| |
| |
| |
Lezen als zintuig
Hoe lang is ‘Ik lees je iets zeggen’ nog onmogelijk?
Peter-Arno Coppen
Je kunt zeggen: ‘Ik zie iemand iets doen’, of ‘Ik hoor hem iets beweren.’ Maar ‘Ik lees je iets zeggen’ is raar. Waarom is dat? En hoe komt het dat die constructie dan toch voorzichtig de kop opsteekt? Dialoog over een mogelijk nieuw geval van taalverandering.
Illustratie: Matthijs Sluiter
Waar zit jij nou naar te kijken op je computer?
- | Gewoon, een oude aflevering van DWDD. |
- | Deeweedeedee? |
- | Dat ken je toch wel? DWDD, De wereld draait door. |
- | Dat is toch een actualiteitenprogramma, waarom zou je daar oude afleveringen van bekijken? |
- | Nou, ik kon me een interessante taalkundige gebeurtenis herinneren. |
- | Een taalkundige gebeurtenis? |
- | Het was een verspreking van de presentator, Matthijs van Nieuwkerk. Maar hij verbeterde het meteen. |
- | O? Wat was dat dan? |
- | Hier, ik heb het net gevonden. Het was in een interview met Heleen Mees, op 4 maart 2008. Na precies 13 minuten en 16 seconden zegt Van Nieuwkerk dit: ‘Ik heb je laatst lezen zeggen...’ en dan aarzelt hij, zich realiserend dat hij iets geks gezegd heeft, en hij herstelt het zo: ‘... althans, ik heb gelezen dat je zei...’ |
- | Hm. Noem je dat interessant? Dat is toch gewoon een vergissing? |
- | Ja, maar het is een interessante vergissing. |
- | Nou ja zeg, hij herstelt het nota bene meteen! Wat zeur je dan? |
- | Maar waarom zegt hij nou net ‘Ik heb je lezen zeggen’? |
- | Hij verwart het natuurlijk met ‘Ik heb je horen zeggen’, dat is toch duidelijk? Ik zie het probleem niet. |
| |
■Zintuigen
- | Maar waarom kun je wel zeggen ‘Ik heb je horen zeggen’ en niet ‘Ik heb je lezen zeggen’? |
| |
| |
- | Tja, dat heb je toch ook bij andere werkwoorden? Zo kun je wel zeggen ‘Ik liep een liedje te fluiten’ en niet ‘Ik fietste een liedje te fluiten.’ Dat is toch gewoon toeval? |
- | Nee, wacht even, dat is heel iets anders. In ‘Ik liep een liedje te fluiten’ is lopen een hulpwerkwoord. Het behoort tot de werkwoorden van lichaamshouding, zoals zitten, staan, liggen, hangen. Bij ‘Ik heb je horen zeggen’ is horen geen hulpwerkwoord. Hier gaat het om een constructie die bekendstaat als de ‘accusativus cum infinitivo’. |
- | Zo! Toe maar. |
- | In een zin als ‘Ik hoor jou een liedje fluiten’ is jou tegelijkertijd het lijdend voorwerp (‘accusativus’) bij horen én het onderwerp bij de infinitiefvorm een liedje fluiten. |
- | Nou goed, jij je zin, het is een accusativus cum infinidinges. Maar wat zou dat? |
- | Met die constructie is in het Nederlands iets vreemds aan de hand. Je hebt 'm maar bij een paar werkwoorden, eigenlijk alleen nog bij werkwoorden die een zintuiglijke waarneming weergeven: ‘Ik zie jou lopen’, ‘Ik hoor jou lopen’, ‘Ik voel het water over mijn rug lopen’, ‘Ik ruik het vlees aanbranden.’ Zien, horen, voelen, ruiken. De eerste twee zijn heel gangbaar, voelen is wat vreemder, en ruiken is ongebruikelijk. Alleen proeven ontbreekt in dit rijtje. |
- | Wacht even, is dit ook niet hetzelfde als bij ‘Elk meent zijn uil een valk te zijn’? |
- | Ja precies! |
- | Maar menen heeft toch niets met zintuigen te maken? |
- | Dat klopt, maar die constructie met menen is dan ook sterk verouderd. Jij noemt nu dat spreekwoord, maar in het hedendaagse Nederlands zul je niet snel meer een zin maken als ‘Ik meen jou een liedje te kunnen fluiten.’ |
- | Nee, dat is waar. |
| |
■Beeldvorming
- | Je hebt informeel ook nog wel gevallen met vinden, zoals ‘Ik vind hem slecht zingen’, maar ook dat is maar een marginale constructie. Niet iedereen zal dat zo zeggen. |
- | Maar wat hebben menen en vinden dan met een zintuig te maken? |
- | Ik weet het niet. Misschien gaat het om beeldvorming. |
- | Beeldvorming? |
- | Ja, met al die werkwoorden geef je aan dat je op grond van waarneming een beeld hebt gevormd in je hoofd. Bij menen en vinden is het een mening, bij de werkwoorden van zintuiglijke waarneming is het neutraler. Maar hoe dan ook, het is een feit dat de constructie tegenwoordig voornamelijk voorkomt bij die werkwoorden die de werking van een zintuig aanduiden. |
- | Jaja. Maar daar heb je dan toch meteen de verklaring voor het feit dat ‘Ik lees jou iets zeggen’ niet kan? Lezen is geen zintuig. |
- | Hm, maar ik vroeg me af waarom Van Nieuwkerk het wél zei. Niet waarom hij het verbeterde. Lees eens wat de Algemene Nederlandse Spraakkunst over die constructie zegt. Bijvoorbeeld over het verschil tussen ‘Ik zag Jan in bad zitten’ en ‘Ik zag dat Jan in bad zat.’ |
- | Dat is toch hetzelfde? |
- | Nee, dat is het niet. De ANS signaleert dat je alleen kunt zeggen ‘Ik zag Jan in bad zitten’ als je Jan daadwerkelijk gezien hebt. Als je bijvoorbeeld ziet dat de badkamerdeur op slot zit, en je hebt redenen om aan te nemen dat Jan in bad zit, dan zul je wel zeggen: ‘Ik zag dat Jan in bad zat’, maar niet ‘Ik zag Jan in bad zitten.’ |
- | Subtiel hoor. Maar wat heeft dat met lezen te maken? |
- | In die constructie met werkwoorden van zintuiglijke waarneming en accusativus cum infinitivo is er blijkbaar altijd sprake van een soort directe communicatie. |
- | Directe communicatie? |
- | Als je zegt ‘Ik hoor jou zingen’, dan hoor ik dat jij zingt, en wel op het moment dat jij zingt. De waarneming en de gebeurtenis vinden gelijktijdig en in dezelfde ruimte plaats. En dat zie je ook aan de zinsbouw. |
- | Dat snap ik niet. |
- | Zet er maar eens een tijdsbepaling bij. In een constructie met een bijzin, zoals ‘Ik hoorde dat jij een liedje zong’, kun je twee tijdsbepalingen toevoegen: ‘Ik hoorde vandaag dat jij gisteren zong.’ In de constructie ‘Ik hoorde jou een liedje zingen’ kan dat niet. Je kunt niet zeggen ‘Ik hoorde jou vandaag gisteren een liedje zingen.’ De twee werkwoorden horen en zingen zitten in één constructie. Er is geen afstand in de tijd tussen het horen en het zingen. De waarneming, de communicatie is dus direct. |
- | Goed, dat wil ik allemaal best aannemen. Maar ik vraag nog eens: wat heeft dat met lezen te maken? |
| |
■Chatten
- | Lezen en schrijven is van oudsher een indirecte manier van communicatie. In normale gevallen schrijft iemand iets op, wat vervolgens door iemand anders, op een andere tijd, op een andere plaats, gelezen wordt. |
- | Oké, maar dat kan toch wel? Als een leraar iets op het bord schrijft, dan wordt dat toch direct door de leerlingen gelezen? |
- | Akkoord, maar dat is geen normale schrijf-leescommunicatie. Het schrijven is juist bedoeld om in tijd en plaats op afstand te communiceren. Lezen is dus in normale gevallen indirecte communicatie. |
- | Oké. |
- | Daarom is ‘Ik lees jou iets zeggen’ van oudsher onmogelijk. |
‘“Ik lees jou iets zeggen” is een teken van deze tijd.’
- | Maar jij vroeg je af waarom Van Nieuwkerk het dus wél zei. |
- | Precies! En ik denk dat ik dat weet. |
- | Nou? Waarom dan? |
- | Dat komt doordat schrijven en lezen steeds meer een directe manier van communiceren worden. Als je op een computer aan het chatten bent, dan schrijf jij iets op wat meteen door de ander gelezen wordt. En dat is wel een vorm van normale communicatie. Ook een sms wordt vaak vrijwel meteen gelezen. Er is meestal geen afstand meer in de tijd tussen het schrijven en het lezen. |
- | Aha. |
- | Met andere woorden: ‘Ik lees jou iets zeggen’ is een teken van deze tijd. Een teken dat het gewoon is geworden dat de een lijfelijk waarneemt dat de ander iets schrijft. Van Nieuwkerk had natuurlijk meteen in de gaten dat deze implicatie in dit geval niet opging, omdat hij niet lijfelijk aanwezig was toen Mees iets schreef, maar zijn verspreking is wel een aanwijzing dat hij die communicatie als direct aanvoelde. Het is nog extreem zeldzaam, er staat nog maar een handjevol vindplaatsen op het internet. Zo schrijft iemand: ‘nadat ik hier journalisten heb lezen beweren...’, en iemand anders: ‘Overigens las ik vandaag hackers beweren de iphone gekraakt te hebben.’ En wat is er eigenlijk mis met de formulering ‘Ik lees hier beweren dat’? |
- | Maar daar ontbreekt toch het onderwerp van beweren? |
- | Inderdaad, maar je kunt er probleemloos iemand bij voegen. Nee hoor, het komt eraan: lezen als zintuig. En je ziet het nu al in zo'n verspreking van Matthijs van Nieuwkerk. |
|
|