’
| |
■ Konijnen
‘Leesplezier is het belangrijkst’, zegt ook leerkracht Gea Hoiting van basisschool De Schuthoek in Zuidlaren. ‘Als ouders mij advies vragen, zeg ík echt niet: zoek een AVI-3-boek. Ik raad ze aan om naar de bieb te gaan en het kind zelf een boek te laten uitzoeken, het liefst over een onderwerp dat het kind aanspreekt. Dat hoeft niet altijd een fictief verhaaltje te zijn. Een vrij moeilijk boek over het verzorgen van honden of konijnen kan prima voor een zwakke lezer. Als die maar geïnteresseerd is.’
De griezelbus: met AVI-E5 te moeilijk voor groep 4?
Dat de AVI-indeling niets zegt over de inhoud, kan voor problemen zorgen. Hoiting: ‘Een moeizame lezer uit groep 5 kun je geen boekje met AVI-2 geven. Dat is voor zo'n kind veel te kinderachtig. Technisch gezien is het een geschikte tekst voor het kind, maar inhoudelijk sluit die niet aan bij zijn belevingswereld. De keuze voor een boek moet in de eerste plaats afhangen van de inhoud en de aantrekkelijkheid.’ Uitgevers springen overigens wel in op dit probleem. Er verschijnen steeds meer boek- | |
| |
jes die leestechnisch eenvoudig zijn, maar inhoudelijk geschikt voor de hogere leeftijden, zoals Brugpiepers van Lorna Minkman, een boekje voor achtstegroepers met dyslexie.
Lezen gebeurt in de klas in niveaugroepjes of individueel. ‘Kinderen met leesproblemen worden apart genomen’, vertelt Gea Hoiting. ‘Die haal je er zo uit, want ze lopen met vrijwel alles achter. Lezen is de basis voor het leren.’
| |
■ Leesbeesten
En wat vinden kinderen zelf? Hanneloes en Annelotte (10) - een tweeling uit groep 7 - zijn echte leesbeesten. ‘Het is steeds lastiger om in de bibliotheek boeken te vinden die ze nog niet gelezen hebben’, zegt hun moeder bijna wanhopig. Ze heeft haar kinderen altijd veel voorgelezen. Op hun negende hadden de beide meisjes zelf alle Harry Potterboeken al gelezen. Wat ze fijn vinden om te lezen? ‘Avontuur en iets met magie’, zegt Annelotte. ‘En ik heb dat boek over Frodo gelezen, van - hoe heet-ie ook alweer... - o ja, Tolkien.’ Hun zusje Rosanna (8) houdt niet van boeken over tovenaars en trollen. ‘Ik lees het liefst over dieren. Over dolfijnen, paarden en honden. En vooral als die ziek zijn en hoe ze dan weer beter worden.’ Annelotte: ‘Ik vind die boeken van Rosanna ook best leuk om te lezen, alleen heb ik ze veel te snel uit!’
|
|