Onze Taal. Jaargang 76
(2007)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 224]
| |
Toe te schrijven aan
| |
Frahááánk
| |
Frangipane
| |
Lelystad
| |
Bekend met
| |
Streektaalbeleid [1]: dialect met beleid
| |
[pagina 225]
| |
genlijk ook niet voortkomen uit hun houding ten opzichte van het handvest, want dat doet niets anders dan de rechten van minderheden verdedigen. Nogal wat sprekers van regionale en minderheidstalen zien hun taal als een deel van hun identiteit, net zoals anderen dat zien in hun geloof, seksuele voorkeur, haarkleur of afkomst. Als die identiteit bedreigd wordt, voelt men zich ongemakkelijk. Geen wonder dat er in dit verband grote woorden gebruikt worden. De dagelijkse praktijk is vanzelfsprekend veel trivialer. Dialectgenootschappen en subsidiegevers proberen gewoon de achteruitgang van het dialect, en dus de bedreiging van de identiteit, tegen te gaan. Daar kan niemand tegen zijn. Dus moet de verklaring elders gezocht worden. Misschien in de tijd dat de Taalunie zich onder leiding van Jaspaert uitsprak tegen erkenning van het Zeeuws. Toen is immers door de Taalunie ook geprobeerd de erkenning terug te draaien van bijvoorbeeld het Limburgs. Deze was indertijd tot stand gekomen op advies van de dialectoloog Weijnen, maar buiten de Taalunie om. Jaspaert en de zijnen hechtten minder waarde aan diens taalkundige argumenten dan aan het politieke feit dat Belgisch Limburg het Limburgs niet wilde erkennen. België heeft namelijk het handvest nooit ondertekend. Begrijpelijk: België heeft al drie landstalen, en als daar nog erkende minderheidstalen bij komen, wordt het helemaal hopeloos met de taalpolitiek. Maar om nu Belgische taalpolitiek Nederlands dialectbeleid te laten bepalen, dat gaat heel ver. | |
Streektaalbeleid [2]: toelichtingen op straatnaambordjes
| |
Restaurantnamen
|
|