| |
| |
| |
‘Ligt je tentluier wel goed, buurman?
De taal van de kampeerder
Matthijs de Winter
Nederland is een kampeerdersland. We willen graag het gras tussen de tenen voelen, slapen in de openlucht en in pyjama ontbijten. Met de grote vakantie voor de deur gaan de gesprekken al snel over ‘pootjes uitdraaien’, ‘movers’ en ‘slikranden’. Een beginnend kampeerder ontdekt de taal van ‘het buitenspoor’.
Foto: Ad van Aanholt
Iedereen heeft er wel een in de straat wonen: een fanatieke kampeerder. Rond maart komt de caravan uit de winterstalling en kunnen de voorbereidingen beginnen voor de Grote Trek.
‘Zeg buurman, waar ga je dit jaar de pootjes uitdraaien? Of gaan deze zomer de sprotjes weer eens gewoon de grond in?’
‘Wij gaan dit jaar voor het eerst kamperen.’
‘Ah, een teerpoot. Je weet het hè, voordat je echt weggaat eerst even alles nalopen in een hepi-weekend.’
‘Eh, ja?’
‘Mooi, mooi, nou, wij zijn er ook weer helemaal klaar voor hoor. Op naar het zuiden, dit jaar maar weer eens via Parijs; met die witte doos op de trekhaak durf ik zelfs nog wel een rondje Place de la Concorde te doen. Tomtommetje aan, mijn vrouw kan gewoon een appeltje schillen of een uiltje knappen en deze jongen rijdt fluitend naar de camping. Waar gaan jullie heen?’
‘De Veluwe.’
‘Aah, daar zijn mijn vrouw en ik ook begonnen, in ons eerste sheltertje. Zo'n enkeldakstentje zonder muurtjes, weet je wel. Lagen we daar op ons schuimpje te rillen van de kou. We hadden natuurlijk geen donsje maar een goedkope nylon slaapzak zonder binnenzak. Dat waren nog eens tijden. Zeg, ik ga onze kampeerknuffel zo eens een wasbeurt geven; veel plezier op het buitenspoor en laat je niet van de wijs brengen door de campingburgemeesters.’
Ik knik enigszins beduusd. ‘Campingburgemeesters, ja, ik zal erop letten buurman, goede reis.’ Met mijn handen op het tuinhekje besef ik dat ik zojuist een college kampeerexpertise voor beginnelingen voorgeschoteld heb gekregen.
| |
■ Stijlvol kamperen
Het tuinhekgesprekje liet me niet meer los. Een donsje en een tent met muurtjes kwamen me niet bekend voor. Mijn vader, een ervaren kampeerder, legt me uit dat een ‘donsje’ een donzen slaapzak is en een ‘muurtje’ het rechtopstaande gedeelte van het tentdoek, aan de zijkant. Het zijn twee voorbeelden van kampeerderstaal, een soort jargon van het ‘buitenspoor’ - wat weer een kampeeruitdrukking is voor ‘buiten’. Ik vroeg me af of ik als kind op een ‘schuimpje’ (dat bleek een slaapmatje te zijn) had gelegen en of wij ook eerst in een hepi-weekend (weekend van Hemelvaart of Pinksteren) gingen oefenen voordat we de grens over gingen.
‘Tentkamperen is leuk, maar toch wel primitief. Daarom kochten wij al snel een vouwwagen. Iets groters heb ik nooit aan m'n trekhaak gewild’, zegt mijn vader. ‘Stonden we met ons bermkeukentje tussen de vrachtwagens eieren te bakken langs de Route du Soleil, heerlijk.’ Kamperen was vroeger een serieuze zaak, weet mijn vader nog. ‘Ik moest eerst een kampeerpaspoort halen. De ANWB organiseerde wegwijskampen, oefenkampen waar mensen leerden kamperen. Om landloperij tegen te gaan, werden beginnende kampeerders kampeeretiquette en stijlvol kamperen bijgebracht. De schoenen netjes onder de luifel, om de drie dagen je tent verplaatsen anders verkleurt het gras (grasrot!), voor de tent de mokken aan de mokkenboom en je buurman altijd een kop koffie aanbieden als hij aankomt of weggaat.’
De oefenkampen werden in de jaren zeventig afgeschaft, maar de literatuur
| |
| |
over het kamperen van voor en net na de oorlog is er nog. Een kleine speurtocht op internet levert al snel enkele titels op. Kampeerhandboeken als Klaar voor het kamp, Het buitenspoor, Leven onder een linnen dak en Sportief kampeeren moesten de beginnende kampeerder scholen in het leven buiten. De boeken ademen een sfeer van vrijbuiterij en leven met de natuur. Bepakt en bezakt met een enkeldakstentje, primus eenpittertje, knijpkat en strozakken trok jong en oud door het land. Kamperen werd razend populair. Niet veel later zijn de kampeerders zelfstandiger geworden en werd het kamperen een stuk minder serieus benaderd.
| |
■ Kramperen
Cabaretier Fons Jansen zei ooit over het wat duurdere tentkamperen: ‘Het hele jaar kromliggen om twee weken krom te kunnen liggen.’ En onuitroeibaar is het geintje om niet ‘kamperen’ te zeggen maar ‘kramperen’. Kamperen is altijd een inspiratiebron geweest voor humoristen. Herkenbare situaties en ergernissen leveren al gauw een lachsalvo op. De ‘campingsmoking’ (dat wil zeggen het trainingspak) en de wc-rol zijn op die manier uitgegroeid tot ware kampeersymbolen.
Dat kamperen niet altijd even serieus wordt genomen, blijkt ook uit het aantal bijnamen van kampeermiddelen als de caravan en de vouwwagen. De caravan staat bijvoorbeeld ook bekend als ‘sleurhut’, ‘witte doos’, ‘mobiele vakantiewoning’ of ‘woonwagen’, en de ‘tent op wielen’, de vouwwagen, heet al sinds jaar en dag ‘poor man's caravan’. Tegenwoordig gaat die geuzennaam niet meer helemaal op (sommige vouwwagens hebben de luxe van een middelgrote caravan), maar voor veel mensen blijft het een ‘klapkar’ of een ‘tent in een bakkie’. Ook onze oosterburen hebben zo hun aanduidingen voor onze kampeerders. Met een caravan of een vouwwagen mag je maar 80 km/u rijden, en dat heeft er al voor gezorgd dat in Duits-
‘Zeg, ik ga onze kampeerknuffel zo eens een wasbeurt geven; veel plezier op het buitenspoor en laat je niet van de wijs brengen door de campingburgemeesters.’
land het NL op de sticker staat voor ‘Nur Langsam’.
| |
■ Grammenjagers
Kamperen doet een groot beroep op onze inventiviteit. Spulletjes moeten opklapbaar, inschuifbaar of handig uit elkaar te halen zijn. Nieuwe producten krijgen namen als Peter Pan (pannenhouder), tentschuier (borsteltje voor de tent) of tentanker (zwaar soort haring). Deze producten vind je bij kampeersupermarkten. Voor mijn eerste tent en meer kampeertaal ga ik naar zo'n kampeersupermarkt bij mij in de buurt. ‘Ben je een seizoens-, lichtgewicht- of gezinskampeerder?’, wil de verkoper weten. ‘Ga je ergens lang op een plek staan, moet de tent mee in de rugzak of moeten er meerdere slaapplaatsen zijn voor het gezin?’
‘Enkeldaks, dubbeldaks, noktent oftewel punttent, piramidetent, oppomptent, lichtgewicht tunneltent of een bijzettent?’, gaat de man door. ‘Eh, gewoon een eenvoudig op te zetten tent, zou ik zeggen...’ Wat al dat kampeerabracadabra betekent, wordt duidelijk als ik de modellen zie. Een noktent heeft een stok in het midden (de nok) en een koepeltje lijkt op een koepel. Andere tenten hebben meer een functieaanduiding. Zo is de bijzettent een tentje ‘voor erbij’ of om erbij te zetten voor de kinderen, legt de verkoper uit. We stoppen voor een knoeperd van een tent. ‘Dit is een doorsneegezinstent, met vaste kuip, stahoogte in de leefruimte, vaste luifel en uitritsbare ramen. Weegt wel 30 kilo, dus niet geschikt voor de grammenjagers. De tent zit opgeborgen in drie foedralen. Nokken zijn gefestonneerd, rondom heeft de tent muurtjes en op elke hoek een afspanpunt.’
Uiteindelijk val ik voor een snel opzetbare tunneltent, vis-à-vismodel mét uitspanbare luifel. Op weg naar de kassa loop ik langs de rekken met accessoires. Een voortentmeubel (ophangkast voor in de voortent) is in de aanbieding, en de bermkeukens (keukens voor achter op de vouwwagen) zijn ook in prijs verlaagd. Er is zelfs een kampeertijdschrift: de Kampeer & Caravan Kampioen van de ANWB. Ik neem er een mee, kunnen we ons tenminste inlezen voor als we straks met de buren op de camping kennismaken.
| |
Caravantaal
dissel |
verbindingsstang van een caravan |
kogeldruk |
de druk op de kogel van de trekhaak |
neuswiel |
wiel aan de dissel |
pootjes |
uitdraaisteun van de caravan |
| |
Tententaal
afspannen |
straktrekken van de scheerlijnen |
afspanpunt |
punt waar de scheerlijn aan de tent vastzit |
festonnering |
versteviging (meestal leren lapje) op de nok of het afspanpunt |
foedraal |
opbergzak voor de tent |
gronddeken |
voor bedekking van grondzeil |
grondzeil hulpscheerlijn |
bodem van de tent extra lijntje voor het opzetten van de tent |
kuip |
grondzeil dat aan de tent is vastgenaaid of inritsbaar, ook wel ‘vaste kuip’ genoemd |
muurtje |
rechtopstaand doek van de tent aan de zijkanten |
pen |
haring voor het afspannen van de tent |
satéprikker slikrand |
goedkope, dunne haring soort spatlap rondom de tent om modder en regen buiten te houden |
sprotje |
bijnaam voor haring |
stormbanden |
extra stevige scheerlijnen tegen rukwinden |
tentanker |
zware haring |
tentluier |
plastic folie voor onder het grondzeil |
| |
■ Pretparken
Fred Voorbergen, de (inmiddels oud-)-hoofdredacteur van de Kampeer & Cara-
| |
| |
van van Kampioen, kent de Nederlandse kampeerwereld als geen ander. Volgens Voorbergen zit de liefde voor het kamperen een beetje in onze volksaard. ‘Dat non-conformistische, dat doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg. En natuurlijk speelt budget ook een rol. Kamperen is een goedkope manier van vakantie houden - althans: dat was het, want er komt steeds meer luxe.’ Die luxe vind je zowel op de campings als in de kampeermiddelen, stelt Voorbergen vast. ‘Waar ik me het meest over verbaasd heb, is de “mover”. Dat is een apparaat dat je onder de caravan kunt laten installeren en dan kun je met een afstandbediening de caravan op de kampeerplaats sturen (“moven”). Je weet niet wat je ziet, maar het scheelt je een hoop duw- en trekwerk.’
Illustratie: Matthias Giesen
Kampeerders zijn vindingrijk, en die inventiviteit vind je ook terug in hun taalgebruik. Maar volgens Voorbergen zijn een hoop woorden persoonlijk getint en sommige uitingen verdwijnen daarom ook weer snel van de camping. ‘De bungalowtent heette bij ons thuis “de bron van ellende” en de caravan die we later kregen, noemden we liefkozend “hutje”. Veel is ook overgewaaid uit de padvinderij, hoor. De term buitenspoor bijvoorbeeld, op zoek gaan naar het spoor naar buiten, was bij de padvinders ook in gebruik.’
Je kunt op uiteenlopende manieren kamperen en voor elk soort kampeerder is er wel een eigen camping. Er zijn bijvoorbeeld boeren-, natuur- en naturistencampings. Voorbergen: ‘Mensen die naar die laatste camping gaan, noemen de andere campings “textielcampings”. Ga je als naturist naar een textielcamping, dan ben je “vreemdgegaan”.’ En er is dus ook veel meer luxe tegenwoordig: tropische zwembaden, restaurants, hele pretparken kom je er tegen. ‘Wij noemen dat nog steeds een camping,’ zegt Voorbergen, ‘maar de Fransen hebben daar een mooiere benaming voor: hôtellerie de plein air.’
| |
■ Doorslaan
Mijn eerste camping is geen vijfsterrenstek maar een eenvoudig grasveld. Ik maak een ronde langs alle haringen van mijn tent en trek hier en daar de laatste plooien uit het doek. Vanuit zijn campingstoel heeft mijn oplettende buurman alles goed gevolgd. Als ik eindelijk in mijn vouwstoeltje wil gaan zitten, komt hij op me af. ‘Ligt je tentluier wel goed, buurman?’ Het plastic (dat je onder het grondzeil legt tegen viezigheid) plooit hier en daar inderdaad een beetje onder de slikranden door. ‘Zo vang je veel water hoor, bij het eerste buitje.’ Schoorvoetend prop ik de uitstekende randen onder het grondzeil.
‘Staat er mooi bij, je tentje, nieuw?’ ‘Ja’, zeg ik. ‘Het doek zal de eerste nacht wel doorslaan’, vervolgt de nu op stoom gekomen kampeerbuurman, ‘maar dat is altijd bij nieuwe katoenen tenten. En je weet het: nooit nat inpakken, anders heb je zo het weer erin zitten. Krijg je er nooit meer uit.’ Zou dit nu een campingburgemeester zijn?, flitst het even door me heen. ‘We zijn hier met de caravan, fietsen mee op de dissel, dit jaar maar via Utrecht gegaan’, vervolgt hij. ‘Wel altijd oppassen voor je kogeldruk, maar bij vertrek nog gewogen en een flink deel van de proviand dit jaar maar thuisgelaten.’ Ik knik. Met de tentluier stevig onder de kuip, de pennen in de grond en de scheerlijnen strak gespannen voel ik me al een echte kampeerder. Ik verheug me nu al op het tuinhekgesprekje met mijn buurman volgend jaar.
| |
Overige kampeertaal
binnenzak |
fanellen zak voor in de slaapzak |
campingburgemeester |
iemand die jarenlang naar dezelfde camping gaat en alles weet over die stek |
donsje |
type slaapzak gevuld met dons |
hike, op - gaan |
meerdaagse tocht maken |
hudo |
hurkdoostoilet |
paalkamperen |
enige vorm van wildkamperen in Nederland: kamperen in de buurt van een paaltje in gebieden van Staatsbosbeheer |
Peter Pan primus schuimpje teerpoot volt uit de paal |
pannenhouder petroleumkooktoestel plastic slaapmat leerling-kampeerder stroompaal op de camping |
|
|