| |
| |
| |
[Nummer 6]
| |
| |
| |
Pabo De Eekhorst in Assen.
Foto: Jan Erick Grezel
| |
‘Die spelfouten maken toch niks uit?’
Zorgen over taalvaardigheid van studenten
Jan Erik Grezel
Zo'n 68% van de aankomende pabo-studenten zakte vorig jaar voor een taaltoets. De helft van 650 nieuwbakken Rotterdamse rechtenstudenten scoorde onvoldoende bij het schrijven van een betoog. Is het echt zo beroerd gesteld met de taalvaardigheid van eerstejaars? Zo ja, wat is de oorzaak? En bovenal: wat zijn de onderwijsinstellingen van plan eraan te doen?
‘Ik heb me in tijden niet zo verveelt als vandaag.’ Goed of fout? Anouk ter Heide tuurt op haar computerscherm en twijfelt. Uiteindelijk gokt ze op ‘fout’ en klikt dan door naar de volgende opgave. Anouk studeert aan De Eekhorst in Assen, een ‘pedagogische academie voor het basisonderwijs’ (pabo). Met vijftien jaargenoten zit ze voor de tweede keer dit studiejaar in het computerlokaal om de verplichte taaltoets te maken. Ze móéten slagen. ‘Yèèèèèsss!’, juicht Karen Schadenberg gesmoord een paar plaatsen verderop. Ze balt een overwinningsvuist en vlucht dan geëmotioneerd het lokaal uit. ‘Even mijn moeder bellen.’ Karen is als eerste klaar. Het testprogramma geeft haar meteen na het invullen van het laatste antwoord de uitslag: ze zit een fractie boven het minimum van 78%, de landelijke norm.
Ik ben aangeschoven om te midden van de eerstejaars de test te maken. De meeste van de 150 opgaven zijn goed/fout-vragen. Het eerste onderdeel is spelling. Ik zie ‘verlijdelijk’ en ‘grinikken’ voorbijkomen. Ook moet ik een goed/fout-oordeel geven over de formulering ‘De man werd beschuldigd van incest met zijn dochter.’ Hmm, ‘seks met...’, oké, maar ‘incest met zijn dochter’ lijkt me niet goed.
Spelling, formuleren, afbreken van woorden, interpunctie en basisgrammatica zijn de onderdelen van deze toets.
| |
| |
Na een uurtje zijn de studenten klaar. Karen Schadenberg straalt, maar Anouk ter Heide huilt bittere tranen. Ze komt twee procent tekort. ‘Het klopt gewoon niet’, snikt ze. ‘Ik ben via het mbo ingestroomd. Bij die opleiding hebben we nooit iets aan Nederlands gedaan. Maar voor deze taaltoets moet ik weten wat een voorzetselvoorwerp is en of “gescored” goed of fout gespeld is. We hebben er wel flink op geoefend en ik heb veel geleerd. Maar wat ik vorige keer allemaal fout deed - zoals afbrekingen - doe ik nu goed. En wat ik toen goed deed, doe ik nu verkeerd.’
Ook José Slagmolen is via het mbo op de pabo terechtgekomen. Net als Anouk is ze weer gezakt. ‘Het is een gigantische overstap van mbo naar hbo. Nederlands is afgeschaft op het mbo. Ik moest wel veel verslagen maken op het mbo en die kreeg ik terug met rode strepen. Waarom het niet goed was, werd er niet bij verteld.’ In juni krijgt ze de laatste kans. ‘Dat ga ik niet halen. Ik kan het wel schudden met de pabo.’
| |
■ Achtuurjournaal
Over de taaltoets voor eerstejaars van de pabo is de laatste maanden veel te doen geweest. Vorig jaar juni kregen het Cito en het Expertisecentrum Nederlands (Radboud Universiteit Nijmegen) van de toenmalige onderwijsminister Van der Hoeven de opdracht een taaltoets te ontwikkelen die aan het begin van het studiejaar moest worden afgenomen. Er waren signalen dat het niveau van reken- en taalvaardigheid van vwo-, havo- en mbo-leerlingen die in het hbo instromen, en in het bijzonder in de pabo, sterk te wensen overliet. Dat bleek. Maar liefst 68% van de eerstejaars pabo-studenten zakte voor de taaltoets, een dramatisch resultaat, dat in januari het achtuurjournaal haalde. Vooral mbo'ers en havisten gingen de mist in. Ter demonstratie werd aan twee studenten voor de camera gevraagd wat het woordje als voor woordsoort is in ‘Als jij mijn geheimen doorvertelt, neem ik je dat zeer kwalijk’: bijwoord, voegwoord, voornaamwoord of voorzetsel. Ze hielden het schouderophalend op een voorzetsel. ‘En dat staat straks voor de klas!’, moet menig tv-kijker gedacht hebben. Maar dan moeten ze dus wel eerst voor de toets slagen. Studenten krijgen twee keer een herkansing. Daarna volgt - bij een onvoldoende - een bindend studieadvies: stoppen met de studie.
Maar wat zegt deze toets eigenlijk over de taalvaardigheid van studenten? En wat toetst de taaltest precies? ‘Ik vind het niet over de hele linie dramatisch slecht’, zegt Marit de Jong, docente Nederlands bij de pabo van de Educatieve Hogeschool van Amsterdam. ‘Sommige studenten hebben goed onderwijs gehad en kunnen behoorlijk spellen en formuleren, andere maken er een potje van.’ Maar de resultaten van de taaltoets van het Cito zijn glashelder: ruim tweederde is gezakt. ‘Die toets is nog in ontwikkeling. En de norm is erg hoog, namelijk 78%. Als die ietsje lager
‘Goed argumenteren, een tekst helder opbouwen, dat zijn allemaal vaardigheden die ertoe doen, maar die niet getoetst worden.’
zou liggen, slaagt meer dan de helft. Verder krijgen onbenullige onderdelen als woordafbreking te veel gewicht in de normering. Dat gaat trouwens veranderen. Afbrekingen zullen niet meer gevraagd worden.’
| |
‘Geef mij de boek’
De problemen met het taalniveau van eerstejaars doen zich waarschijnlijk in het hele hbo voor. Om dit goed in kaart te brengen laat het ministerie van Onderwijs dit najaar alle eerstejaars hbo-studenten de taaltoets doen.
Ook aan de universiteiten laat het peil sterk te wensen over. Afgelopen jaar deden 650 eerstejaars rechtenstudenten van de Erasmus Universiteit in Rotterdam een taaltest: de helft zakte. Toch is die toets niet te vergelijken met de pabo-taaltoets. Jeanne Gaakeer, hoogleraar Rechtstheorie bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid, ontwierp een toets waarbij studenten een juridisch betoog in correct Nederlands moesten schrijven. Haar medewerker Robert Jan de Paauw, jurist én neerlandicus, keek de toets na. ‘Het is ongelooflijk wat ik bij het nakijken allemaal onder ogen kreeg: “Hij blijft in staat van beschuldig” of “Verdachte is van bewust dat...”. Van de 650 studenten die vrijwillig meededen, waren er maar twee die niet meer dan één spelfout hadden - in een tekst van 400 woorden!’
‘Ze zijn ook uitermate slordig en zondigen tegen alle regels die ze gewoon in de Schrijfwijzer van Renkema kunnen vinden. Zelfs de keuze van lidwoorden lijkt willekeurig. “Geef mij de boek eens”, hoor ik tegenwoordig kinderen op straat zeggen. Zulke taalveranderingen vind ik uiteindelijk terug in die betogen. Overigens dient deze toets als waarschuwing: “Als dit niet beter wordt, loop je vast in je studie.” Maar een bijspijkercursus voor de 25 zwaarste gevallen werd door slechts zeven mensen bezocht.’
| |
■ Vorige oorlog
Via de website van Onze Taal plaatste ook taalkundige Joop van der Horst kanttekeningen bij de toets. Die zou nogal wat fouten bevatten. Inderdaad zijn er discutabele vragen, maar een fundamenteler manco is de beperkte opzet. ‘Er wordt met die taaltoets vooral getoetst wat makkelijk te meten is: spelling, grammatica, punten en komma's, verhaspelingen’, zegt Herman Giesbers, docent Nederlands aan Pabo Groenewoud in Nijmegen en daarnaast universitair docent Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit. ‘Natuurlijk moeten aankomende leerkrachten in het basisonderwijs goed kunnen spellen. Als je tijdens je stage een knoeperd van een spelfout op het bord kalkt, ga je vreselijk af. Er is altijd wel een slimmerik in groep 8 die jou voor het front van een volle klas fijntjes op zo'n fout wijst. Maar spelling en grammatica zijn met extra cursussen een beetje bij te spijkeren, als studenten daar in eerste instantie onvoldoende op scoren - al zijn er weinigen die echt boven de stof staan. Het probleem met de slechte taalvaardigheid ligt dieper.’
Giesbers: ‘Taal speelt voor pabo-studenten op vele vlakken de hoofdrol in hun toekomstige werk als leerkracht. Het gaat niet alleen om het schoolvak Nederlands; de Nederlandse taal is ook de instructietaal bij alle vakken. Verder heb je een goede taalvaardigheid nodig in de communicatie met onder meer collega's, ouders en de gemeente. Je moet natuurlijk een behoorlijke brief kunnen schrijven. Goed argumenteren, een tekst helder opbouwen, dat zijn allemaal vaardigheden die ertoe doen, maar die niet getoetst worden. De heisa
| |
| |
rond de taaltoets is een voorbeeld van het winnen van de vorige oorlog. Correct spellen, formuleringen aanpassen, de leestekens goed plaatsen: dat komt in het laatste stadium van het schrijfproces aan bod. Maar bij de studenten loopt het in het begin van het schrijven al spaak. Ze krijgen hun gedachten niet helder op papier.’
Illustratie: Matthias Giesen
| |
■ Kerndoelen
Met de taalvaardigheid van eerstejaars pabo-studenten is het in veel opzichten slecht gesteld, is de teneur. Wat is eraan te doen? Eerst moet duidelijk zijn hoe het zover heeft kunnen komen. Volgens Marit de Jong liggen de oorzaken van het steeds verder teruglopende niveau van taalvaardigheid in het basis- en het voortgezet onderwijs: ‘Grammatica komt na de brugklas nauwelijks nog aan bod. En dan nog: verder dan onderwerp en persoonsvorm hoeft het tegenwoordig niet te gaan. Het probleem ontstaat al op de basisschool. De kerndoelen waarin omschreven staat wat de leerlingen nu eigenlijk moeten leren, zijn vaag. Daardoor wordt er op basisscholen zeer verschillend lesgegeven, vooral in grammatica. Die verschillen werken natuurlijk door in het voortgezet onderwijs. Spelling krijgt op de middelbare school minder aandacht. Spelfouten in opstellen worden nauwelijks meegerekend, ook in het eindexamen niet. Dan krijgt spelling onherroepelijk minder gewicht en dus minder aandacht.’
‘Maar zoals gezegd: als de norm iets wordt versoepeld, slaagt een ruime meerderheid van de eerstejaars.’
| |
■ Communicatieve vaardigheden
Met de invoering van de basisvorming in 1993 is het schoolvak Nederlands flink overhoopgehaald. De nadruk kwam te liggen op communicatieve vaardigheden, zoals argumenteren en discussiëren, informatie verzamelen en op basis daarvan verslagen schrijven. Dat ging ten koste van onderdelen als spelling en zinsontleding. Dat is een politieke keuze geweest, maar wel op voorspraak van vakcommissies. Daarin zijn ook docenten Nederlands vertegenwoordigd. De aandacht in het onderwijs
‘Het lezen van teksten anders dan ultrakorte msn- en sms-berichtjes neemt sterk af. Daar zit een groot probleem.’
Nederlands is dus verschoven en dat heeft zo z'n gevolgen gehad. Ook positieve. Alom beamen pabo-docenten dat hun huidige studenten beslist beter zijn in ‘communiceren’ dan vorige generaties.
‘Ze zijn veel beter gebekt en kunnen zich prima presenteren’, vindt Wies Boschma, docente Nederlands van de pabo in Assen. ‘Ze weten precies hoe ze op hun stageschool binnen moeten komen.’ Niettemin constateert ook Boschma een sterke daling van het taalvaardigheidsniveau. ‘Maar dat is een gevolg van de verbreding van de instroom. Wij krijgen veel mbo'ers en havisten. Als je vwo hebt gedaan, ga je toch niet naar de pabo?’ Een docent die liever niet zijn naam noemt: ‘De pabo is de bodem van het hbo. Maar dat hoort de directie liever niet.’
| |
■ Msn- en sms-berichtjes
Volgens Herman Giesbers moet de oorzaak van de afnemende taalvaardigheid deels ook bij de studenten zelf gezocht worden. Hij wijst op de ‘attitude-kwestie’. ‘Echt aandacht voor schrijfwerk hebben de meeste studenten niet. Ze zijn zo vluchtig. Ze leveren schrijfopdrachten in waarvan ik zo kan zien dat ze die de avond tevoren na het voetballen op tv nog even in elkaar geflanst hebben. En met leesvaardigheid - mijns inziens de basis voor een goede schrijfvaardigheid - is het ook droevig gesteld. Er is een cultuuromslag gaande. Het lezen van teksten anders dan ultrakorte msn- en sms-berichtjes neemt sterk af. Daar zit een groot probleem.’
Ook Margot de Wit en Patrick Rooijackers van het Sectiebestuur Nederlands van de Vereniging van Leraren in Levende Talen zien de veranderingen in de leerling zelf als belangrijke oorzaak van de door hen geconstateerde niveauverlaging. Zo schrijven ze in een artikel als reactie op alle media-aandacht voor de taaltoets: ‘In de huidige jongerencultuur nemen taalbeschouwing en schriftelijke taalvaardigheid een weinig centrale plaats in. Taal is voor veel jongeren enkel een communicatiemiddel, dat ze naar believen aanpassen aan hun eigen behoefte. Onder invloed van deze instrumentele taalopvatting hebben leerlingen weinig affiniteit met schriftelijke conventies en zien zij te weinig de relevantie in van grammatica, spelling en stijl. (...) Het nut van goede spreekvaardigheid begrijpen leerlingen direct, maar wat baat het ze of ze een goed schriftelijk betoog kunnen opbouwen?’
| |
| |
| |
■ Reparatieprogramma's
De oorzaken zijn dus complex. Het hoger onderwijs heeft tegenwoordig een bredere instroom, waardoor het niveau daalt. Het voortgezet onderwijs levert, na alle vernieuwingen van de laatste decennia, leerlingen af met allerlei ‘competenties’ en een vlotte babbel, maar met een gebrek aan basisvaardigheden op taalgebied die altijd als vanzelfsprekend golden. En tot slot zien veel leerlingen - wellicht als gevolg van de onderwijsveranderingen - niet meer het belang van taalaspecten als spelling, stijl en grammatica, die tot hun verrassing in het hoger onderwijs en de latere beroepspraktijk wél tellen.
De pabo-scholen zoeken op grote schaal hun heil in reparatieprogramma's - iets waartoe de Onderwijsraad het hoger onderwijs eind vorig jaar ook al had opgeroepen. Studenten worden daarin intensief getraind in alle onderdelen van de taaltoets. ‘Van de toetsing gaat ook een positief effect uit’, zegt Wies Boschma. ‘Door de bijspijkercursus en door de voorbereiding op de toets verdiepen studenten zich in de regels. En dan breekt vaak het inzicht opeens door: “O, zit het zo?!” Bovendien gaan ze het nut van goede schriftelijke taalvaardigheid inzien. Als ze hier binnenkomen, denken ze nog: “Het gaat om de inhoud. Die spelfouten maken toch niks uit?” Maar in de loop van het eerste jaar realiseren ze zich steeds beter dat een brief met allerlei spel- en stijlfouten slordig staat tegenover de lezer. Een ander effect is dat ze, door zelf de moeilijkheden te overwinnen, vaak beter in kunnen gaan op de spelling- en grammaticaproblemen waar de basisschoolkinderen mee zitten.’
Docente Wies Boschma bespreekt de taaltoetsresultaten met haar pabo-studenten van De Eekhorst.
Foto: Monique van den Berg
| |
■ Laatste zetje
Op het schoolplein van de pabo in Assen likken de gezakte studenten hun wonden. Ze tonen elkaar de uitdraai met de toetsuitslag, weergegeven in een zwartwitte balk, met een dikke verticale streep bij 78%. Alom gemopper over de strenge normering. De marges blijken heel klein. De zes geslaagden zitten er net boven, de tien gezakten scoren er net onder. ‘En u, meneer? Bent u geslaagd?’ Ja - wel heb ik een paar foutjes. De dubieuze gevallen, zullen we maar zeggen. Anouk ter Heide heeft inmiddels haar tranen gedroogd, maar ze ziet het somber in voor haar laatste kans in juni. ‘En ik werk zo graag met kinderen. Vanaf mijn vroegste jeugd droom ik er al van om onderwijzeres te zijn.’
Klopt het wel, vraag ik me met Anouk af, om mensen voor wie er zo veel van de toetsuitslag afhangt, op een procent te laten zakken nu sommige toetsonderdelen nog ter discussie staan? Herman Giesbers: ‘Voor de studenten die toch al weinig kansrijk zijn, is dit net het laatste zetje in de richting van het afbreken van de studie. Maar de toets is dit jaar nog experimenteel. Een pabo-opleiding kan nu nog zelf de norm bepalen. Als iemand zou zakken in wie docenten en schoolleiding toch een heel goede leerkracht zien, kan een school het toetsresultaat naast zich neerleggen, omdat dit nog een experimenteel jaar is. Niet alle studenten weten dat. Maar met ingang van volgend studiejaar geldt er een definitieve landelijke norm.’
| |
Voorbeelden uit de pabo-taaltoets
De taaltoets voor eerstejaars pabostudenten bestaat uit zes onderdelen. Hieronder een voorbeeld uit elk van de onderdelen. De instructie is in de werkelijke toets uitgebreider en bevat enige uitleg.
1. Spelling toepassen
Bepaal of het onderstreepte woord goed of fout is gespeld.
Aan de hand van een aantal beantwoorde vragen worden de brieven geschreven.
2. Spelling regelkennis
(...) Lees de bewering aandachtig door en bepaal of de bewering goed of fout is.
De officiële naam van een feestdag (bijvoorbeeld pasen) schrijven we met een kleine letter.
3. Formuleren (o.a. foutieve woordkeuze, contaminatie, ongrammaticale zin, verhaspeling van een woord/uitdrukking)
(...) Bepaal of de zin goed of fout geformuleerd is.
De twee voetbalclubs uit ons dorp zijn vorig jaar gefusilleerd.
4. Afbreken
(...) Bepaal of de afbreking op de aangegeven plaats goed of fout is. verlang-en
5. Interpunctie
(...) Bepaal of het gebruik van de leestekens goed of fout is.
Studenten, die zakken voor de toets, krijgen nog een herkansing.
6. Basisgrammatica: taalkundig ontleden en redekundig ontleden (...) Bepaal van het onderstreepte deel van de zin tot welk zinsdeel het behoort.
De rente is dalende, dus we wachten nog met het kopen van een huis.
a. | naamwoordelijk deel |
b. | naamwoordelijk gezegde |
c. | persoonsvorm |
d. | werkwoordelijk gezegde |
|
|