■Actiegroep?
En het tweede punt voor de toekomst: moet Onze Taal een actiegroep worden? In het februari/maartnummer van 2007 hebt u kunnen lezen over de rondgang die gemaakt is langs de verschillende Taalactiegroepen buiten het genootschap. Wat viel op, naast hun oprechte enthousiasme? Afsplitsingen, particularisme en richtingenstrijd over doelen en actiemiddelen alom! Het genootschap moet geen professionele dagelijkse lobby- of actiegroep voor de taal worden. Binnen de kortste keren dreigen dan verdeeldheid en scheuring, zo blijkt ook uit minder fortuinlijke en zieltogende zusterverenigingen in Vlaanderen.
Wel kunnen we op schaarse en goed gekozen momenten aandacht vragen voor brandende discussies. In het blad, op de site, via boeken of congresthema's en soms ook via gesprekken met Kamerleden of een protestbrief. En met een wit boek over spelling bijvoorbeeld.
Ik hoop verder dat we in de toekomst het taalonderwijs meer zullen bedienen. Dat we leraren Nederlands en docenten taalbeheersing inspireren met mooie artikelen, prikkelende columns, grappige illustraties, goede nieuwsvoorziening en onderzoeksdossiers voor de werkstukken, zodat er meer kennis en plezier in de lessen Nederlandse taal komt. En zodat het schoolvak Nederlands in de beoordeling van leerlingen wat betreft populariteit van de hatelijke lage tiende plaats - aldus een recent Taalunie-onderzoek - stijgt naar de top-drie.
Dit genootschap blijkt geen afstandelijk instituut te zijn. Het was en is mensenwerk, geploeter van een groep idealisten met een hart voor taal. Het waren leken, amateurs, die vanuit hun muurvervenhandel en huiskamer een uit de hand gelopen hobby beoefenden. De huidige medewerkers in Den Haag zijn liefhebbers met professionele opleidingen en werkwijzen om u van dienst te zijn - en die voor zogenoemde professionals verdacht vaak overwerken om de publicaties van het genootschap goed en op tijd af te krijgen.
Het gaat ons, medewerkers en leden, meer en meer om verwondering over de taal. En om plezier - niet alleen elke maand als het maandblad op de mat valt, maar wekelijks bij de nieuwsbrief of dagelijks op de site. Jan Kuitenbrouwer schreef het vorig jaar in het septembernummer, en ik zeg het hem na: laat het genootschap ook een genotschap zijn.
Ik verwacht net als u dat het Nederlands over 75 jaar nog steeds een springlevende taal is. Ik ben nu al nieuwsgierig naar hoe die taal dan zal klinken. En ik weet zeker dat er tijdens de jubileumviering van het genootschap in 2082 nieuwe avonturen te horen zijn uit dat wonderlijke verhaal van Onze Taal.