■ Pismeertjes
Van Roosmalen noemt de dingen bij hun naam. Als de man van de RVD zegt dat de koningin zich heeft teruggetrokken, vertaalt Van Roosmalen, alsof wij dat niet begrijpen: ‘Daarmee bedoelde hij dat Beatrix op het toilet zat.’ De boodschap is: Van Roosmaalen onthult wat anderen willen verhullen.
In de volgende zinnen geeft hij nóg zo'n vertaling ten beste - van iets wat hij eerst zelf quasi-verhullend heeft gezegd: ‘Uiteindelijk klonken er koninklijke geluiden uit het hokje. Dat wil zeggen: de wc werd doorgetrokken.’
Ook in een passage over het einde van een Koninginnedagviering in Deventer maakt Van Roosmalen effectief gebruik van bathos:
Toen de politie klaar was met het wegjagen van de mensen die zich op het wegdek tussen het Bergkwartier en de koninklijke bus ophielden, baande de koninklijke familie zich een weg door de achtergelaten blikjes, flesjes en pismeertjes van de massa. (cursivering van mij - PB)
Toiletbezoek, pismeertjes, Beatrix die zich gedraagt als een bitch: Van Roosmalen onthult de werkelijkheid achter de kitsch van het koningshuis.
Maar ís het de werkelijkheid? Door de feiten zo droog te vermelden - hij zegt niet hardop wat hij ervan vindt - geeft de schrijver je een kans, maar wel een kleine kans, om het niet met zijn waardeoordeel eens te zijn. Waar je echter geen moment aan twijfelt, ik tenminste niet, is dat die feiten kloppen. Maar dat doen ze niet. Neem het volgende citaat. Opnieuw Koninginnedag in Deventer: ‘Toen de kletsnatte kinderen klaar waren met zingen voor de kurkdroge koningin, klapte Beatrix twee keer in haar handen.’
Alliteratie, antithese: retorisch en stilistisch is het helemaal dik in orde. Maar het televisieprogramma De leugen regeert riep Van Roosmalen op het matje omdat op een video-opname van het beschreven kinderkoor te zien was dat Beatrix wel vijftien keer in haar handen klapte. Hij vertelt het zelf op de twee laatste bladzijden van het boekje, en zegt dan iets wat alle voorgaande beschrijvingen op losse schroeven zet:
Stevig aangezette ‘feiten’, gepresenteerd door een verslaggever die doet alsof hij een camera is: stijl is ook een kwestie van ethiek.
‘Feitelijk onjuist’, concludeerde Felix [Meurders].
Daar viel weinig tegenin te brengen. De camera zoemde in op mijn hoofd en ik zei: ‘Ik kon het niet goed zien, want ik werd door de RVD weggeduwd. Dus tja...’ Dat was ook feitelijk onjuist, maar omdat er mensen lachten, was ik toch heel tevreden over deze opmerking.