■ Lidwoordjungle
De complicaties voor Elena worden alleen nog maar groter doordat we in het Nederlands een soms weglaten. Elena heeft ‘een lieve man’, maar die man ‘is Nederlander’, zij heeft dus ‘een Nederlandse man’. Hij ‘is huisarts’, nog maar 32, dus ‘een jonge huisarts’. Verder zijn er vaste combinaties zonder lidwoord de, het of een: ‘op school’, ‘naar bed’, ‘met mes en vork’. Het is geen wonder dat buitenlanders het spoor in de lidwoordjungle kwijtraken. Kan een docent hen daardoorheen loodsen?
Een simpele leidraad lijkt het gegeven dat vóór niet-telbare zelfstandige naamwoorden (‘stofnamen’, zoals brood, bier, boter en fruit, maar ook abstracte woorden als geluk, liefde en haat) in de regel geen een staat. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) noemt zo'n ontbrekend lidwoord een ‘nul-lidwoord’. Verder komen we te weten dat veel niettelbare zelfstandige naamwoorden ook een telbare vorm hebben: naast ‘brood’ (niet-telbaar) bakken we ook ‘een brood’ (telbaar), en we bestellen ‘bier’ of ‘een biertje’. Maar met deze termen en zo'n uitleg zou de leraar Elena meesleuren in het moeras van de moderne spraakkunst. Daar hebben een praktische docent en zijn leerlingen niets te zoeken. Cursisten willen liefst rijtjes en leerbare regels. Dat soort regels is er vaak niet: waar cursisten problemen mee hebben, zijn merendeels die taalverschijnselen waar niet eenvoudig regels voor te geven zijn.