Onze Taal. Jaargang 77
(2008)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
Smog?Smog is een samentrekking van smoke en fog: ‘rook’ en ‘mist’. Maar ik hoor het woord ook vaak als er helemaal geen sprake is van mist. Kan dat?
!Ja, dat kan. Smog is weliswaar gevormd uit smoke en fog, maar dat fog betekent niet letterlijk ‘mist’. Smog duidt een vorm van mist aan die veróórzaakt wordt door rook - luchtvervuiling dus - en niet zozeer een méngsel van rook en mist. Het woord is aan het eind van de negentiende eeuw in het Engels ontstaan. Het werd daar voornamelijk gebruikt voor de grauwe ‘sluier’ van rook (bijvoorbeeld van fabrieken) en uitlaatgassen in grote steden, zoals Londen. Het is dus ook zeker niet zo dat er alleen op mistige dagen sprake kan zijn van smog. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) spreekt van ‘smog’ als de lucht sterk verontreinigd is door ozon, fijnstof, stikstofdioxide en/of zwaveldioxide. De meestvoorkomende vorm van smog wordt vaak aangeduid met zomersmog, omdat dit type luchtvervuiling zich vooral op warme dagen voordoet, of met fotochemische smog, vanwege de invloed die (zon)licht heeft op smogvorming. En wintersmog, oftewel industriële smog, duidt een mengsel van hoofdzakelijk fijnstof en zwaveldioxide aan. | |
Gymen/gymmen?Hoe schrijf je het werkwoord dat bij gym hoort: als gymen of als gymmen?
!De juiste spelling is gymmen. Alle woordenboeken en spellinggidsen die het woord hebben opgenomen, schrijven het zo. De schrijfwijze gymen zou kunnen suggereren dat het woord rijmt op enzymen. De y wordt in een open lettergreep (dat wil zeggen: eindigend op een y) namelijk uitgesproken als ie. Overigens is ook gymmen niet helemaal een ondubbelzinnige manier om de juiste uitspraak weer te geven: in gesloten lettergrepen (eindigend op een medeklinker) klinkt de y soms als de i van lip en soms als de ie van liep. In gym, lymfe en apocalyps is het een i, maar in enzym, androgyn en acetyl is het een ie. En in bijvoorbeeld symmetrie is zowel de i-uitspraak als de ie-uitspraak gangbaar. | |
Inwoners en bewoners?Zijn de woorden bewoner(s) en inwoner(s) synoniemen van elkaar?
!Bewoner is niet helemaal synoniem met inwoner. Een bewoner is, simpel gezegd, iemand die ‘ergens woont’: dat kan in een bepaalde buurt of streek zijn (bewoners van een achterbuurt, bewoners van het platteland), in een gebouw (de bewoners van dit pand), in een gebied waarvan de grenzen niet vastliggen (een bewoner van de woestijn), etcetera. Inwoner wordt vooral geassocieerd met een plaats met duidelijke grenzen, meestal een dorp, een stad, een land of een provincie; het is min of meer synoniem met ingezetene. We hebben het over ‘inwoners van Amsterdam’ en ‘inwoners van Nederland’, en niet over ‘bewoners’ daarvan. Tenzij het in een andere context wordt gebruikt, bijvoorbeeld: ‘De Neanderthalers waren waarschijnlijk de eerste bewoners van Nederland.’ Dan bedoel je het stuk grond dat we nu Nederland noemen, en de mensen die zich daar hadden gevestigd. Het verschil is klein, maar in sommige contexten heeft het grote gevolgen. Zo zullen de meeste mensen ‘de oudste bewoners van Nederland’ opvatten alsof er naar de Neanderthalers verwezen wordt, en denken ze bij ‘de oudste inwoners van Nederland’ aan de oudste mensen die (nu) in Nederland wonen, de honderdplussers dus. | |
Koten?In een Vlaamse tekst las ik over ‘studentenkoten’. Wat zijn dat?
!Zoals Nederlandse studenten ‘op kamers’ wonen, zo zitten of wonen Vlaamse studenten ‘op kot’. Studentenkot, of kortweg kot, is in Vlaanderen het gebruikelijke woord voor ‘studentenkamer’, en het meervoud daarvan is meestal studentenkoten, of kortweg koten. Deze meervoudsvorming is vergelijkbaar met lot - loten en slot - sloten. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) is er bij kot altijd veel variatie geweest in de verkleinvorm (kotje en kootje) en het meervoud (kotten en koten). Voorzover kot nog gebruikt wordt - in de betekenis ‘klein, armoedig huis’ of‘hok voor dieren’ (denk aan varkenskot) - is het meervoud kotten in de standaardtaal het gewoonst, in elk geval in Nederland. In Vlaanderen is koten dus ook nog steeds vrij gebruikelijk; niet alleen in studentenkoten, maar ook bijvoorbeeld in frietkoten. | |
Anderhalf?Waarom zeggen we ‘anderhalf’ en niet ‘één en een half’?
!In het Oud- en Middelnederlands werden halven niet weergegeven met ‘zoveel en een half’ maar met ‘zoveelste half’. Het woord voor ‘drie en een half’ was bijvoorbeeld vierdehalf (of kortweg vierdalf), waarin half ‘voor de helft’ betekent; vierdehalf eeuw is dus ‘drie (hele) eeuwen en de vierde voor de helft’. In die tijd is ook het woord anderhalf gevormd, waarin ander ‘tweede’ betekent; anderhalf is dus ‘de tweede voor de helft’. De oorspronkelijke betekenis van ander(e) is namelijk ‘tweede’; dat zie je bijvoorbeeld nog in het woord andermaal. Het woord tweede is later het gewone woord geworden, onder meer doordat de betekenis van ander zich uitbreidde in de richting van ‘overig, resterend’ en ‘verschillend’. In Scandinavische talen is andre/anden/andra overigens wél het gewone woord voor ‘tweede’. Later werd het gewoner om en een half toe te voegen aan het getal en raakten de combinaties met -half in onbruik. Alleen anderhalf bleef bestaan; de variant één en een half, die je weleens tegenkomt, is nooit echt in zwang geraakt. Op de website van Onze Taal worden zo'n twaalfhonderd taalkwesties besproken: www.onzetaal.nl/advies. |
|