Spaan
Het olympische boek
Of het geschreven woord werkelijk aan belang inboet nu evenementen als de Olympische Spelen langs elektronische weg in beeld en geluid alom te volgen zijn, weet ik niet.
Er verschijnen zonder enige twijfel meer olympische boeken dan vroeger, juist een gevolg van de dankzij televisie en internet toegenomen belangstelling. Televisie is, in al zijn vluchtigheid, een marketinginstrument bij uitstek, zoals politici al weten sinds de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1960. Langzamerhand beginnen ook uitgevers erachter te komen. Oprah kan een schrijversreputatie vestigen op een voor krantenrecensenten jaloersmakende manier. Schrijvers die ook nog kunnen praten zien hun verkoopcijfers stijgen na een succesvol optreden in De wereld draait door of bij Pauw & Witteman. Wat dit succes precies bepaalt, weet overigens niemand. Dat is maar goed ook, vooral voor de pluriformiteit in de uiterlijke verschijning van het schrijverschap.
Het antwoord op de in de eerste zin opgeworpen kwestie is te bescheiden. Ik weet het wel. Nooit zijn er zo veel sportboeken gepubliceerd als nu. De oorzaak is livetelevisie.
En hier beklim ik mijn stokpaardje: het goed geschreven sportverslag voegt iets toe aan het eendimensionale beeld. Het verdiept de schoonheid van de geleverde prestatie, geeft er reliëf aan en het draagt bij aan de mythologisering van de sportheld.
Van het door mij meestgelezen olympische boek zijn er vast niet zo veel gedrukt als van de binnenkort bij Nieuw Amsterdam te verschijnen olympische geschiedenis, een coproductie met het ANP en zijn imposante fotoarchief.
Helsinki 1952 door Leo Pagano heb ik als kind waarschijnlijk meer dan tien keer gelezen, meer dan De duivelskop in het rotsgebergte van Karl May en meer dan Mijn kinderen eten turf van Toon Kortooms, andere favorieten. De opkomst en ondergang van sporthelden is verslavende kost.
Pagano kon beeldend schrijven, zoals een radioman betaamt. Tegen Joegoslavië was het Russische voetbalelftal in het laatste kwartier bezig een achterstand van 5-1 weg te werken. Bij de stand 5-4, één minuut voor tijd, schrijft Pagano: ‘Een Russische supporter zet zijn hoed: af, schuin, recht voor- en achterover; een ander trekt zijn jas uit hoewel iedereen zit te vernikkelen van de kou.’
Rusland maakt gelijk.
Over een Tsjechische langeafstandsloper: ‘Zátopek stampte, wrong zijn armen in stijlloze houding en liet bijna hulpeloos zijn tong wapperen uit zijn verwrongen gezicht.’
Wie heeft het plaatje nog nodig? Dit ís het plaatje. Ik kon Zátopek op straat nadoen zonder hem ooit te hebben gezien. Hij won de vijf en de tien kilometer en voegde er voor de grap goud op de marathon aan toe.
Op de dag dat Zátopek zijn tweede gouden medaille won, werd zijn vrouw Dana Zátopková eerste bij het speerwerpen. In de woorden van Leo Pagano: ‘Er zullen niet zo heel veel echtparen op de wereld te vinden zijn die op een dergelijk feit kunnen bogen.’
Henk Spaan