| |
| |
| |
Smirten en swaffelen bij de Bosbank
Wat zeggen de nieuwe woorden van 2008?
Berthold van Maris
Swaffelen werd eind vorig jaar gekozen tot het woord van 2008. Het wordt samen met 99 andere nieuwe woorden behandeld in het boekje Woord van het jaar 2008 van Van Dale. Hoe ontstaan zulke neologismen? Zitten er blijvertjes tussen? Welke woorden ontbreken? En hoe nieuw is ‘nieuw’? Een verkenning langs de biechtauto's, tulpeilanden en pno'tjes van 2008.
Ton den Boon, hoofdredacteur van Van Dale, heeft een boekje samengesteld met nieuwe woorden van het afgelopen jaar. Het zijn er precies honderd. De meeste komen uit de krant of uit tv-programma's. Het is een amusante opsomming, die de lezer herinnert aan allerlei belangrijke en onbelangrijke gebeurtenissen die in 2008 de aandacht trokken.
Ook dit jaar heeft de moeizame verstandhouding tussen sommige autochtonen en sommige allochtonen veel nieuwe woorden opgeleverd. Tien maar liefst. De leukste twee zijn onderbroekdouchen en theedrinker: in 2008 waren er islamitische jongeren die vanwege hun geloofsopvatting na het voetballen met de onderbroek aan onder de douche gingen, en er was kritiek op politici die te vaak thee gingen drinken bij imams en Marokkaanse jongeren.
De financiële crisis scoort, zoals te verwachten was, ook erg goed, met zes woorden: bankencrisis, bankendomino, Bosbank, giftige lening, recessieverzekering en systeembank. En het rookverbod in de horeca resulteerde in drie woorden met veel humor: rokerskerk, smoeskroeg en smirten. Dit laatste woord komt uit Ierland, waar ze al een paar jaar ervaring hebben met het rookverbod; het is een samentrekking van smoking en flirting, en betekent: flirten terwijl je buiten voor het café met zijn allen staat te roken. Bij die andere twee woorden gaat het om horecagelegenheden die op een creatieve manier het rookverbod probeerden te omzeilen: de rokerskerk door zich voor te doen als religieus genootschap, en de smoeskroeg door te doen of het geen café is.
| |
■ Papegaaiencircuit
Sommige woorden uit de lijst leidden al langer een verborgen bestaan, en kwamen dan opeens, door een of ander voorval, aan de oppervlakte. Swaffelen is een mooi voorbeeld. Het verwijst naar een seksuele handeling waar het Nederlands nog geen geschikte term voor had: met een halfstijve penis ergens tegenaan slaan - tegen een clitoris bijvoorbeeld. Het woord dook op in de media nadat een Rotterdamse scholier, op bezoek bij de Taj Mahal, een filmpje op YouTube had gezet waarin hij deze handeling tegen het beroemde gebouw verrichtte.
De meeste woorden hebben een minder spannende herkomst. Ze zijn door journalisten zelf bedacht, of door mensen die door journalisten geïnterviewd werden. Het neologisme kan een heel effectieve manier zijn om je betoog kracht bij zetten. Politici en journalisten die het zittende kabinet bekritiseren, gebruikten in 2008 bijvoorbeeld zelfverzonnen termen als angsthazenkabinet, ijskastkabinet, kruidenierskabinet, betuttelingskabinet en tuttelkabinet.
Soms worden woorden verzonnen om nieuw beleid te verkopen: klimaathuis voor ‘klimaatneutrale woning’ bijvoorbeeld, of tulpeiland (‘kunstmatig tulpvormig eiland in de Noordzee’). Soms worden ze verzonnen om nieuw beleid belachelijk te maken (paktaks, rokerskerk, maagdenprik).
Vervolgens doet het papegaaiencircuit zijn werk. Journalisten, politici en tv-presentatoren praten elkaar na, en als ze dat maar lang genoeg doen, raakt een woord vanzelf ingeburgerd, al is het maar voor een tijdje - zolang de hype of trend duurt.
Illustratie: Matthijs Sluiter
Van de meeste woorden is precies bekend wie ze bedacht heeft. Ambtenaren en voorlichters kwamen in 2008 met megamug (Rijkswaterstaat over ‘vliegend apparaatje om metingen te doen’), slaaprijden (ministerie van Verkeer en Waterstaat over ‘autorijden in niet-wakkere staat’), snelwegpanorama (VROM over ‘vrij, niet te bebouwen uitzicht vanaf de weg’) en het al genoemde tulpeiland (TU Delft). Uit de IT kwamen, zoals vanouds, weer Engelse termen het Nederlands in: cloud computing en life-hacking, die respectievelijk betekenen ‘centraal gebruik van software’ en ‘programma's die internetinformatie behapbaar maken’. De Nederlandse Taalunie verzon een officieel alternatief voor het achterhaalde meisjesnaam: geboortenaam. De Nederlandse Spoorwegen kwamen met warmtezuil, en Vlaamse stiefmoeders bedachten plusmama als alternatief voor stiefmoeder.
| |
■ Apparaat
Wat ontbreekt er in dit boekje? Het gesproken Nederlands dat niet in de krant
| |
| |
of op tv terechtkomt. De methode die Den Boon gehanteerd heeft, bepaalt in hoge mate de uitkomst: hij doorzocht vooral de reguliere media en bekeek daarnaast het een en ander op internet, zoals weblogs.
Maar het taaluniversum is veel ruimer dan dat. Was er maar een apparaatje dat je in de openbare ruimte kon hangen, dat alle conversatie in een straal van zeg honderd meter oppikt en analyseert op nieuwe woorden. Je zou dat dan kunnen ophangen op heel verschillende plekken, zoals het Leidseplein, het WTC, de Bijlmer, Staphorst en Bloemendaal, en er zouden allerlei andere nieuwe woorden geregistreerd en ontdekt worden: woorden van jongeren, etnisch gekleurde woorden, woorden die regionaal gebruikt worden, enzovoort.
Van deze honderd woorden zal maar een enkele beklijven. De meeste zijn charmante eendagsvliegen, die bij het uitkomen van dit boekje soms al zijn overleden: aboutalisme bijvoorbeeld, voor ‘het afschuiven van overheidstaken naar lagere overheden’ (Aboutaleb heeft alweer een andere baan), rokerskerk (alweer door de rechter verboden) en tulpeiland (alweer afgeblazen).
Blijvertjes zijn wellicht: nahuwelijk, bankencrisis, systeembank, geboortenaam, nomofobie en plusmama. Plusmama voorziet in een behoefte om het stiefmoederschap op een frisse manier te bekijken. Ook nahuwelijk (‘na de scheiding een goed contact hebben met elkaar’, bedacht door een VPRO-programmamaakster) zal nog wel even actueel blijven, net als nomofobie (‘de nerveuze angst die mensen bekruipt als ze hun mobiel niet bij zich hebben’). En tja, misschien voorziet ook het al eerder genoemde swaffelen wel in een duurzame behoefte.
| |
De 100 nieuwe woorden
aboutalisme, agro-inflatie, algenkerosine, analoogkaas, ashera, asobox, bankencrisis, bankendomino, betuttelingskabinet, biechtauto, bierpong, bionanowetenschap, bleekshop, bore-out, Bosbank, cloud computing, comazuipfeest, crowdsourcen, dialoogmoslim, digiflirten, drenthelevengevoel, drugsplukker, duyvendakken, egoblad, eigenvuurincident, fatsoenssocialisme, fitna, freelancemoraal, gastroseksueel, geboortenaam, giftige lening, gojibes, grootouderproletariaat, homohealing, horroropa, hufterindex, huilie-huilieverhaal, inktcrimineel, klimaathuis, landschapscanon, lifehacking, locavoor, loktiener, luchtgarnaal, maagdenprik, megamug, meltdown, mensverbetering, nahuwelijk, nederdino, nomofobie, Obamania, onderbroekdouchen, opkrikkerijtje, opstaanplicht, paktaks, Palinmania, paspoortbom, plantagementaliteit, plusmama, pno'tje, Polderkoran, poololie, pornoknop, promotion canapé, Q-koortsdode, recessieverzekering, roettaks, rokerskerk, rommelrand, sekspositief, seniormoment, shariafonds, slaaprijden, smirten, smoeskroeg, snelwegpanorama, stressorexia, swaffelen, systeembank, theedrinker, toeterturk, trommelpet, tulpeiland, uitzichtgarantie, ultrafijnstofkanon, valkuillening, veganstreaker, verdieseling, vergieteren, vertonning, voluntoerisme, vuurpijldemocratie, warmtezuil, wiiën, wiskundekloof, woekerpensioen, wolkersvrouw, zweef-tv, zwemboerka
| |
■ Anekdote
Bij nieuwe woorden kun je je altijd afvragen: hoe nieuw is ‘nieuw’? Taal bouwt altijd voort op wat er al is. Soms zijn de ‘nieuwe’ woorden gewoon uit een andere taal overgenomen, zoals crowdsourcen en smirten. Het zijn dus woorden die al bestonden, in een andere taal.
Meestal zijn de nieuwe woorden samenstellingen. Nu is het zo dat in het Nederlands iedereen nieuwe samenstellingen kan - en mag - maken. Een woordenboek van nieuwe woorden kun je bijvoorbeeld een nieuwewoordenwoordenboek noemen. Is nieuwewoordenwoordenboek daarmee ook een nieuw woord? Niet echt, want het geheel is precies zo veel als de som der delen: nieuwe + woorden + woordenboek. Dat geldt voor veel nieuwe - samengestelde - woorden in deze lijst van honderd:
- | algenkerosine: ‘kerosine gemaakt uit algen’; |
- | onderbroekdouchen: ‘douchen in je onderbroek’; |
- | plantagementaliteit: ‘mentaliteit zoals op een plantage’; |
- | zwemboerka: ‘boerka om in te zwemmen’. |
Maar er zijn ook samengestelde woorden die helemaal niet transparant zijn, die je alleen kunt begrijpen als je het verhaal erachter, de anekdote, kent. Biechtauto is alleen te snappen als je op de hoogte bent van de zaak-Endstra en de zaak-Van der Sloot. Ook drugsplukker, inktcrimineel en loktiener zijn veel specifieker van betekenis dan ‘de som der delen’.
Samenstellen en samenvoegen kan overigens op allerlei manieren:
- | drie woorden achter elkaar: comazuipfeest, drenthelevengevoel, eigenvuurincident; |
- | vier woorden achter elkaar: ultrafijnstofkanon; |
- | twee Griekse of Latijnse elementen met elkaar combineren: locavoor (‘eter van lokaal voedsel’); |
- | twee woorden over elkaar heen schuiven: Obamania (Obama + mania), voluntoerisme (voluntair + toerisme); |
| |
| |
- | aan een bestaand woord grammaticale elementen toevoegen: aboutalisme, opkrikkerijtje (‘opsteker’), verdieseling, vergieteren (‘verkwisten van overheidsgeld’), vertonning (‘beïnvloeding door Trots op Nederland’), duyvendakken (‘iemand afrekenen op een actieverleden’); |
- | een combinatie van woorden afkorten: pno'tje (‘potentieel neukobject’). |
| |
■ Clichés
Zijn er ook écht nieuwe woorden, die niet terug te voeren zijn op woorden die al bestonden? Als je het lijstje bekijkt, zijn er op het eerste gezicht twee die helemaal nieuw ogen: ashera en swaffelen.
Maar helaas, echt nieuw zijn ook deze woorden niet. Het woord ashera (een nieuw soort katachtige, als merknaam bedacht door het Amerikaanse bedrijf dat de kat heeft gefokt) is ontleend aan de Semitische godin Asjera. En swaffelen blijkt als zwaffelen al langer in het Nederlands te bestaan. In het Woordenboek der Nederlandsche Taal wordt het vermeld als een Vlaams woord voor ‘heen en weer bewegen’. De nieuwe betekenis is daar een specifieke invulling van.
Zoals gezegd, het enige nieuwe aan de meeste nieuwe woorden is de combinatie. Er worden nieuwe verbanden gelegd tussen bestaande elementen. Nu doen we dat in taal voortdurend, ook zonder dat het tot nieuwe woorden leidt. Onze combinatiedrang levert vooral zinnen op, die al gauw gemeenplaatsen worden, of zelfs vaste uitdrukkingen.
De kredietcrisis heeft niet alleen de genoemde zes nieuwe woorden opgeleverd. Het praten en schrijven over de crisis gaat ook gepaard met allerlei vaste zinnetjes, gemeenplaatsen en uitdrukkingen, waarvan sommige al veel langer bestaan, en andere nieuw zijn - tot op zekere hoogte. In zijn commentaar op de nieuwe woorden rondom de kredietcrisis geeft Den Boon zelf een flink aantal van die zinnetjes en clichés:
- | De financiële wereld wordt in 2008 getroffen door de diepste vertrouwenscrisis sinds de Grote Depressie. |
- | Banken willen elkaar geen geld meer lenen en banken die daardoor wankelen, worden getroffen door een ware run van spaarders die massaal hun tegoeden opnemen. |
- | Zo komen probleembanken terecht in een negatieve spiraal. |
- | Ze vallen om. |
- | Vele miljarden zijn in een paar dagen verdampt. |
- | De problemen op de Amerikaanse huizenmarkt hebben een dramatisch dieptepunt bereikt. |
Allemaal zinnen die we de afgelopen maanden al veel vaker hebben gelezen en gehoord. Het is een soort cluster van gedachten, zinnen, uitdrukkingen en woorden, die op tv en in de krant voortdurend worden herhaald - om het de lezer en kijker gemakkelijk te maken, en ook omdat het gemakkelijk is voor journalisten en tv-presentatoren.
Den Boon speelt in zijn boekje ook zelf met dit soort clichés. Over het drenthelevengevoel schrijft hij:
Ze gaan nadenken over hun oude dag. Met welke jonge blom ga je die doorbrengen? En vooral: waar? Op een bountyeiland in het Caraïbisch gebied, langs de golfbaan aan de Middellandse Zee of, godbetert, in het dankzij de huidige klimaatverbetering allang niet meer zo barre noorden van Drenthe?
In dit fragmentje zitten een paar oude clichés: oude dag, jonge blom, eiland in het Caraïbisch gebied. Een recenter cliché (want een recenter verschijnsel) is: golfbaan aan de Middellandse Zee. Nog recenter is: ‘het dankzij de huidige klimaat-verbetering allang niet meer zo barre’.
Misschien is het een idee om volgend jaar eens niet met ‘Woorden van 2009’ te komen, maar iets heel nieuws te maken: ‘Standaardzinnen, gemeenplaatsen en uitdrukkingen van 2009’.
|
|