| |
| |
| |
Jan Erik Grezel
Taal van de toekomst
Chinees als schoolvak in Nederland
Chinees als schoolvak wint terrein. In Nederland zijn er al meer dan 25 middelbare scholen waar kinderen Chinees kunnen leren. Over twee jaar doen Hilversumse gymnasiasten als eersten in Nederland eindexamen Chinees. Waarom kiezen zij voor zo'n ‘onmogelijke’ taal? Hoe leren ze Chinees en wat kunnen ze na pakweg vijf jaar?
Julia Schneemann, Didi de Bruin en Cedric 't Hart (v.l.n.r.) van het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum hebben Chinees in hun vakkenpakket.
Foto: Jan Erik Grezel
‘Nĭ hăo! Wŏ jiào Didi’, groet Didi de Bruin met een vrolijke stembuiging. Het klinkt als vloeiend Chinees en dat is het ook. Cedric 't Hart stelt zich voor met een zangerig zinnetje en zegt in het Chinees: ‘Ik kom uit Nederland.’ Julia Schneemann hapert even als ik vraag om ‘Volgend jaar gaan we naar China’ in het Chinees te vertalen. ‘Eh... “volgend jaar”? Hebben we dat al gehad? Nou ja, “China” is Zhōngguó, dat wil zeggen: “land in het midden”.’
Didi, Cedric en Julia zitten in de vierde klas van het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum. Tweeënhalf jaar hebben ze nu Chinees in een groep van 21 leerlingen, drie uur per week. Over twee jaar doen deze leerlingen eindexamen Chinees - beter gezegd: Mandarijn, de Chinese standaardtaal die door 90 procent van de Chinezen wordt gesproken.
Waarom Chinees? ‘Ik was altijd al geïnteresseerd in de Chinese cultuur, vooral in de sprookjes. De karakters van het Chinese schrift vind ik ook prachtig’, vertelt Didi in de tuin van de school, een blokkendoos in een glooiende Gooise villawijk. ‘Het staat goed op je eindlijst en op je cv’, denkt Julia. Cedric: ‘Al is Chinees als schoolvak over enkele jaren niet zo uniek meer, wij kunnen later zeggen dat wij de eersten in Nederland waren.’
| |
■Uitwissellingsprogramma
Niemand van de leerlingen is van plan later Chinees te studeren. Chinees is vooral middel, geen doel. ‘Misschien ga ik als au pair in China werken’, droomt Didi. ‘Of hier Chinese toeristen rondleiden.’ In de klas vraag ik wie Chinees heeft gekozen vanwege de economische expansie in Azië. Er gaan meteen een paar jongensvingers omhoog. ‘Met een mond vol Chinees bereik je zakelijk veel meer.’ Querine Bulthuis vat de drijfveren bondig samen: ‘De reden om Chinees te kiezen is altijd een combinatie van motieven: de opkomende economie, de vreemde cultuur, interesse in taal.’
In november 2007 bracht deze klas met hun docent Tin Chau Tsui een bezoek aan China in het kader van een uitwisselingsprogramma. De leerlingen verbleven een week in een gastgezin en volgden lessen op een school. Konden zij zich verstaanbaar maken? Dat was lastig volgens Cedric. ‘Och, het luisteren ging heel redelijk’, zegt Didi. ‘Maar de kinderen uit het gastgezin wilden zo graag Engels spreken. Ik herkende wel aardig wat karakters die ik links en rechts op straat zag. Je begrijpt ongeveer waar het over gaat.’ Hadden ze ook moeite met cultuurverschillen? ‘Ja, in het vliegtuig op de heenweg al’, lacht Julia. ‘We kregen noedels met garnalen. Die mag ik niet hebben. Ik zette de stokjes rechtop in het eten. Kwam er een stewardess naar mij toe: dát mocht ik absoluut niet doen. Stokjes rechtop in het eten is een symbool voor de dood.’
‘Het is een totaal andere cultuur. Chinezen zijn ook zeer gedisciplineerd’, zegt Cedric. ‘Ze werken zich kapot. Chinezen hebben een grote drang om de beste te zijn.’ Didi: ‘Op maandagochtend wordt op school de vlag gehesen. Ik stond daar tussen 1500
| |
| |
scholieren. Het was eerst wat rumoerig en chaotisch. Toen klonk er een fluitje. Binnen drie seconden stonden alle leerlingen in strakke rijen opgesteld. Zoiets hoef je in Nederland niet te proberen!’
Julia: ‘Onze docenten in Nederland zijn ook erg gericht op discipline en goed presteren. Als je het even niet weet, roept de leraar spreekvaardigheid: “Beter leren!”’ Didi: ‘Aan het eind van een lange dag zijn wij altijd wat klierig. Daar kunnen Chinese docenten niet tegen. Die willen hard werken en hun programma afmaken.’
| |
■Vliegende kiep
Docent Tin Chau Tsui is een toonbeeld van gedrevenheid. In het Chinese taalonderwijs in Nederland is hij een vliegende kiep. Hij is senior docent Chinees aan de opleiding Oriëntaalse Talen en Communicatie van de Hogeschool Zuyd in Maastricht. Maar hij reist ook stad en land af om op middelbare scholen Chinees te geven, zoals in Hilversum. Tsui, sinoloog, geboren in Hongkong maar op jonge leeftijd naar Nederland gekomen, schreef voor zijn leerlingen een eigen methode met de geruststellende titel Chinees? 'n Makkie! Er zijn tot nu toe twee delen verschenen, voor de beginners; in augustus komt deel drie op de markt, en Tsui werkt aan deel vier. ‘Het Chinees heeft het stigma een moeilijke taal te zijn. Dat valt reuze mee, we hebben geen naamvallen, geen vervoegingen, geen enkel- en meervoud. Als je gaat roepen dat Chinees zo lastig is, wil niemand het meer proberen.’
In Hilversum volgen inmiddels zo'n tachtig leerlingen Chinese les. De meesten vinden het ‘best te doen’. ‘Chinees heeft geen grammatica, Grieks is moeilijker’, meent Julia. ‘Als je het gewoon goed leert, kun je een tien halen’, weet Cedric.
Bij de leerlingen is er nog geen spoor van Chinese discipline te bekennen. Tsui neemt aan het begin van elke les een toets af. ‘Ik laat ze de eerste vijf minuten nog even de stof overkijken. Voor vandaag is dat het hoofdstuk over de dokter.’ Vóór mij zitten twee meisjes de laatste schoolroddel te bespreken. Weten ze al hoe ze in het Chinees over ‘buikpijn’ moeten klagen? Mwoah, dat zal wel lukken. Dan deelt Tsui de schriftelijke overhoring uit. ‘En nu is het stil, hè!’ De hele klas zit geconcentreerd gebogen over kalligrafisch handwerk. Op de papieren verschijnen sierlijke karakters. Als Tsui na vijf minuten het einde aankondigt, klinkt een loeiend protest. ‘Goed, nog twee minuten dan.’ Daarna volgt nóg een minuut respijt en dan worden de blaadjes ingenomen. De leerlingen krijgen de tijd om ‘uit te razen’. Even ontspannen met iPods, mobieltjes en gebabbel. Maar dan kan de les echt beginnen.
‘Het Chinees heeft het stigma een moeilijke taal te zijn. Dat valt reuze mee, we hebben geen naamvallen, geen vervoegingen, geen enkel- en meervoud.’
| |
Chinees een makkie?
Drs. Tin Chau Tsui schreef - bij gebrek aan lesmateriaal - zelf een Chinese methode voor middelbare scholieren met de provocerende titel: Chinees? 'n Makkie! Het Chinees is in sommige opzichten inderdaad makkelijker dan bijvoorbeeld het Spaans of het Russisch. Woorden bestaan uit een paar korte lettergrepen. Vervoegingen en verbuigingen kent het Chinees niet. Het verschil tussen verleden, heden en toekomst laten Chinezen meestal uit de context blijken. Alleen voor de voltooide tijd gebruik je in het Chinees het achtervoegsel -le.
Daartegenover staat dat de uitspraak van het Chinees een grote lenigheid van de spraakorganen vraagt. Het Chinees is een toontaal: eenzelfde woord kan op verschillende manieren worden uitgesproken, met zeer verschillende betekenissen tot gevolg. Dat zou de westerse leerling ook voordelen bieden: wie intensief traint in het onderscheiden van de intonatie, gebruikt volgens recent wetenschappelijk onderzoek vooral de rechterhersenhelft, terwijl je voor taalbegrip de linkerhelft nodig hebt. Rechter- en linkerhelft zouden daardoor beter gaan samenwerken. Nog een reden om Chinees te leren: je wordt er slimmer van.
Een hele kluif zijn de karakters. Volgens een gezaghebbend woordenboek telt het Chinees er 87.019. Niemand kent ze allemaal, zegt Tsui. Het merendeel is sterk verouderd of erg specialistisch. Wie hoogopgeleid is, kent tussen de 7000 en 12.000 karakters. Voor het dagelijks gebruik volstaan er zo'n 3500. Als je minder dan 2000 karakters kent, geld je in China min of meer als analfabeet.
| |
■Obstakels
Het klassieke bord en krijt zijn hier vervangen door beamer, viltstift en digiboard. Met gracieuze bewegingen tekent Tsui grote karakters op de witte ondergrond. Het zweet parelt op zijn voorhoofd. In een pittig tempo loodst hij zijn leerlingen door de lessen over gezondheid en het weer. ‘Even samen zingen, dames en heren.’ Voorzanger Tsui declameert met fraaie uithalen een Chinese dialoog over koorts en diarree, de klas volgt in koor. Het klinkt als de tafels van vermenigvuldiging.
| |
| |
Hoe eenvoudig het Chinees ook wordt voorgesteld, er zijn twee grote obstakels bij het leren, beaamt ook Tsui: de uitspraak met vier verschillende tonen, en de veelheid aan ingewikkelde karakters. ‘Die intonatie is erg lastig voor westerlingen. Een en hetzelfde woord kan zeer verschillende betekenissen krijgen door de toon waarop het wordt uitgesproken. Het klassieke voorbeeld is het woord ma, dat, afhankelijk van de manier waarop de a wordt gezegd, “moeder”, “hennep”, “paard” of “schelden/vloeken” betekent. Maar als een leerling niet precies de juiste toon treft, is er nog geen man overboord. Uit de context blijkt vaak wat er bedoeld wordt. In het Nederlands heb je dat natuurlijk ook. Als ik het woord bal zeg, is uit het zinsverband wel op te maken of ik “een dansfeest”, “een rond voorwerp”, “een bepaald type student” of “een deel van de voet” bedoel.’
Wat het Chinees echt bijzonder maakt, is het mysterieuze karakterschrift: een wirwar van miniatuurtjes met gestileerde penseelstrepen. Tsui: ‘Ik vergelijk een karakter met een verkeersbord. Je ziet het en je weet meteen wat het betekent. Het probleem is dat we er tienduizenden hebben. Daarvan moet je er eigenlijk 3500 kennen. Een karakter herkennen wil nog niet zeggen dat je ook begrijpt wat er staat. Wel voel je vaak aan in welke hoek je de betekenis moet zoeken.’
| |
Chinese woordenlijst
Chinese karakters hebben als basis een tekening. Maar in de loop van de tijd zijn die tekeningen zó gestileerd dat je nauwelijks nog een verband kunt zien tussen het karakter en wat dat oorspronkelijk verbeeldde. Het karakter biedt daardoor - anders dan een pictogram - weinig houvast voor de betekenis.
Hieronder een gedeelte van de woordenlijst Chinees, met links de karakters, in het midden de transcriptie voor de uitspraak en rechts de betekenis. (Uit: Tin Chau Tsui, Chinees? 'n Makkie! Bussum, Coutinho, 2007)
J̲ |
|
|
几 |
jǐ |
hoeveel |
家 |
jiā |
thuis, huis, familie |
叫 |
jiào |
heten |
姐姐 |
jiějie |
zus |
节目 |
jiémù |
programma |
今天 |
jīntiān |
vandaag |
九 |
jiǔ |
negen |
九月 |
jǐyuè |
september |
Bij de boeken van Tsui is veel materiaal dat gratis via internet te bekijken en te beluisteren is. Zie www.digischool.nl/ch.
| |
■Lotus
‘De basis van een karakter is een radicaal. Daar kent ons schrift er 201 van. Het radicaal geeft de grondbetekenis aan. Zo heb je het “grasradicaal”. Die kom je tegen in karakters voor allerlei namen van bloemen en planten, zoals “lotus”, “thee” en “groente”.’ (Voor deze en andere karakters zie elders op deze bladzijde.)
Het ‘grasradicaal’ kom je tegen in karakters voor allerlei namen van bloemen en planten, zoals ‘lotus’, ‘thee’ en ‘groente’.
In: Tin Chau Tsui, Chinees? 'n Makkie! Bussum, Coutinho, 2007
Maar hoe weet je nu hoe je een karakter moet uitspreken? In ons westerse schrift is er een relatie tussen letter en klank. In een karakterschrift lijkt dat verband te ontbreken. Toch is dat niet helemaal waar, zegt Tsui. ‘Er zijn eenvoudige karakters, zoals rén, dat “mens” betekent. Het karakter vertelt niets over de uitspraak van dat woord. Maar ingewikkelde karakters zijn vaak opgebouwd uit een betekenisdragend én een klankdragend element. De eerste is het radicaal, de tweede bepaalt de uitspraak. Wat het nu gecompliceerd maakt: een karakter is soms een radicaal en soms een klankelement. Bijvoorbeeld: we hebben het radicaal mă (“paard”); in combinatie met het klankelement qí krijg je het karakter dat “berijden” betekent. Maar datzelfde mă treedt op als klankelement als je het combineert met het radicaal nǚ, dat “vrouw” betekent. Wat krijg je dan? Een vrouw die klinkt als mă, dat is natuurlijk “moeder” of “mama”, ook in het Chinees.’
Om het leren van de uitspraak en het herkennen en begrijpen van karakters te vergemakkelijken wordt er een transcriptiesysteem gebruikt, het zogenoemde pinyin, een poging om de Chinese uitspraak in het Latijnse schrift weer te geven. In de loop van de leergang gebruikt Tsui steeds minder transcripties, zodat de leerlingen uiteindelijk alleen nog maar karakters krijgen voorgeschoteld.
| |
■Etiquette
Het lezen van de behandelde karakters lijkt de leerlingen - naar mijn lekenoordeel - vlot af te gaan. Praten doet deze klas tijdens een spreekvaardigheidsles, gegeven door een andere Chinese docent, die alleen maar Chinees spreekt. Ook moeten de leerlingen daar spreekbeurten houden. In de lessen bij Tsui krijgen ze vooral woorden en zinnetjes aangereikt. ‘Ze leren vijf karakters per
| |
| |
week schrijven, en ze leren acht woorden per les. De meest fundamentele woorden over gezondheid krijgen ze; ze moeten kunnen zeggen: “Wŏ tóuténg” (“ik heb hoofdpijn”) of “Bùyòng le, xièxie” (“dat hoeft niet, dank je”). Het zijn nog jonge mensen. De spanningsboog is vijftien minuten. Even samen lezen, een oefeningetje maken, karakters schrijven, vragen over een tekstje beantwoorden. Ik maak voor deze internetgeneratie ook veel gebruik van digitale hulpmiddelen.’ Of Tsui laat een van de illustraties in het boek becommentariëren. ‘Wat staat er op dit pakje met kinderaspirientjes? Welke karakters herken je?’
Illustratie: Matthias Giesen
Het boek bevat veel ‘matchoefeningen’ (zoek de juiste combinatie van gegeven woorden en betekenissen bij elkaar) én - in het Nederlands - allerlei wetenswaardigheden over China, bijvoorbeeld over waarom er een vierkant gat zit in oude Chinese munten. ‘Kennis van land en volk vind ik heel belangrijk. Ik heb in korte stukjes informatie verwerkt die de kinderen interessant vinden. Vierkant staat voor de aarde, rond voor de hemel. Geld is kennelijk hemel en aarde.’
Voor de reis naar China besteedde Tsui twee lessen aan ‘survival-etiquette’. ‘De Nederlandse kinderen hebben de neiging om met eetstokjes te gaan drummen. Dat kun je in China niet doen. Ik heb ze ook geleerd hoe je tegenover Chinese gastheren en -vrouwen duidelijk maakt dat je genoeg gegeten en gedronken hebt. Als je je theekopje leegdrinkt, wordt dat altijd bijgeschonken. Je moet je volle kopje gewoon laten staan. “Nee” zeggen is in China vrij ongebruikelijk. “Hoeft niet” of “Dat is niet nodig” klinkt veel beter. Maar eigenlijk moeten ze dat allemaal zelf ontdekken. Ervaring is de beste leermeester.’
| |
■Youtube
De les loopt ten einde, het geroezemoes wordt luider. Tsui neemt nog één keer het woord. ‘Vandaag hebben we twee lessen gedaan. Volgende week ben ik er niet. “Wŏ qù Zhōngguó” - ik ga naar China.’ ‘Wie gaat naar China?’, roept een jongen van achter uit de klas. ‘Wŏ!’, en Tsui's rechterwijsvinger gaat naar het puntje van zijn neus: dé Chinese manier om ‘ikke’ te zeggen. De bel gaat. Over twee weken proefwerk.
In Peking moet Tsui twee Nederlandse schooldirecteuren rondleiden. Die zijn zich aan het oriënteren op de invoering van het Chinees. ‘Het vak zit enorm in de lift. China organiseert grote evenementen: nu de Olympische Spelen, in 2010 de wereldtentoonstelling. De meeste kleren die wij dragen, zijn in China gemaakt. Er is een sterke toename van Chinese toeristen die naar Europa komen. De contacten worden veel intensiever. Met dat alles neemt het belang van het Chinees enorm toe.’
‘Als ik in China ben, maak ik in de taxi filmopnamen voor lesmateriaal. In de taxi in Peking hoor je altijd zo'n riedeltje van een cassettebandje in het Chinees met een welkomstwoord en als je op de plaats van bestemming bent een dankwoord. Dat neem ik op en ik zet het voor onze leerlingen op YouTube. Vinden ze prachtig!’
| |
Het examenvak Chinees
Het Koning Willem I College in Den Bosch had in 2004 de primeur: Chinees als schoolvak in het voortgezet onderwijs. Inmiddels zijn er meer dan 25 scholen in Nederland die Chinees aanbieden. Aan het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum zullen in 2010 voor het eerst Nederlandse scholieren eindexamen Chinees doen. Wat is het niveau?
‘In termen van het Europees Referentiekader - een vrij nauwkeurig omschreven standaard voor taalniveau die in de Europese Unie wordt gehanteerd - streef ik naar niveau A2’, zegt docent drs. Tin Chau Tsui. ‘Dan kunnen ze eenvoudige gesprekjes voeren, en ze kennen 1200 karakters.’ Hij is trots op zijn leerlingen. ‘“Ik ga met jullie geschiedenis schrijven”, heb ik ze verteld.’
‘Het Chinees aan dit gymnasium is geen gril en geen exoticum’, benadrukt conrector Hans Crum. ‘Het past in ons streven de leerlingen voor te bereiden op de mondialisering. Hun wereld van morgen houdt niet op bij de grenzen van Nederland of van Europa.’ De school heeft wel zelf alles moeten regelen voor de invoering van het Chinees; er moest bijvoorbeeld een leerplan worden geschreven. Van het ministerie kwam geen enkele steun. ‘De plannen voor Chinees als schoolvak werden breed gedragen door ouders én leerlingen. Chinees volgen betekent dat ouders financieel moeten bijdragen, zo'n 350 euro voor de oriënterende fase van anderhalf jaar. Als school leggen we daar nog behoorlijk wat geld bij. Het blijft een avontuur, maar daar houden wij wel van.’
|
|