Iktionaire
Verbale voetstap
In Pauw & Witteman waren onlangs twee mannen te gast, Ronald Naar en Frank Moll, die in 1981 samen de Nanga Parbat (‘Naakte Berg’) beklommen, een van de moeilijkste bergen van de Himalaya. Moll filmde de expeditie voor AVRO's Sportpanorama en zou, zo was afgesproken, het laatste stuk niet meegaan. Naar en zijn klimpartner Gerard van Sprang ondernamen de laatste etappe, Van Sprang moest afhaken en Naar ging alleen door. Terug in het kamp claimde hij op de top te zijn geweest. Moll heeft nu een ‘roman’ geschreven waarin hij betoogt dat Naar (‘Harold Maas’) heeft gelogen. Waarom Naar deze Moll aan publiciteit helpt door met hem op te draven in Pauw & Witteman is mij een raadsel. Een alpinistenteam kent twee soorten leden: zij die de berg beklimmen en zij die, veelal jaren later, de bergbeklimmer beklimmen. Dat is geen kunst, dat is geen sport, dat is een klo-te-streek, die door de media niet gehonoreerd zou moeten worden.
Maar wat heeft dat nu met táál te maken, vraagt u zich af.
In Pauw & Witteman werd een fragmentje getoond van de film die Moll destijds maakte, opnamen van het moment dat Naar terugkeert in het kamp en vertelt dat hij het gehaald heeft. Ze springen elkaar in de armen. In het volgende shot ligt Naar in een tentje en vertelt hoe het ging. ‘Het was ook erg moeilijk, het laatste stuk. Veel moeilijker dan ik gedacht had, passages van de vierde graad, kleine kaminen, steile sneeuwhellingen...’ De camera is intussen afgedaald en ingezoomd op zijn door ‘frostbite’ geteisterde handen. Dan volgt een beeldknip, waarna we Naar weer ten voeten uit zien liggen. ‘Ik denk na een half uurtje, toen was ik boven. Het was gewoon het hoogste punt’, vervolgt hij.
Als je met je ogen dicht luistert, zou het een doorlopende monoloog kunnen zijn, de overgang tussen ‘sneeuwhellingen’ en ‘Ik denk na een half uurtje’ klopt qua intonatie, maar dat zegt niet veel; als oud-radioreporter weet ik dat we voortdurend naar gesprekken luisteren waar onhoorbaar in geknipt is. Theoretisch zou die zinsnede ongeknipt kunnen zijn, maar dan zouden beeld en geluid voor of na de beeldlas niet synchroon zijn, en daar is geen sprake van.
Luister je dan opnieuw naar het tweede geluidsfragment, vanaf de knip, en probeer je in gedachten een context voor die woorden te vormen, dan ‘hoor’ je iets anders. Geen monoloog, maar een discussie. Naars verklaring lijkt een beknopte getuigenis, maar hij is samengesteld, uit delen van een discussie.
De ‘giveaway’, zoals het zo treffend heet in het Engels (hoe zouden we dat in het Nederlands noemen?), is het woordje gewoon.
Naar zegt niet: ‘Het was het hoogste punt’, hij zegt: ‘Het was gewoon het hoogste punt.’ Als iemand vraagt: ‘Hoe laat was het?’, antwoord je: ‘Het was vijf uur.’ Je zegt niet: ‘Het was gewoon vijf uur.’ Dat zeg je als iemand vraagt: ‘Weet je héél zeker dat het vijf uur was?’
‘Ja! Het was gewoon vijf uur.’ Daar klinkt iets in door van: ik heb besloten dat het vijf uur was. Laten wij van nu af aannemen dat het vijf uur was.
‘Het was gewoon het hoogste punt.’
Als er toen ‘gelogen’ is, zijn daar twee verantwoordelijken voor: Ronald Naar en de editor van die scène in de documentaire, Frank Moll. Dat maakt diens actie, zevenentwintig jaar na dato, ook zo dubieus. Ronald Naar kan moeilijk zeggen: ‘Wij hebben toen sámen aan de snijtafel déze versie geknipt, weet je nog?’ Daarmee zou hij Moll misschien ontmaskeren, maar zichzelf ook. Motieven? Een geslaagde top-poging is de ideale happy ending van een klimexpeditie, niet alleen voor de alpinist, maar ook voor de filmer.
Maar er bleef één woordje achter, één voetstap in de sneeuw, die niet omhoog wijst maar omlaag, en de twijfel voor altijd zal voeden.
‘Het was gewoon het hoogste punt.’
Punt uit! Niet dus.
Jan Kuitenbrouwer