Iktionaire
Lingokil
Dat was een voltreffer, het thema van het januarinummer van Onze Taal: begrijpelijke taal. Pr-mensen spreken in zo'n geval van een ‘roadblock’ - dat je geen medium kunt raadplegen of je komt het onderwerp tegen. Nu maar hopen dat de aanmakers van onbegrijpelijke taal niet alleen de klok hebben horen luiden en opgelucht overgaan tot de wanorde van de dag. De wanorde in hun hoofd bedoel ik daarmee, want onbegrijpelijke taal is natuurlijk vooral het gevolg van onbegrijpelijke gedachten. Of beter: onbegrepen gedachten - iets wat onbegrijpelijk is, kan ook niet begrijpelijk worden geformuleerd. Een moeilijke gedachte leidt tot moeilijke taal, daar is niets mis mee. Taal die moeilijker is dan de omschreven gedachte, díé vormt het probleem. Eenvoud is de natuurlijke vijand van elke professional, wiens status wortelt in exclusieve, hoogwaardige kennis. Daarom hebben de ingenieurs van Honeywell het over ‘aanwarmen’, want een huisvrouw zegt ‘opwarmen’. Daarom staat neger in Van Dale twee keer gedefinieerd, terwijl de tweede definitie niets toevoegt.
Van sommige taal is het onbegrijpelijke vooral dat hij bestáát. Die moet je niet oplappen maar opruimen. Verdelgen. Last van ontaal? Bel Lingokil.
Artikel 24 van de Werkloosheidswet begint zo:
De werknemer voorkomt dat hij (a) verwijtbaar werkloos wordt; (b) werkloos is of blijft, doordat hij: (1) in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen; (2) nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt; (3) door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt; of (4) in verband met door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
Wat is het verschil tussen onvoldoende proberen werk te krijgen en door eigen toedoen geen werk krijgen? En eisen stellen die het aanvaarden of verkrijgen van passend werk belemmeren en nalaten passend werk te aanvaarden, wat is daar het verschil tussen? Hier vallen vijf klappen waar slechts drie vliegen zijn. In essentie staat hier dat een werknemer verwijtbaar werkloos is (en dus geen uitkering krijgt) als hij passend werk door eigen toedoen verliest, onvoldoende probeert passend werk te vinden of nalaat dit te aanvaarden.
Lid 5 van artikel 24 is ook een rommeltje. ‘De werknemer is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen’, zo begint het. Wat is gedrag? Doen en laten. Een werknemer dient zich dus ‘zodanig te gedragen dat hij door zijn gedrag’, etcetera. ‘De werknemer benadeelt het Algemeen Werkloosheidsfonds, het sectorfonds of het Uitvoeringsfonds niet’, is alles wat hier staat.
De Werkloosheidswet is de hoeksteen van de verzorgingsstaat; verbijsterend dat die zo krakkemikkig geformuleerd is.
Zijn er gegronde juridische redenen voor deze kromtaal? Op de Dag van de Wetgeving, in maart 2007, legde ik bovenstaande analyse voor aan een zaal vol wetgevingsjuristen, waarvan niemand er juridisch iets op aan te merken vond. De schrijver van de bewuste artikelen, ook uitgenodigd, vroeg vooraf inzage in mijn tekst en kwam niet opdagen. Begrijpelijk. Als Rentokil komt, blijf je ook niet thuis.
Jan Kuitenbrouwer