■Keessie
In het tijdperk van de tabak was dit levensverzoenend kruid in tal van vormen te koop. De rokers hadden hun eigen klassenmaatschappij. De armsten, arbeiders en werklozen, gebruikten pruimtabak. Ik heb er geen ervaring mee. Wel vaak gezien dat ze dit kochten in een tentje bij mij in de buurt, een klein winkeltje op wielen waar je ook snoepgoed kon kopen. De officiële naam van een dosis pruimtabak is kauwstang, een stukje hard opgerolde tabak dat de gebruiker in zijn mond stopte, waarna hij er van tijd tot tijd op kauwde en dan de rest in een wangzak bewaarde. Was de kracht van deze pruim uitgeput, dan spuugde hij deze rest uit. Volgens de grote Van Dale werd de dosis de ‘kees’ of het ‘keessie’ genoemd. Een andere school zegt dat de rest het keessie is.
Wie wat meer kon betalen, rookte shag; spreek uit: ‘sjek’. Het Nederlandse woord voor shag is kerftabak, waarvan je zelf je sigaretten moet maken. Shag wordt verkocht in langwerpige plastic pakjes. Doe je zo'n pakje open, dan zie je een warrige massa tabaksdraden, de kerftabak. Er zijn drie soorten: licht, goudkleurig; halfzwaar, veel donkerder; en zwaar, bijna zwart. Om een sigaret te maken heb je een stukje papier nodig, een ‘vloeitje’, ook wel ‘vloetje’ genoemd. Vloeitjes zitten in pakjes van vijftig. Je legt een vloeitje voor je, bijvoorbeeld op tafel, trekt de juiste hoeveelheid tabak uit de dradige warboel, spreidt die gelijkmatig uit over het papiertje, je neemt dit geheel tussen je twee wijsvingers, middelvingers en duimen en begint te rollen. Een mooi sjekkie maken vergt enige handigheid. Heb je het vak eenmaal onder de knie, dan leer je ook de variaties: heel hard, hard, dun, dik, toeter. Er zijn ook rolmachientjes. Handwerk is beter.