Guus Middag
Zong
Johanna
Waarom zingt Eva de Roovere ‘Jij is lastig’ en ‘fantastig’? En de jongens van Opgezwolle ‘proef die woofer’? En hoe komt het dat dit zo bijzonder klinkt? In zijn rubriek ‘Zong’ staat Guus Middag stil bij de taal en de poëzie die te horen is in allerlei Nederlandstalige liedjes, oud en nieuw.
Ik zat te lezen in Reynaert de Vos, in een nieuwe vertaling, door Ard Posthuma. Ik las: ‘Bij een linde in het veld, / werd de hen ter aarde besteld.’ Het ging over de begrafenis van Coppe, het arme hennetje dat door Reinaert was doodgebeten. Zo zag haar graf eruit: ‘Op het gladde marmer stond / wie daar rustte in de grond.’ De tekst liep soepel, maar dat gold niet voor het grafschrift zelf.
Daar had Posthuma een echt kreupelrijm van gemaakt: ‘Hier rust Coppe, onze hen, / die zo goed kon scharrelen.’ Het is een knullig rijm, maar wel bewust knullig. Het past goed bij het verhaal, waarin nog zoveel meer pijnlijke blunders worden gemaakt.
Het roept meteen een andere hen in herinnering, een hen die ook al zo goed kon scharrelèn. Ik bedoel Johanna, ‘een meisje van zeventien jaren’, wier lotgevallen door Rijk de Gooyer worden bezongen in zijn lange ballade ‘Johanna’ (1975). De Gooyer zingt niet echt, het is meer alsof hij een ouderwets gedicht zingzegt, met een bewust harkerige dictie en een bewust houterig ritme. Daarbij hoort de rare neiging om het lidwoord een uit te spreken als het telwoord één, waardoor alles extra stijf en schools gaat klinken. De opname is in een wat rumoerige sfeer gemaakt. Het lijkt wel alsof De Gooyer in een volle kroeg staat, of op een markt. Er zit publiek bij en hij wordt begeleid door een hoempaorkest. Lees maar hardop mee, dan hoort u vanzelf de rijmblunder aan het eind:
Zij was één aardig meisje,
Zij diende bij één gegoede familie,
als meisje voor halve dagen.
Het laatste woord moet rijmen op ‘hen’, en wordt dus uitgesproken als ‘da-gèn’. Nog erger: in dit lied moet de slotregel, en dus ook de slotblunder, van elk couplet tweemaal door de hele zaal uit volle borst worden herhaald, begeleid door een forse uithaal van de blazers. Dus dat is dan driemaal ‘da-gèn’.