Het mooiste woord van...
René Appel
Het is najaar. Een jongetje loopt met zijn ouders door het bos. Overal liggen gevallen herfstbladeren. Hij zoekt het mooiste blad. Ja, dit is het mooiste. Nee, dat andere, dat daar bijna tegen die boomstam aan ligt, dat is nog mooier. Of hij zegt natuurlijk ‘mooierder’. Ze lopen verder, en zijn oog wordt getrokken door het allermooiste blad, nog schitterender dan het blad dat al mooierder was. En dat gaat zo door, langer dan een uur: oprapen, weggooien, een ander blad pakken, enzovoort. Uiteindelijk moet hij een keuze maken, maar terug bij de auto staat hij met lege handen. Huilend, ontroostbaar.
Zo vergaat het de mooistewoordenkiezer, en dat is verre van een mooi woord. Even overwoog ik om het onaanzienlijkste, gewoonste woord een ereplaats te gunnen: bijvoorbeeld een van de lidwoorden een, de en het, die zonder morren, zonder kapsones, volstrekt dienstbaar zijn aan de zelfstandige naamwoorden. Maar uiteindelijk begreep ik dat ik bij een keuze voor een van deze woorden de zieligheidsfactor te sterk liet meespelen.
Daarom ben ik terechtgekomen bij een categorie woorden die me qua vorm bekoren (want op dat punt gooien een, de en het geen hoge ogen) en die wat betreft hun inhoud dicht bij mijn activiteiten als misdaadauteur liggen. Het gaat om woorden als angstaanjagend, bloedstollend, huiveringwekkend en onheilspellend. Waarom vind ik hun vorm mooi? Dat heeft vooral te maken met het feit dat het tegenwoordige deelwoorden zijn waarvan het werkwoordelijk deel los weinig voorkomt, ook niet in combinatie met het zelfstandig naamwoord waar het aan gekoppeld is. Die donkere wolken spellen onheil? Nee, die donkere wolken zijn onheilspellend. Misschien kun je zeggen dat een verhaal het bloed doet stollen, maar fraai is anders. Het tegenwoordig deelwoord heeft immers een figuurlijke betekenis gekregen, en de variant met werkwoord plus zelfstandig naamwoord roept een letterlijke interpretatie op.
Als ik met het pistool op de borst zou moeten kiezen uit de bovenstaande vier, dan gaat huiveringwekkend met de eer strijken. Opvallend is dat woorden met een vergelijkbare vorm meestal een negatieve lading hebben. We kennen bijvoorbeeld wel weerzinwekkend, maar niet iets als plezierwekkend of gelukwekkend, wel afschrikwekkend, maar niet genotwekkend. Zelfs lachwekkend heeft een negatieve betekenis.
Met huiveringwekkend moet een auteur voorzichtig zijn. Op z'n hoogst kun je het in een dialoog gebruiken, als iemand een angstige ervaring beschrijft. Flaptekstschrijvers, vooral van thrillers, zijn er gek op. Soms kunnen ze er niet genoeg van krijgen, en dan is het boek niet alleen ‘huiveringwekkend’, maar ook nog ‘angstaanjagend’, ‘bloedstollend’, en als het een beetje meezit eveneens ‘onheilspellend’. zo'n boek hoef ik niet meer te lezen; aan die vier woorden bij elkaar heb ik genoeg.
René Appel (1945) nam in 2003 afscheid als hoogleraar Nederlands als tweede taal, en is sindsdien fulltime misdaadauteur. Hij ontving tweemaal De Gouden Strop, de prijs voor de beste Nederlandstalige spannende roman.
Huiveringwekkend: Escape the Night, van Mignon G. Eberhart (1943).