Onze Taal. Jaargang 77
(2008)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Maleisisch/Maleis? Is het een Maleisisch restaurant of een Maleis restaurant? En is het Maleisiër of Maleier?
! Bij Maleisië horen het bijvoeglijk naamwoord Maleisisch en de inwonernaam Maleisiër. Maleis en Maleier hebben geen direct verband met het land Maleisië. Maleiers is van oudsher de benaming voor ‘een volk met donkerbruine huidskleur en glad zwart haar, dat in Zuidoost-Azië woont’, aldus de grote Van Dale (2005), en Maleis is het bijvoeglijk naamwoord daarbij. Het gaat dan om het gebied dat onder meer Maleisië, Zuid-Thailand en de Filipijnen omvat. Maleisië bestaat overigens uit twee delen: een westelijk deel op het schiereiland Malakka (grenzend aan Thailand), en een oostelijk deel op Borneo. Daarnaast duidt Maleis de taalgroep aan die onder meer de in Maleisië en Indonesië gesproken talen omvat; de officiële taal van Indonesië, het Bahasa Indonesia, is een varieteit daarvan. Omdat Maleisië pas sinds 1963 bestaat, zijn de woorden Maleisisch en Maleisiër nog betrekkelijk jong. Maleis en Maleier daarentegen komen al eeuwen voor, en worden - waarschijnlijk daarom - nog weleens gebruikt om te verwijzen naar Maleisië. Helemaal fout is dat niet, maar het kan wel verwarrend zijn. | |
Dekbed/beddek? Waarom zeggen we ‘dekbed’ en niet ‘beddek’?
! Met de huidige betekenis van bed lijkt dekbed misschien een beetje vreemd. Bij bed denken de meeste mensen immers aan het ‘slaapmeubel’, of in elk geval aan een ding waarop je ligt. Maar enkele eeuwen geleden was de betekenis breder. Grof gezegd had je twee ‘bedden’: het ‘onderbed’, een zak of matras waarop je kon liggen, en het ‘bovenbed’, waarmee je je toedekte. Door bed te combineren met het werkwoord dekken ontstond dekbed. Uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) blijkt dat dit woord in elk geval in de zeventiende eeuw al bestond. Het sloeg oorspronkelijk op een ‘met veeren of kapok gevuld overtrek’, aldus het WNT, ‘waarmede men zich toedekt’. In die tijd was het een eenvoudig te doorzien woord; tegenwoordig zijn er enkele gedachtensprongen nodig om het woord te verklaren. Het woord beddek (letterlijk: ‘bedekking van het bed’) bestaat wel, maar is veel minder gebruikelijk. | |
Sponsors/sponsoren? Ik kom steeds vaker de meervoudsvorm sponsoren tegen. Toch is volgens het Groene Boekje alleen sponsors juist. Hoe zit het nu?
! Volgens de meeste naslagwerken is zowel sponsors als sponsoren juist; onder meer de grote Van Dale (2005) en het Witte Boekje vermelden beide meervouden. Het Groene Boekje is - anders dan weleens gedacht wordt - alleen officieel wat de spélling van woorden betreft, en de vraag of een woord een s-meervoud of een en-meervoud heeft, is geen spellingkwestie. Een argument om sponsoren af te keuren, zou kunnen zijn dat sponsor uit het Engels is overgenomen, en het Engels kent alleen het meervoud sponsors. Maar als je zo redeneert, zou je ook meervoudsvormen als motoren, tractoren en reactoren moeten afkeuren: motor, tractor en reactor komen immers ook uit het Engels. Wat al deze woorden gemeen hebben, is dat ze uiteindelijk teruggaan op het Latijn. In het Nederlands kunnen woorden die op -or eindigen en een Latijnse oorsprong hebben, zowel een s- als een en-meervoud hebben. Volgens Taaladvies.netGa naar voetnoot*, de taaladvies-website van de Nederlandse Taalunie, komt de vorm met -oren bij persoonsaanduidingen wat formeler over dan die met -ors. Vandaar dat bijvoorbeeld professoren vaker gebruikt wordt dan professors. Misschien is het meervoud sponsoren ontstaan uit een behoefte om wat formeler over te komen. In elk geval hoeft die vorm niet te worden afgekeurd. | |
De/het incasso? Is het een automatisch incasso of een automatische incasso?
! Beide zijn juist, maar een automatische incasso is verreweg het gewoonst. Incasso kan volgens de recentste woordenboeken zowel een de-woord als een het-woord zijn. Bij de incasso hoort automatische, bij het incasso hoort automatisch. Lange tijd gaven de woordenboeken incasso alleen als het-woord. Waaróm precies is niet duidelijk: incasso is een Italiaans leenwoord, en welk lidwoord leenwoorden krijgen verschilt van geval tot geval. In elk geval is het geslacht niet overgenomen uit het Italiaans, want in die taal is incasso mannelijk. De oudste betekenis van incasso is ‘het incasseren, het innen van geld’; mogelijk heeft dit invloed gehad op de lidwoordkeuze in het Nederlands. Ook is invloed van het Duits niet uitgesloten: in het Duits is Inkasso ook onzijdig. Wanneer en waarom de incasso is opgekomen, is evenmin bekend. Wel bekend is dat die vorm in 1992 voor het eerst in een woordenboek stond, namelijk dat van Wolters-Koenen. De grote Van Dale vermeldt de incasso sinds 2005. | |
Teken(ings)bevoegdheid? Als je bevoegd bent om iets te ondertekenen, heb je dan tekenbevoegdheid of tekeningsbevoegdheid?
! Tekenbevoegdheid heeft de voorkeur. Op zich is tekeningsbevoegdheid niet onjuist gevormd: het is een samenstelling van de zelfstandige naamwoorden tekening en bevoegdheid. Het punt is alleen dat dit woord niet duidelijk aangeeft waar het om gaat; dat komt doordat tekening niet vaak in de betekenis ‘ondertekening’ wordt gebruikt - ook al kan tekenen wél ‘ondertekenen’ betekenen. In tekenbevoegdheid is de werkwoordstam teken gebruikt, waardoor de nadruk veel sterker op de handeling van het (onder)tekenen ligt. Of in dergelijke samenstellingen een werkwoordstam of een vorm op -ing gebruikt wordt, is lastig te voorspellen. Het is bijvoorbeeld wel ondertekeningsbevoegdheid (niet ondertekenbevoegdheid) en opsporingsbevoegdheid (niet opspoorbevoegdheid), maar daarentegen juist rijbevoegdheid en stembevoegdheid. Overigens is tekenbevoegdheid opgenomen in Van Dale. Op de website van Onze Taal worden ruim elfhonderd taalkwesties besproken: www.onzetaal.nl/advies. |