| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. De redactie kan buiten medeweten van de auteur inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel. |
| |
Eenvoudiger taal
Paul R. Jurriëns - Helvoirt
Boude beweringen vormen de munitie waarmee Frank Jansen in het geweer komt tegen de algemene schrijfadviezen waarvan (Engelse) taalactivisten zich zouden bedienen. In Onze Taal van januari (‘Op de bres voor eenvoudiger taal’) stelt Jansen aan de hand van voorbeelden dat dergelijke algemene adviezen een tekst eerder moeilijker dan makkelijker maken. Eén zo'n advies is het gebruik van korte zinnen. Hij denkt dit onderuit te halen met het volgende voorbeeld uit het vmbo.
Bouterse bleek een dictator.
Hij regeerde in zijn eentje.
Hij liet zelfs mensen vermoorden.
Bouterse werd weer aan de kant gezet.
Zie je wel, stelt Jansen, dergelijke korte zinnen leiden tot kruimelige teksten die minder begrepen worden. Echter, niet de zinslengte maar het gebrek aan verbindingswoorden, of structuuraanduiders, is hier het probleem. Het onderstaande, enigszins uitgebreide voorbeeld heeft korte zinnen mét structuuraanduiders.
Bouterse bleek een dictator.
Dat betekent dat hij in zijn eentje regeerde.
Hij luisterde naar niemand en deed waar hij zin in had.
Zo liet hij zelfs burgers vermoorden.
Dat pikten de mensen op den duur niet meer.
Uiteindelijk zette de bevolking Bouterse aan de kant.
Kortom, goed leesbaar en begrijpelijk.
Een ander advies richt zich op het vermaledijde gebruik van de lijdende vorm. Volgens Jansen zijn de passieve zinnen ‘lang niet altijd inferieur aan actieve zinnen’. Maar als parttime-eindredacteur die jaarlijks honderden onherbergzame teksten tot leesbare versies moet transformeren, weet ik dat in 95 van de 100 gevallen de lijdende vorm een obstakel is voor een vlotte informatieoverdracht. Zinnen bedrijvend maken is dan ook een belangrijke stap naar begrijpelijker teksten.
In de kritiek op schrijfregels, zoals die zich in Onze Taal ook weer openbaart, is steevast het uitgangspunt dat die regels pretenderen zaligmakend te zijn. Vervolgens is het voor de criticasters een koud kunstje om aan te tonen dat dit niet zo is. Natuurlijk vormen algemene schrijfregels niet de sleutel tot de heilige graal, maar ze zijn wél praktische handvatten voor mensen die schrijven niet als beroep hebben. Daarmee zien ze de begrijpelijkheid van hun teksten met sprongen vooruitgaan.
| |
Naschrift Frank Jansen
Ik zou drie dingen willen opmerken bij de reactie van Paul Jurriëns. Ten eerste over de zinslengte: lang en vooral kort zijn in dit verband relatieve termen, waarover het lastig discussiëren is. In ieder geval bestaat de herschreven versie van de heer Jurriëns uit langere zinnen dan de oorspronkelijke tekst.
Ten tweede: als de verbindingswoorden voor de begrijpelijkheid de doorslag geven, waarom vaardigt de Plain Language-beweging dan niet dáárvoor een algemeen advies uit?
Ten derde: de lijdende vorm leidt op zichzelf niet tot verminderde begrijpelijkheid, want die wordt meestal veroorzaakt door iets anders, zoals het niet noemen van de personen die de handeling uitvoeren. Is het dan geen beter idee om te adviseren bij een beschrijving van een handeling de persoon of instantie die die handeling uitvoert te noemen?
| |
Avi
Herman Verschuren - De Bilt
Onze Taal van januari, met artikelen over de begrijpelijkheid van teksten, was weer een mooi nummer. Maar wat ik miste, was aandacht voor het AVI-systeem (‘Analyse van Individualiseringsvormen’), dat in het basisonderwijs gebruikt wordt om de moeilijkheidsgraad van teksten en de leesvaardigheid van de leerlingen te bepalen. Het systeem is toch verreweg de invloedrijkste ‘begrijpelijkheids’-meter in ons taalgebied, en eigenlijk niet meer dan een opgeleukte Flesch-toets. Jammer dat hier geen artikel aan gewijd is.
| |
Leesbaarheidsstatistieken Word
R.H.C. Elgersma - Ede
In het januarinummer van Onze Taal schrijven Carel Jansen en Leo Lentz over leesbaarheidsformules in het artikel ‘Hoe begrijpelijk is mijn tekst?’ Hierin stellen zij dat het wankele fundament van de leesbaarheidsformules zoals gebruikt in de tekstverwerker Word zich onttrekt aan het oog van de gebruiker. Maar als ik de bijbehorende illustratie ‘Figuur 1’ bekijk, waarin een door Word uitgevoerde leesbaarheidsmeting wordt weergegeven, acht ik dat wankele uitstekend geïllustreerd. Rekent u ook even de daar vermelde gemiddelden na? Zoals het aantal zinnen per alinea: 2,5 - waar sprake is van 44 alinea's en 20 zinnen (moet dus zijn 0,45). En de 501 woorden in die 20 zinnen leveren volgens deze analyse een gemiddelde van 17,7 woorden per zin op (moet zijn 25,05). Die rare gemiddelden hadden de auteurs toch niet mogen ontgaan, lijkt mij.
| |
Naschrift redactie
MS Word blijkt kopjes en onderdelen van een opsomming soms als alinea en als zin te beschouwen, en navraag leerde dat het programma, bij bepaalde alinea-instellingen, zelfs lege regels als een alinea kan beschouwen. Dat zou dan het curieus hoge aantal alinea's verklaren, maar nog niet het onjuiste ‘woorden per zin’-gemiddelde.
Curieuze leesbaarheidsstatistieken in MS Word.
| |
| |
| |
(In)aptoniemen
Han Kempen - Coevorden
Passende combinaties van naam en beroep zoals ‘slager Beenhakker’ worden tegenwoordig wel ‘aptoniemen’ genoemd, aldus de Taaladviesdienst in de januariaflevering van de rubriek ‘Vraag en antwoord’. Dit woord aptoniem gaat terug op het Latijnse aptus (‘geschikt, toepasselijk’). Toevallig ken ik zowel een ‘bakker Slagter’ als een ‘slager Bakker’. Zijn dat dan ‘inaptoniemen’?
| |
Namen in boerenkiel
Charles Crombach - Utrecht
Riemer Reinsma heeft zich verdiept in de carnavalsplaatsnamen (‘Namen in boerenkiel’, Onze Taal januari) en vertelt ons over de durpen, gaten en donken die hij in de Bosatlas van Nederland gevonden heeft. Reinsma concludeert op grond van de atlas: ‘Het fenomeen concentreert zich vooral in Noord-Brabant.’ Maar hij vergeet dan dat in Limburg iedere stad, dorp en zelfs wijk zijn ínwoners een carnavalsnaam heeft gegeven. De Maastrichtenaren heten met Vastenavond ‘Tempeleers’, de Heerlenaren noemen zich ‘Winkbülle’, de bewoners van Sittard zijn de ‘Marotte’ en die uit Valkenburg tooien zich met de naam ‘Mirlitophile’. Eerlijk gezegd vind ik dat soort namen etymologisch en anderszins ietsje opwindender dan al die durpen en donken. Die lijken op elkaar als de ene blauwe boerenkiel op de andere. Boerenkielen zie je niet veel in het Limburgse carnaval; daar verkléden de feestvierders zich. Zou dat er iets mee te maken hebben?
| |
Belgen in Onze Taal
Wim van Rompuy - Mechelen
Ik ben een Belg - het pispaaltje van dienst in Henk Spaans januaricolumn. Belgen vertalen handleidingen in krom Nederlands, schrijft hij, en Belgen lijden aan een misplaatst taalsuperioriteitsgevoel. Als Belg snap ik niet wat deze man bezielt. Als Belgische copywriter en vertaler voel ik me diep beledigd. Ook door Onze Taal, dat er geen graten in zag om zijn onding te publiceren.
Dat gebeurde overigens in een nummer waarin woord-van-het-jaar-2007 bokitoproof het mooie weer maakt. Van Dale hoofdredacteur Ton den Boon zegt hierover: ‘Alleen wie in 2007 onder een steen geleefd heeft, zal deze en andere samenstellingen (...) gemist hebben.’ Tja, kortzichtige Van Dale-hoofdredacteur, zoek dan maar een heel grote steen om ruim zes miljoen Vlamingen onder te steken, want die malen echt niet om een Nederlandse gorilla, en ze denken er niet aan om zijn ‘samenstellingen’ in hun woordenschat op te nemen.
Terras op de boulevard van Kijkduin.
foto: Onze Taal
De conclusie? Onze Taal is ervoor en door Nederlanders- en niet voor en door Nederlandstaligen.
| |
Fluisterbroek
Mariken Everdij - Bussum
In Onze Taal van september 2007 wees Henk Spaan op de woorden ballenknijper en cameltoe. Het eerste refereert aan een strakke zwembroek voor mannen, het tweede aan een strakke broek voor vrouwen waarin de edele delen duidelijk zichtbaar zijn, oftewel waarin men kan ‘liplezen’ zoals een lezer opmerkte in het novembernummer. Voor de cameltoe kende ik een andere benaming, gehoord via een studiegenoot ergens begin jaren negentig. Of deze typisch Vlaams is, weet ik niet, maar met een Vlaams accent klinkt het in ieder geval het mooist: ‘Zij draagt een fluisterbroekske; ge ziet de lipkes wel bewegen, maar ge hoort niks.’
| |
Gilze en Rijen
W. van Hulten
Riemer Reinsma schrijft in zijn artikel ‘Namen in boerenkiel’ (Onze Taal januari) dat de plaats Gilze en Rijen in 1961 is ontstaan na een samenvoeging. Dat jaartal klopt niet; het is al veel langer een bestuurlijke eenheid. Rijen was een buurtschap van Gilze. Hierin kwam verandering in 1464 toen Rijen een kapel kreeg; in 1524 werd het geheel een zelfstandige parochie met de naam Gilze en Rijen.
| |
Huisgemaakt
Marieken Blommesteijn - Haarlem
Ted Stokvis stoort zich in het januarinummer (rubriek ‘Taalergernissen’) aan het gebruik van eigengemaakt wanneer zelfgemaakt bedoeld wordt. Zelf zie ik de laatste tijd in de horeca steeds vaker de term huisgemaakt. De herkomst (homemade) is duidelijk, maar dat dient mijns inziens vertaald te worden als zelfgemaakt. Als dat huis er dan per se bij moet, zou thuisgemaakt nog kunnen als vertaling.
| |
Essentiële oliën
Jakob Wiener - Bilthoven
Terecht wijst Antoinette Vlieger er in de rubriek ‘Taalergernissen’ in het januarinummer op dat het niet juist is dat het Engelse essential in essential oils wordt vertaald als ‘essentieel’, en dat de zogenoemde essentiële oliën helemaal niet onmisbaar zijn. Maar het Engelse essential betekent hier ook niet ‘geurend’, zoals Vlieger schrijft, maar ‘etherisch’ oftewel ‘vluchtig’.
|
|