â– Groepen dialecten
Taalkundige Michiel de Vaan onderzoekt het oudste Nederlands.
Foto: Constantijn Kaland, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Leiden
‘Eigenlijk is dat woord Oudnederlands niet juist’, zegt de Leidse taalkundige Michiel de Vaan (1973). ‘Het woorddeel Nederlands is anachronistisch, want de huidige staatsgrenzen bestonden in die tijd nog niet. Het gaat om dialecten die hier in de buurt gesproken werden. Er waren in die tijd zeker geen duidelijke grenzen met bijvoorbeeld het Duits.’ Omdat het een handige term is, blijven wetenschappers hem toch gebruiken.
Deze zomer kreeg De Vaan subsidie om vijf jaar lang onderzoek te doen naar dat oudste Nederlands. Bovendien mag hij ook nog een pas afgestudeerde begeleiden om een proefschrift over datzelfde onderwerp te schrijven. Samen willen ze proberen om te achterhalen hoe in die oude periode uit de botsing van allerlei hier gesproken taalvormen uiteindelijk het Nederlands is ontstaan.
‘Er zijn twee grote theorieën over’, zegt De Vaan. ‘Volgens de eerste is het vooral van belang dat er hier drie grote Germaanse stammen woonden: de Saksen, de Friezen en de Franken. Volgens de tweede is de belangrijkste verdeling die tussen de kustdialecten, die “Ingveoons” worden genoemd, en de dialecten uit het binnenland. Voor de eerste theorie pleit vooral dat we de dialecten in ons taalgebied nog steeds in drie grote groepen kunnen onderverdelen. Voor de tweede dat dialecten aan de Noordzeekust soms heel oude overeenkomstige kenmerken hebben die je niet vindt bij dialecten in het binnenland. Het woord muiden in plaats van mond bijvoorbeeld, waarbij de n is weggevallen.’ Ook in het Engels is de n weggevallen in het woord mouth.
De Vaan wil niet alleen het Oudnederlands woordenboek en de bronnen daarvan benutten om tot zijn reconstructie te komen. Hij wil ook gebruikmaken van de kennis die we hebben over de verschillen tussen dialecten in de twaalfde en dertiende eeuw, waarover de laatste decennia ook veel informatie beschikbaar is gekomen.