■ Onvervalst Jordaans
Dat onvervalste Jordaans, met zeer veel Bargoense elementen, liet Querido ook doorklinken in zijn Jordaan-cyclus. Het eerste deel, De Jordaan, verscheen in 1912 - na jaren van voorbereiding. Deel twee, Van Nes en Zeedijk, volgde in 1915. Het derde deel, Manus Peet, verscheen in 1922, en in 1925 werd de reeks - na dertien jaar noeste arbeid - afgesloten met Mooie Karel.
Querido schreef bijna dertig romans en toneelstukken, maar de Jordaan-cyclus is zijn bekendste en bestverkochte werk (het eerste deel behaalde vijfentwintig drukken en werd in het Frans vertaald). De hoofdpersonen van deze romancyclus worden omgeven door pooiers, messentrekkers, moordenaars en oplichters, en ze zijn geregeld zelf ook te vinden in nachtkroegen, bordelen en roemruchte cafés op de Zeedijk. Om dit allemaal levensecht te doen voorkomen, strooide Querido met gulle hand met Bargoense woorden en uitdrukkingen.
Waren de lezers van zijn romans indertijd bekend met deze taal? Zeker niet, en om hen te bedienen staan er vrijwel onder iedere bladzijde voetnoten. Maar dan nog was en is het een enorme opgave om de Jordaan-boeken van Querido te lezen, óók doordat hij de dialogen fonetisch opschreef, in zinnen die wemelen van de puntjes. Een voorbeeld uit Van Nes en Zeedijk:
- | Vuile sliegeraarster! [Querido geeft als noot: ‘verraadster’ - ES]... daar hei je me weer aarepels mit spek opgedraaid!... Ik sla jou lieferst blind as scheel!... Voor joü meine-deinestreke... |
- | Wad wad? ikke oggh! god zal mijn beware! |
- | Jij kreng, heb de niesses [‘vrouwen’] ferraje! |
- | Oggh!... hoe... hoe kóm j'r an! |
- | Ik most je... knoloog!
Piet hief zijn geweldige knuisten en Jet stoof achterwaarts een hoek in. |
- | Hande thuis!... geen knurf! [‘klap, slaag’] schreeuwde ze heesch van benauwdheid, flink in schijn. |
En zo gaat het door, vaak bladzijdenlang. Soms verklaarde Querido het Bargoens ook in de lopende tekst, zoals hier:
Jet stelde de deern weer gerust.
- | De peliezie naakt je nie. Hei je schroei? |
- | Wat is dat? |
- | Honger, lachte Jet. |
- | Ajasses... ete? |
|
Querido was een omstreden figuur. Hij werd diep vereerd (al bij zijn leven verschenen er boeken over hem) of hartstochtelijk gehaat. Van de Nederlandse schrijvers die hun werk doorspekten met Bargoens, was hij een van de weinigen die ook een beschouwing aan dit taalgebruik wijdden. Hij deed dat in 1924, in een essay dat pas veel later, in 1931, werd gepubliceerd in zijn boek Mijn zwerftochten door Jordaan en donker Amsterdam.
Het is een fraai en informatief stuk, waaruit blijkt dat Querido de kleine criminelen uit de Jordaan op dit punt inderdaad goed had doorgrond. ‘De misdadigers’, schrijft hij, ‘scheppen er behagen in een eigen taal te spreken. Ze scheppen zelf woorden en wringen woordverbindingen saâm. In deze nieuwe uitdrukkingen is het woord-impressionisme overheerschend. Ze spreken een eigen taal om tweeërlei redenen: om door buitenstaanders niet begrepen te worden, maar ook voor het gemak.’