Metselaren of metselaars?
Herman Baljet - Almere
Iemand die ik van nabij ken, had ooit op het NOS Journaal gezien hoe Máxima in een toespraak op prominente wijze het woord ‘metselaren’ gebruikte. De lichaamstaal van mijn zegsvrouwe liet geen twijfel bestaan over de achterliggende gedachte: de prinses deed verschrikkelijk haar best, maar was tóch weer over een strootje gestruikeld!
Ik kon haar geruststellen (of misschien stelde ik haar wel teleur): de meervoudsvorm metselaars mag de gangbare zijn, Máxima's variant behoefde geenszins te worden afgekeurd. Als overtuigend voorbeeld schoot me het verwante woord leraren te binnen dat, omgekeerd en vooral in Vlaanderen, de variant leraars kent. Ja, en toen volgden snel martelaars/martelaren, handelaars/handelaren... Maar voor alle zekerheid ging ik bij thuiskomst in mijn Van Dale op cd-rom uit 2005 even kijken of het wel echt klopte met die metselaren.
Ontgoocheling!
Ik trof er alléén informatie aan over het geslacht: ‘de (m.)’. En pas na een extra klikje op ‘eerste editie 1864’ vond ik de meervoudsvorm ‘(-s)’. Maar wacht eens even: mag ik dan niet weten hoe het vandaag de dag met het meervoud van metselaar is gesteld?
Gelukkig bewaar ik in de kast nog steeds een papieren Koenen van 1992, en zie, mijn niet zo ‘verse’ Koenen stelde me in het gelijk! Ik vond bij metselaar: ‘(-s, -laren)’. Nu kwellen mij nog de volgende vragen: kan Máxima zich in 2008 nog wel van de meervoudsvorm metselaren bedienen, zonder dat kritische onderdanen daarbij de wenkbrauwen optrekken? En waarom laat Van Dale, ons nationale standaardwerk, zijn gebruikers in de steek als zij zich op de hoogte willen stellen van de thans correct geachte meervoudsvormen (de meervouden van bijvoorbeeld handelaar, winkelier en plaatje staan evenmin vermeld)?
Kortom: moeten we naast de digitale Van Dale op de taakbalk ook een papieren Koenen in de kast hebben?