| |
| |
| |
[Nummer 10]
| |
| |
| |
Yvonne van der Vegt, ambassadeur van de Stichting Lezen & Schrijven, leest een folder van uitgeverij Eenvoudig Communiceren.
Foto: Jan Erik Grezel
| |
Niets zo moeilijk als eenvoudig schrijven
Literatuur voor zwakke lezers
Jan Erik Grezel
Anderhalf miljoen Nederlanders hebben grote moeite met lezen en schrijven. Uitgeverij Eenvoudig Communiceren maakt speciaal materiaal voor deze zogeheten laaggeletterden. Vers van de pers: vereenvoudigde verhalen van Kader Abdolah, Marjan Berk en Yvonne Kroonenberg. Hoe zien die ‘hertaalde’ verhalen eruit? Kunnen zwakke lezers daarmee uit de voeten?
‘Ik zou niet weten wat daar staat.’ De wijsvinger van Yvonne van der Vegt is al zigzaggend over de pagina bij het woord weerzinwekkend blijven hangen. ‘En dit hier,’ gaat ze verder, ‘p-r-e-e-s. Dat ken ik ook niet.’ Ze heeft een bladzijde voor zich van het verhaal ‘Een lekke band’, geschreven door Yvonne Kroonenberg. Het gaat moeizaam. Lange woorden, ongebruikelijke vormen, kleine lettertjes en grote lappen tekst kan ze niet aan.
Van der Vegt (37) behoort tot de groep van anderhalf miljoen zogenoemde laaggeletterden in Nederland. Die zijn ‘functioneel analfabeet’: ze herkennen wel de letters, kunnen sommige woorden lezen, maar begrijpen niet goed wat er staat. Tenminste, als het teksten zijn voor ‘gewone lezers’. Bij het zien van de hertaalde versie van het verhaal van Kroonenberg haalt Van der Vegt opgelucht adem. ‘Dit gaat veel makkelijker.’ De letters zijn groter, woorden als weerzinwekkend en prees komen er niet in voor, de zinnen tellen hooguit vijf of zes woorden en vrijwel elke zin begint op een nieuwe regel. Ook met andere aangepaste teksten heeft ze geen moeite. De vette kop ‘Wat gebeurt er als je blowt?’ boven een artikel in een speciale krant voor laaggeletterden leest ze hardop voor zonder te haperen.
| |
■ Menukaart
Maar Van der Vegt heeft moeten knokken om zover te komen. Op de basisschool lukte het niet om te leren lezen.
| |
| |
Ze volgde scholen voor moeilijk lerende kinderen. Het loste haar handicap niet op. Ze was gewend om die te camoufleren. ‘Als we in een restaurant waren, gaf ik de menukaart aan mijn ouders: zoeken jullie maar iets voor me uit. Niet omdat ik niet kon kiezen, maar omdat ik het niet kon lezen.’ Jaren later ontdekte ze dat haar jongste zoon met hetzelfde probleem zat. ‘Hem wilde ik laten zien dat er wat aan te doen is.’ Via een kennis kwam Van der Vegt in haar woonplaats Dongen terecht in een klas voor volwassen zwakke lezers. Ze worstelde zich door allerlei lesstof heen.
‘Gebruik geen beeldspraak, wees scheutig met witregels. Maar dan ben je er nog niet.’
‘Mijn sterrenbeeld is Schorpioen, en Schorpioenen zijn vechters.’ Ze bereikte tot haar verrassing de finale van Lingo voor laaggeletterden. ‘En nu ben ik ambassadeur van de Stichting Lezen & Schrijven. Als ambassadeur doe ik aan promotie, ik geef interviews, maar ik moet ook verhalen beoordelen die speciaal voor laaggeletterden zijn geschreven.’
‘Het is een gigantische stap om ervoor uit te komen dat je niet kunt lezen. Ik ben heel blij dat ik het gedaan heb. Het heeft mijn leven totaal veranderd.’ Niet dat elke tekst nu goed leesbaar is voor haar. ‘Brieven van de Belastingdienst, van de zorgverzekeraar, bijsluiters bij medicijnen - ik begin er niet aan. Ook in de krant BN/De Stem, die mijn zoon rondbrengt, kom ik niet verder dan de koppen. Ik doe soms een poging de Libelle of Privé te lezen. Maar dat blijft moeilijk.’
| |
■ Grondrecht
‘Voor mensen in een rolstoel worden drempels geslecht. Voor mensen die niet goed kunnen lezen, zouden de barrières ook moeten worden verwijderd’, zegt Ralf Beekveldt. Hij is directeur van uitgeverij Eenvoudig Communiceren en een daaraan gelieerd bureau dat teksten toegankelijker maakt. De uitgeverij brengt materiaal op de markt voor laaggeletterden: leesboekjes, kranten, brochures, kookboeken, geldgidsen. ‘Communicatie van overheid en instellingen in bijvoorbeeld de zorg moet begrijpelijk zijn voor iedereen. In de Scandinavische landen is dat een grondrecht. In Nederland zijn we nog niet zover.’
De uitgeverij timmert flink aan de weg. ‘We hopen dat we jonge mensen en volwassenen bereiken die hun aversie tegen lezen overwinnen. En dat gebeurt. Onze krant voor het praktijkonderwijs, de PrO-krant, telt 12.000 abonnees op een totale doelgroep van circa 30.000 leerlingen. Zo'n krant is een tussenstation. Van a-b-c naar NRC is tien stappen te veel. Bij een opzegging hoor ik weleens: “De leerlingen zijn nu toe aan Metro.” Dan hebben we ons doel bereikt, al vind ik die opzegging commercieel gezien spijtig. Door onze uitgaven gaan meer leerlingen aan de onderkant van het voortgezet onderwijs lezen dan voorheen.’
Naast de notoire niet-lezers in het voortgezet onderwijs zijn er de volwassenen - allochtonen én niet-allochtonen - die grote moeite hebben met lezen. Een omvangrijke en commercieel gezien interessante groep? ‘Over die aantallen: volgens de Nederlandse Taalunie ligt de leesvaardigheid van zo'n 2,5 miljoen mensen onder het “startkwalificatieniveau”, anders gezegd: die mensen kunnen niet goed lezen. Zo'n anderhalf miljoen mensen hebben echt grote problemen. Die kunnen maatschappelijk niet voldoende functioneren. Toch moeten we niet vergeten dat de getallen relatief zijn. Het streefniveau ligt in westerse landen veel hoger dan bijvoorbeeld in Bangladesh of India.’
| |
■ Hertalingen
Beekveldt: ‘Veel, maar lang niet alle slechte lezers zullen gebruikmaken van wat wij bieden. De Stichting Lezen & Schrijven, het geesteskind van prinses Laurentien, heeft als doel laaggeletterdheid maatschappelijk op de kaart te zetten. De stichting is optimistisch, wij zijn wat voorzichtiger. In de praktijk blijkt het lastig om die anderhalf miljoen mensen te bereiken.’ Toch is er soms een onverwacht grote vraag naar vereenvoudigde teksten. ‘Voor de invoering van de euro op 1 januari 2002 - een operatie die de hele bevolking aanging - had het ministerie van Financiën een voorlichtingsfolder gemaakt. Wij kregen de opdracht om voor een beperkte doelgroep, zoals ouderen, allochtonen en semi-alfabeten, een folder in eenvoudig Nederlands te maken. Uiteindelijk heeft het ministerie daar veel meer van laten drukken dan oorspronkelijk de bedoeling was.’
Hoe stelt de uitgever vast of een tekst ‘makkelijk leesbaar’ is? ‘Daar zijn richtlijnen voor: zo'n vijftig regels voor tekst én opmaak. Bijvoorbeeld: gebruik geen beeldspraak, wees scheutig met witregels. Maar als je die regels toepast, ben je er nog niet. Heel belangrijk is het oordeel van de gebruikers zelf, de laaggeletterden. Wij laten veel materiaal via het ROC Amsterdam beoordelen door een soort panel.’
De laatste jaren zijn er bij educatieve uitgeverijen nogal wat leesboekjes verschenen die speciaal geschreven zijn voor buitenlanders of inburgeraars die het Nederlands matig beheersen. Voor de omvangrijke groep laaggeletterden - autochtonen én allochtonen die door diverse oorzaken grote leesproblemen hebben - is er naar verhouding weinig materiaal voorhanden. Maar afgelopen maand bracht uitgeverij Eenvoudig Communiceren in het kader van de Week van de Alfabetisering drie nieuwe boeken voor zwakke lezers uit, de eerste delen van een nieuwe serie, ‘Leeslicht’. Het zijn ‘hertalingen’ van verhalen van Kader Abdolah, Marjan Berk en Yvonne Kroonenberg. Uniek is dat Berk en Kroonenberg zelf hun teksten hebben herschreven om ze begrijpelijker te maken voor laaggeletterden.
Marjan Berk: ‘Wat ik voor laaggeletterden heb geschreven, is teruggebracht tot de essentie.’
Foto: Klaas Koppe
| |
| |
| |
Authentieke hertalingen
Dr. Hilde Hacquebord (RU Groningen), expert op het terrein van diagnostisch leesonderzoek, juicht de hertalingen van Kader Abdolah, Marjan Berk en Yvonne Kroonenberg van harte toe. ‘Het is belangrijk dat een leestekst authentiek en begrijpelijk is. Bij herschreven teksten is vaak heel wat authenticiteit verloren gegaan. Het is een sterk punt bij deze boekjes dat de auteurs - tenminste in twee van de drie gevallen - zelf voor de hertaling tekenen.’
‘Wat begrijpelijkheid betreft: het taalaanbod moet net iets boven het niveau van de taalverwervers zitten. Dat is cruciaal voor de verdere ontwikkeling van de leesvaardigheid. Leesteksten voor buitenlanders en laaggeletterden moeten daarom een uitdaging inhouden. Dan breiden de lezers hun woordenschat uit en leren ze ook meerdere functies van taal kennen, zoals figuurlijk en beschouwend taalgebruik. Hoezo geen beeldspraak en abstracties? Als de auteurs goed werk leveren, schrijven zij min of meer nieuwe teksten, inclusief beeldspraak en abstracties die begrijpelijk zijn voor de doelgroep.’
| |
■ Animatie
‘Ik heb me met grote gretigheid aan die klus gezet’, zegt Marjan Berk, bekend van cabaret en tv, en auteur van ruim dertig boeken. Ze schrijft vooral beknopte verhalen over herkenbare situaties. ‘Ik houd niet van overbodige taal. Ik ben iemand van de korte baan. Piet Paaltjens, de Falklandjes van Herman Heijermans, Charivarius, dat zijn mijn favorieten.’
Illustratie: Matthias Giesen
‘Jaren geleden heb ik hoorspelen geschreven voor verstandelijk gehandicapten. Dan maakte ik een “pilot” om te testen of ze mijn tekst wel snapten. Zo'n verhaal moet strak zijn. Ik heb 27 jaar lang mijn brood verdiend als actrice en cabaretière. Op de planken moet je ook puntig en duidelijk zijn. Je geeft geen epische verhandeling over de natuur. Wat ik hier voor laaggeletterden heb geschreven, is teruggebracht tot de essentie.’
Doet dat geen afbreuk aan de ‘smeuïge’ kant van taal waar veel literatuur-liefhebbers vooral plezier aan beleven? Volgens de richtlijnen moet je immers beeldspraak, grappen en abstracties vermijden. ‘Daar ben ik het helemaal niet mee eens. Alsof een eenvoudig verteld verhaal een kopje te slappe thee is. In de hertaalde versie van mijn verhaal “Een goeie truc” zitten wel degelijk abstracties. Maar je moet de lezer meevoeren. In het begin gaat het bijvoorbeeld over een “smoes” die Jacob, de hoofdpersoon, bedenkt om zich niet te hoeven wassen: hij maakt zijn haar een beetje nat. Dat leg ik in de hertaling uit.’
‘Dat verhaal is een parabel over schrijven. Jacob is een jongetje met ouders van over de veertig. Die hebben eerst weinig aandacht voor hem. Via zijn dagboek krijgt hij opeens van alles gedaan van zijn ouders. Het leuke van het verhaal vind ik zelf dat het ook een animatie is om te gaan schrijven. Aan het eind staat er, in de hertaling:
Schrijven maakt gelukkig.
Wanneer ik schrijf vergeet ik alles om me heen.
Ik verdwijn in mijn verhaal.
Als het goed gaat krijg ik er een leuk gevoel bij.
Ik noem dat het appelwangengevoel!
Het lijkt eenvoudig, maar niets is zo moeilijk als het quasi-eenvoudige.’
| |
■ Eendimensionaal
Ook Beekveldt vindt dat het hertalen veel gemakkelijker lijkt dan het is. Kader Abdolah is er niet eens aan begonnen. Zijn hertaling is door een redacteur van collega-uitgeverij De Stiep gemaakt. Beekveldt: ‘Je moet de tekst villen en terugbrengen tot het skelet van het verhaal: een eendimensionaal verhaal dat zich stap voor stap ontwikkelt. Die stappen moeten goed geschakeld zijn. Nieuwe redacteuren bij onze uitgeverij, ook doorgewinterde journalisten, hebben altijd een half jaar nodig om de kneepjes van het vak te leren. Het belangrijkste is dat je leert denken vanuit de lezer. Wat snapt die wel, wat is vanzelfsprekend? En vervolgens: wat moet je uitleggen en hoe doe je dat?’
‘Het viel me tegen hoe moeilijk mijn stukjes nog zijn’, zegt Yvonne Kroonenberg, wier verhalen toch bekendstaan als vrij lichte kost. Zij hertaalde in nauwe samenwerking met Jerôme Jacquot, redacteur van uitgeverij Eenvoudig Communiceren, zeven verhalen van haar hand over de man-vrouwverhouding. ‘Ik weet dat ik korte zinnen moet gebruiken. Zwakke lezers raken in lange zinnen al snel de weg kwijt. Humor is lastig, omdat de lezer moet doordenken. Bij laaggeletterden kun je niet rekenen op dat doordenken. Maar ik vind het vooral spannend om een ingewikkelde gedachte simpel te laten lijken.’
| |
| |
‘“Easy reading is hard writing”, schijnt Ernest Hemingway ooit gezegd te hebben. Je moet voorzichtig zijn met woorden die een abstracte betekenis kunnen hebben, zoals werken als je “functioneren” bedoelt. Ik gebruik zo veel mogelijk puur Nederlandse woorden. Het woord gefrustreerd vermijd ik, ik omschrijf het gevoel. In plaats van optie gebruik ik mogelijkheid of keus. Dat doe ik in al mijn stukken. Soms schrijf ik over de uitkomsten van een wetenschappelijk onderzoek. Maar dan zeg ik: “Laatst las ik ergens dat...”, want anders lezen de mensen het niet meer.’
Wie origineel en hertaling naast elkaar legt, ziet dat soms ook de inhoud verandert. In het origineel: ‘Ik weet dat het niet deugt, maar ik kan het niet laten gebruik te maken van de hulpvaardigheid van mannen.’ In de hertaling is dat kortweg: ‘Ik maak misbruik van mannen.’ Dat is toch wat anders. Kroonenberg: ‘Dat klopt, je wordt als schrijver wat botter. Er sneuvelen heel wat nuances. Maar schrappen geeft ook een bijzondere gewaarwording voor de schrijver: soms heb je het gevoel dat het er nog staat.’
| |
■ Bouwvakkers-decolleté
In de hertaling van ‘De mooiste man’ gebruikt Kroonenberg een opvallend woord dat niet in het origineel voorkomt: ‘bouwvakkers-decolleté’. Het is een lang woord en nog beeldspraak ook. ‘Toen ik dat verhaal twintig jaar geleden schreef, bestond dat begrip niet. Maar lezers weten wat een bouwvakker en een decolleté is. Bovendien leg ik het meteen uit: “Dat is een bilnaad die boven de broek uitkomt. Het decolleté is even weg als de man zijn broek ophijst.” Bij beeldspraak die je níét uitlegt, bijvoorbeeld een landschap van fluweel, ontstaat er kortsluiting in de hoofden.’
Kroonenberg: ‘Ik vind deze uitgaven een sympathiek initiatief. Maar mensen die met trots beweren dat ze nooit een boek lezen, hollen nu echt niet naar de boekhandel. Voor allochtonen lijken mij de boeken ook geschikt, én voor jonge lezers. Harry Potter is vaak al te moeilijk. Maar ik verwacht eerlijk gezegd dat vooral havo-leerlingen het gaan gebruiken. Dan zijn ze snel klaar. Ze kennen de verhaallijn en als de leraar op het examen vraagt: “Wat vond je van de stijl?”, dan zeggen ze: “Heel helder”.’
Zo helder is het voor ambassadeur Yvonne van der Vegt niet. Ze moet binnenkort een oordeel over de leesbaarheid van de hertaalde verhalen geven. Een hele klus. ‘Gelukkig heb ik nog drie weken.’
Yvonne Kroonenberg leest tijdens het boekenevenement Manuscripta voor uit de door haarzelf hertaalde versie van haar verhaal ‘De mooiste man’.
Foto: Onze Taal
| |
Uit ‘De mooiste man’
Een fragment uit het verhaal ‘De mooiste man’ van Yvonne Kroonenberg.
Origineel (1986)
Er is ooit onderzoek gedaan naar de manier waarop vrouwen naar mannen kijken. Vinden ze brede schouders belangrijk? Stevige billen, sterke benen? Het bleek dat de meeste vrouwen zich niet veel aantrokken van de lichaamskenmerken van een man. Lijkt hij op de held uit de Bouquet-reeks met zijn donkere haar, zijn grijze ogen, zijn rijzige gestalte en borsthaar, dan is dat mooi meegenomen, maar het hoefde niet. Ik denk dat de conclusies van het onderzoek juist zijn. Je ziet vrouwen inderdaad met de wonderlijkste vogelverschrikkers aan hun zijde.
Hertaling (2007)
Wat vinden vrouwen eigenlijk van mannen?
Daar is onderzoek naar gedaan.
Houden ze van een stoere man?
Vinden ze brede schouders belangrijk?
Het blijkt dat het vrouwen niet veel interesseert.
Wel als ze nog jong zijn.
Als hij mooi is, is dat fijn.
Maar vrouwen worden ook verliefd op een man die kaal is.
Ik denk dat het onderzoek klopt.
Soms zie je de gekste types.
Die zijn dan toch getrouwd.
Mooi of lelijk maakt niets uit.
|
|