| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. De redactie kan inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel. |
| |
Debatcoaches [1]: want en dus
Peter Schoorl - Schalkwijk
Arjen van Veelen schrijft in ‘Wéés het argument’ (Onze Taal juni) over de groeiende belangstelling voor debat- en argumentatiecursussen. In dit artikel komen drie debat- en argumentatiecoaches aan het woord, onder wie Karin Pijper. Zij doet de tip aan de hand om stellingen altijd te controleren op de - vaak misbruikte - woordjes want en dus. Bij een goed argument kun je beide voegwoorden gebruiken. Zo zou de zin ‘Het regent, dus de straten zijn nat’ zonder problemen veranderd kunnen worden in ‘Het regent, want de straten zijn nat.’
Dat lijkt me niet correct. Er zijn diverse scenario's te verzinnen waarin die tweede zin niet klopt: natte straten kunnen net zo goed worden veroorzaakt door lekkende brandweerpompen, of door auto's die gewassen worden. Hoe zit dat?
| |
Naschrift redactie
Door een misverstand is er een foutje geslopen in het interview dat Arjen van Veelen had met argumentatiecoach Karin Pijper - iets wat er ter redactie vervolgens ook doorheen is geglipt.
Wat er had moeten staan is dat dus en want weliswaar inwisselbaar zijn in een goed argument, maar dan wel met aanpassing van de zinsvolgorde: het standpunt en het argument moeten van plaats wisselen. De zin ‘Het regent, dus de straten zijn nat’ kan dus niet zomaar veranderd worden in ‘Het regent, want de straten zijn nat’, maar wel in ‘De straten zijn nat, want het regent.’
| |
Debatcoaches [2]: gebakken lucht
Kees Mijnten - presentatie- en mediatrainer, Hoogland
In Arjen van Veelens artikel ‘Wéés het argument’ (Onze Taal juni) komen een aantal debatcoaches aan het woord, onder wie Victor Vlam van trainingsbureau Debatrix. Een bureau dat gespecialiseerd lijkt in het leren debatteren met loze argumenten, want Vlam zet zijn betoog kracht bij met twee uit de lucht gegrepen uitspraken.
De eerste uitspraak is: ‘Mediatrainers leren vaak om zo weinig mogelijk te zeggen in zo veel mogelijk woorden.’ Wat een onzin. Daarmee kom je in de media én vooral bij het publiek beslist niet weg. In mediatrainingen wordt dan ook geleerd de boodschap bondig en helder te formuleren - maar Vlam denkt blijkbaar dat alle slecht sprekende Kamerleden hun ondermaatse vaardigheden tijdens mediatrainingen hebben opgedaan.
De tweede uitspraak, ‘Bij veel presentatietrainingen zetten ze als eerste op het bord dat 93% van de communicatie nonverbaal is’, is ook kolder. Non-verbale communicatie ondersteunt de boodschap en dat is de boodschap die centraal staat tijdens presentatietrainingen.
Als Vlam zijn cursisten leert debatteren met dergelijke niet onderbouwde uitspraken, heb ik nog een nieuwe voor hem: ‘Bij sommige debattrainingen leren ze je dat het niet om de feiten gaat, maar dat het handig presenteren van gebakken lucht voldoende is.’
| |
In de war zijn/zitten
J. Groeneweg - Rotterdam
Peter-Arno Coppen gaat in zijn artikel ‘Hoe zit het eigenlijk?’ (Onze Taal juni) in op het veranderende gebruik van zitten als hulpwerkwoord. Over de uitdrukking in de war zitten schrijft hij dat deze tegenwoordig alleen nog met zijn gebruikt wordt, dus in de war zijn. Daar ben ik het niet mee eens. Ik ken de uitdrukking in de war zitten met betrekking tot personen nog steeds, al is ervoor mij een duidelijk verschil tussen ‘Hij is in de war’ en ‘Hij zit in de war.’ In de eerste zin is er sprake van een toestand van geestelijke verwardheid. De tweede zin heeft een heel andere betekenis: hierin is sprake van ongerustheid of zorg. Meestal wordt er dan ook nog bij vermeld waarover de betrokkene in de war zit: zijn gezondheid, zijn kinderen, de toekomst... In dit soort gevallen kan zijn zeker niet gebruikt worden.
| |
Wadjang en wok
Willem Mooijman - Velp
In de rubriek ‘Taaltest’ in het juninummer schrijft de Taaladviesdienst dat de betekenis van wadjang ‘wok’ is. Van Dale noemt wok een synoniem van wadjang, en wadjang een variant van het gebruikelijkere wadjan. Maar een wajan (huidige Indonesische spelling) is een pan van gietijzer; de Chinese wok wordt gemaakt van plaatstaal en heeft een steel.
| |
Venlose liederen [1]: Thuur Luxembourg
Marc Peeters - Nijmegen
De juniaflevering van Henk Spaans column gaat over het Venlose (carnavalslied en twee in dit verband belangrijke personen: Frans Boermans en Thuur Luxembourg. Volgens Henk Spaan zijn beiden overleden, maar mijn moeder, 87 jaar oud en haar hele leven woonachtig te Venlo, attendeerde mij erop dat Thuur Luxembourg nog steeds leeft en inmiddels de gezegende leeftijd van 95 jaar bereikt heeft.
De Venlose liedcomponist Thuur Luxembourg.
Foto: Renier Linders
| |
Venlose liederen [2]: Straelen
Peter Teeuwen - Leeuwarden
Met veel plezier las ik Henk Spaans column over Venlose carnavalsliederen (Onze Taal juni). Met hem ben ik van mening dat er ware juweeltjes bij zitten. Ik wilde wel nog even een aanvulling geven op de tekst van het lied die hij aanhaalt: ‘As de sterre dao baove straole / en as de maon dao baove Haerunge hink’. Wat hij waarschijnlijk niet weet, is dat zowel Herungen als Straelen een plaatsje net over de grens is. De tekst is dus dubbelzinnig en dat maakt het lied in mijn ogen nog mooier.
| |
| |
| |
Sekseneutraal taalgebruik
H.H. Kreulen - oud-docent Engelse bedrijfscorrespondentie, Leiden
De mei-aflevering van de rubriek ‘Tamtam’ bevat een stukje over de nieuwe richtlijnen voor sekseneutrale taal in het Europees Parlement. Hierin staat onder meer dat het Engelse onderscheid tussen Mrs en Miss vermeden moet worden. Maar dit probleem is jaren geleden in de Engelse en Amerikaanse bedrijfscorrespondentie reeds opgelost door de introductie van de aanduiding Ms (uitgesproken als ‘miz’), die voor zowel ongehuwde als gehuwde dames gebruikt kan worden.
| |
Mailadviezen
Monique Janssens - communicatieadviseur, Utrecht
Daniël Janssen en Frank Jansen schrijven in het meinummer in hun artikel ‘Mag ik u even mailstoren?’ over ‘de overlast van e-mail en hoe die te bestrijden is’. Graag wil ik een weerwoord geven. Als zelfstandig communicatieadviseur ontvang ik net als zij ongeveer twintig tot dertig e-mails per dag, maar die ervaar ik niet als overlast. Opdrachtgevers mailen documenten of verzoeken, die ik verwerk zodra het mij uitkomt. Tussen verschillende werkzaamheden door neem ik als afwisseling enkele minuutjes om een paar antwoorden te formuleren. Dat kost me nauwelijks tijd en het scheelt telefoontjes, die altijd langer duren. Vragen aan opdrachtgevers ‘zet ik op de mail’. Zo hoef ik hen niette storen op hun 06-nummer of te wachten tot ze bereikbaar zijn. Hun reactie ontvang ik vanzelf als de tijd daar is. Duurt het erg lang - niet in uren, maar in dagen - dan stuur ik een vriendelijke herinnering.
Ook de regels die de heren voorstellen, bevallen mij lang niet allemaal. Ik stel er graag iets tegenover.
‘1. E-mail als het even kan niet.’ Wat een onzin. Als je e-mailt heb je daar een reden voor. Je wilt iets zeggen of vragen. E-mail biedt geen overlast voor derden, zoals het oorverdovende bellen in de trein of bus, en onderbreekt geen gesprekken of maaltijden. Bel als het even kan niet, maar stuur een e-mail.
‘2. Maak excuses voor de eventuele storing.’ Dat is te simpel. Daar elke keer een zin aan wijden is minstens zo storend. Doe dit alleen bij een nieuw contact.
‘5. Mijd cc's.’ De cc is juist een uitkomst! Je kunt iemand op de hoogte stellen zonder dat hij er iets mee hoeft te doen. Ik krijg bijvoorbeeld cc's over afspraken die relaties onderling maken over een project, en die zijdelings raken aan mijn werk. Hartstikke handig om te weten, denk ik dan. Cc's kosten nauwelijks tijd omdat je er niets mee hoeft te doen. Niet mijden dus!
‘6. Stuur zo min mogelijk e-mails door, zeker niet “ter informatie”.’ Mijn klomp breekt. Ik doe dit regelmatig, als ik weet dat ik iemand een plezier doe met de informatie - en dat wordt altijd gewaardeerd.
‘7. Hebt u direct informatie nodig, of wilt u iets regelen of afspreken, bel dan eerst op.’ Bij het eerste deel zeg ik ja, maar regelen en afspreken gaat ook heel goed per e-mail.
‘8. E-mail nooit over onderwerpen met een emotionele lading.’ Dat kan best, als je het maar zorgvuldig doet. Je kunt rustig en beleefd je argumenten op een rijtje zetten. Neem wel af en toe een denkpauze en herlees alles met de ogen van de ontvanger, voor je de mail verzendt.
| |
Septuagint
W. Boersma - Houthem St. Gerlach
In het meinummer schrijft Riemer Reinsma in zijn artikel ‘I kiss you te pletter’ over Nederlandse liedteksten waarin buitenlandse strofen voorkomen. Hij stelt daarin dat de regel ‘Kyrie eleis’ in het kerstlied ‘Nu zijt wellekome’ afkomstig is uit de Septuagint, ‘de Griekse vertaling van het Nieuwe Testament’. Wat hier verder ook van zij, de Septuagint is de vertaling van het Óúde Testament in het Grieks.
| |
Lidwoordgebruik in het leger [1]: Korps Mariniers
H.J.A. van Boldrik - Hattem
De heer J.G.A. Schampers schrijft in de juni-aflevering van de rubriek ‘Reacties’ over lidwoordgebruik bij rangaanduidingen in het leger: ‘de gewoonte (...) te spreken van “de korporaal De Wit” en “de kolonel De Bruin”’. Dat gebruik bestaat bij de land- en luchtmacht, maar niet bij de marine, aldus Schampers. Op de vloot is dat inderdaad van toepassing, maar bij het Korps Mariniers, een onderdeel van de marine, heb ik het gebruik van het lidwoord de voor rangaanduidingen juist wél gehoord.
In februari 1953 kreeg ik mijn basisopleiding als zeemilicien in het MOK te Loosdrecht. Iedere morgen stonden wij aangetreden op de appèlplaats. Op een verhoging stond ‘de kapitein der mariniers Maan’ (zoals hij steevast werd aangekondigd), die ons dan artikelen uit de Krijgstucht voorlas.
Het lidwoord werd op andere bijzondere manieren toegepast bij rangaanduidingen. Als er ‘blauwe hap’ op het menu stond aangekondigd en wij in de rij stonden om onze portie in ontvangst te nemen, dan werden wij gepasseerd door een korporaal der mariniers die met commandostem vroeg ‘Is er nog nasi voor de korporaal?’ Ik heb in mijn marinetijd dit lidwoordgebruik voor onderofficieren en officieren van het Korps Mariniers altijd geïnterpreteerd als machtsvertoon, misschien wel als een vorm van intimidatie.
| |
Lidwoordgebruik in het leger [2]: vijand zonder lidwoord
A.M. Vorstman - Doorwerth
In het juninummer schrijft J.G.A. Schampers over lidwoordgebruik in het leger en wel over de toevoeging van de aan rangaanduidingen. Ikzelf heb mij in mijn dienstplichttijd juist geamuseerd over het weglaten van het lidwoord als het om de vijand ging. Bijvoorbeeld ‘Achter dat bosje zit vijand’, alsof het om afval of vuil ging.
| |
Handschriftonderwijs is belangrijk
A.C.M. Schoemaker-Ytsma - platform handschriftontwikkeling, Nieuwleusen
De toekomst van het handschriftonderwijs is weinig rooskleurig, zo betoogt Joop van der Horst in zijn artikel ‘Afscheid tegen wil en dank’ in het februari/maartnummer van Onze Taal. Wij van het Platform Handschriftontwikkeling herkennen het beeld dat Van der Horst schetst: het handschrift speelt een steeds minder belangrijke rol in de samenleving én in het onderwijs. Ten onrechte, want wat vaak vergeten wordt is de grote invloed van de schrijfbeweging op ons brein. Bij kinderen die leren schrijven wordt de samenwerking tussen linker- en rechterhersenhelft gestimuleerd en de motoriek verfijnd.
Verder is het zo dat met de hand schrijven positieve invloed heeft op ons emotionele welbevinden. Wetenschappelijk onderzoek heeft dat aangetoond. In een handgeschreven tekst is de schrijver dichterbij en laat hij meer van zichzelf zien, en dat is prettiger voor zowel de lezer als de schrijver.
Het Platform Handschriftontwikkeling is niet tegen het gebruik van de computer, maar wil dit een aanvulling laten zijn op het handschrift. Zie ook onze website www.handschriftontwikkeling.nl.
| |
Misverstanden in dialect
Janny Kremer - corrector, Assen
In het juli/augustusnummer stond het prijswinnende artikel van Lijntje Pronk over moppen waarbij de clou 'm zat in een talig misverstand tussen een dialectspreker en een niet-dialectspreker. Het stuk opende met de mop waarin een Groninger de Engelse opmerking ‘Quiet night’ beant- | |
| |
woordt met ‘Kwait ook nait.’ In de versie die ik ken, gaat die mop verder. Daarin zegt de Engelsman: ‘What do you say, sir?’, waarop de Groninger antwoordt: ‘Wat dust stoe op zee, bist zulf een zeur.’
Er is ook een rijmpje waarin wordt gespeeld met de overeenkomsten en de verschillen tussen het Engels en het Gronings. Op internet vond ik enkele varianten, waaronder:
Well white wore the leather is?
Leaked me oak well what do.
Oud-voorzitter van de Vereniging De Friesche Elf Steden Jan Sipkema in 1985: ‘It giet oan.’
Het moet begrepen worden als: ‘Hé, jij daar! / Wie weet waar de ladder is? / Is hij gestolen of geleend? / Weet jij het? / Ik weet het ook niet, jij? / Oh, ik weet het al. / Hij is in de keet (“schuur”). / Oh, daar! / Leek me al raar toe. / Wat heb je daar jongen? / Moes met siepels (“boerenkool met ui”). / Lijkt me ook wel wat. / Nou, eet mee dan.’
Dat soort misverstanden beperkt zich overigens niet tot moppen. Ik heb in verschillende provincies in Nederland gewoond en ik weet inmiddels heel goed dat ze ook in het echte leven voorkomen.
In Zeeland zei mijn vader (een Groninger) ooit: ‘Ik kan het vandaag niet wachten’, waarmee hij bedoelde: ‘Ik heb vandaag geen tijd.’ Maar de persoon tot wie hij dat zei, begreep het niet en vroeg: ‘Waar kun je niet op wachten?’ Ook Gronings (en voor buitenstaanders echt verwarrend) is: ‘Dat is slim’, wat betekent: ‘Dat is erg.’
In Noord-Brabant zei een vrouw eens: ‘Mijn man is net aangereden’, waarmee ze bedoelde: ‘Mijn man is net weggereden.’ En in Friesland vroegen mensen me soms: ‘Hoe komt het?’, waarmee ze bedoelden: ‘Hoe zal dat aflopen?’ Weer een ander zei tegen me: ‘Het gaat aan’, waarmee hij bedoelde: ‘Het gaat gebeuren’, een vernederlandsing van het vooral ook van de Elfstedentocht bekende ‘It giet oan.’
|
|