| |
| |
| |
[Nummer 5]
| |
| |
| |
Met toeters en bellen naar een prio 1
Taal in het werk: de politie
Jan Erik Grezel
De taal van de politie is een vreemde mengelmoes van codes, formeel taalgebruik, straattaal en ondoorgrondelijk juristenjargon. Welke termen hanteert de sterke arm? Wat voor geheimtaal gaat er door de ether? Hoe wordt een bekeuring beargumenteerd? In deze zevende aflevering van de serie ‘Taal in het werk’ een kijkje achter de schermen bij de politie.
De Groningse politieagent Kevin Swart tijdens zijn avonddienst (een ‘prio 3’): ‘Wij “rijden een melding mee”.’
Foto: Jeroen van Kooten
Maandagavond, 19.43 uur.
- | HB, hier de 10-11. Over. |
- | 10-11, zeg het maar. |
- | Ha, Ina. De 10-11 met Kevin en Henk. Heb jij een kenteken voor mij? |
- | Ja, roept u maar. |
- | Yankee - Kilo - éénentachtig - Hotel - Papa. |
- | Momentje (...). Een blauwe Daihatsu Charade. |
- | Yep. Kun je even een persoontje natrekken? |
- | Doe ik! (...) Papos 1000. |
- | Oké. Bedankt. |
Hoofdagenten Henk Lania (30) en Kevin Swart (25) rijden in een politiebus rondjes door de binnenstad van Groningen (code 10). Ik zit op het arrestantenbankje achterin, maar vanavond ben ik ‘opstapper’. Ik mag mee op surveillance (code 11), vooral om te luisteren: welke specifieke termen gebruiken agenten in hun werk, wat voor geheimtaal wisselen ze uit met de meldkamer, hoe spreken ze de burger op straat aan?
Bestuurder Henk vroeg net aan Ina van de meldkamer (‘HB’, het hoofdbureau) gegevens over een ouwe brik die voor ons rijdt. De letters van het kenteken spelt hij volgens het NAVO-alfabet. Klopt het nummerbord met het merk en type? Heeft de eigenaar misschien ‘nog iets openstaan’? Het parketpolitiesysteem (‘Papos’) geeft de ‘code 1000’: niets op z'n kerfstok. Geen reden tot ‘staandehouding’. Laat staan tot ‘aanhouding’.
Er komt een melding. Een passant heeft twee jongens over een hek zien klimmen bij een bouwplaats. Eropaf. Henk en Kevin kammen het karkas van een renovatiewoning uit. ‘Niets aangetroffen’, laten ze HB weten.
| |
■ Heisa
De avonddienst van Henk en Kevin is een ‘prio 3’. Kevin: ‘Wij “rijden een melding mee”: als het nodig is, bieden we steun aan de noodhulp, twee collega's in een andere auto, een “prio 2”. Die gaan het eerst “t.p.” (ter plaatse) als de meldkamer een melding uitgeeft.’
We zitten tijdens een pauze op het hoofdbureau, de portofoons staan voor ons op de koffietafel. Berichten uit het hele district Groningen kunnen we hier beluisteren. Voorlopig is voor ons alleen van belang wat er in het centrum gebeurt. Janneke Kamp schuift aan. Ze is lid van het ‘heisa-team’. ‘Het heisa-team richt zich op overlast in de binnenstad: junks, zwervers, dronken lui’, legt ze uit. ‘Wij zijn een “voetpost”. We lopen de overlastplekken af waar in “wit” en “bruin” gedeald wordt: cocaïne en heroïne. Ik ken de meeste jongens, en zij mij.’ Ze wordt onderbroken door een heftig piepende portofoon. Alle gezichten springen op alert. ‘Dat is een “prio 1”, een ernstige melding’, fronst Kamp. De meldkamer stuurt een auto naar een buitenwijk in Hoogezand. ‘“Met toeters
| |
| |
en bellen”: zwaailicht en sirenes. Ook FE gaat erheen.’ ‘FE’ is de functionele eenheid, de recherche. Even later horen we uit de portofoons: ‘Slachtoffer is aangetroffen in een garagebox - 63.34, jullie worden opgevangen als je de Kamperfoeliestraat in komt rijden.’ Een andere stem, de ‘piketman’ (de dienstdoende rechercheur): ‘U mag TR ook naar Hoogezand laten komen.’ ‘Dat is de technische recherche’, fuistert Kamp. Een moord? ‘In de ether spreken we alleen van “slachtoffer”.’
Er komt van de meldkamer nog een ‘aanrijding van bus met voetganger’ binnen. Kamp trekt een pijnlijk gezicht: ‘Dat is meer dan een “matje” - een aanrijding met alleen materiële schade.’ Maar ook dat speelt zich ver buiten de binnenstad af.
| |
■ Deëscalerend
Wordt Janneke Kamp weleens uitgescholden? Hoe reageert ze daarop? ‘Dat ligt eraan hoe het gezegd wordt en in welke situatie. En vooral hoe ik het zelf ervaar. Ik voel me niet beledigd door wijf. Heks beschouw ik als een compliment. Maar als ze me “kankerhoer” noemen, neem ik ze mee.’ En hoe gaat ze om met geweld? ‘Deëscalerend optreden hè! Daar heb je technieken voor. Oogcontact maken is belangrijk. Bereik je iemand niet, dan zeg je: “Ja, hallo, ik ben hier, ik wil even met je praten.” Is hij al “bezig”, dan duik je erbovenop en doe je 'm in de boeien of hij wordt “gepepperd”.’ Kevin springt bij: ‘“Met gepastgeweld onder controle gebracht”, heet dat. In de opleiding leer je allerlei aanhoudingstechnieken.’
Politieagenten krijgen een opleiding van minimaal drie jaar aan de Politieacademie, met locaties in het hele land, onder andere in Apeldoorn. Praktijk en theorie wisselen elkaar af: drie maanden naar school, drie maanden meelopen in de praktijk. Duaal leren, in kwartielen - zoals kwartalen hier heten. Bij het onderdeel IBT, integrale beroepstraining, leert een ‘aspirant’ (agent in opleiding) aanhouden, schieten, fysiek optreden. ‘Gewoon vechten’, vat een student samen. Maar in de lijst competenties die een politiefunctionaris in huis moet hebben, staan ‘communicatieve vaardigheden’ bovenaan. Welgekozen woorden zijn een belangrijk wapen in het werk. Door te praten moeten agenten in stresssituaties of bij escalaties mensen kalmeren. Maar ze moeten ook een ‘pv’ (proces-verbaal) kunnen schrijven. Of tactvol een vreselijke boodschap overbrengen.
| |
Voorbeelden van politiejargon
een achtje |
bestuurder van voertuig onder invloed (naar artikel 8 in de Wegenverkeerswet 1994) |
daderwetenschap |
iets wat alleen de dader kan weten |
een 310 |
een diefstal |
iets betekenen |
iets officieels meedelen, meestal aan een verdachte |
katvanger |
persoon die vele autokentekens op zijn naam heeft staan |
knippen en scheren |
een verdachte totaal uithoren |
mortulance |
een soort ambulance om een stoffelijk overschot te vervoeren |
naffer |
Noord-Afrikaanse crimineel |
op breken staan |
op het punt staan te bekennen |
pd |
plaats delict |
pitauto |
auto met zwaailicht (pit) |
poepverkoper |
verkoper van nepdrugs |
vingeren |
de vingerafdrukken van een aangehouden verdachte op papier drukken |
zingen |
bekennen (van een verdachte) |
| |
■ Slechtnieuwsgesprek
‘Bij het schrijven van een pv moet je de juiste ordening van de informatie aanbrengen. Dat vinden de studenten lastig’, zegt Suson Wolff, docent Beroepsgerichte Taalvaardigheid. Ze bladert door een stapel pv's vol rode strepen. ‘Aspiranten leren waarnemingen beschrijven zonder conclusies te trekken. Ze moeten objectief zijn. “Verdachte zag dat...” - dat kan niet. Je kunt alleen beschrijven wat je zelf ziet. Ze moeten de “redenen van wetenschap” aangeven, een term uit het Wetboek van Strafvordering: hoe ben je aan je informatie gekomen? Gezien, gehoord? Studenten maken ook de stereotiepe fouten in zinsconstructies. “Ik, verbalisant, zag dat de man zich bukte en nam de wieldop weg.” Je ziet ook veel spelfouten en verschrijvingen, of ze kennen woorden gewoon niet. Wat dacht je van “rampkraak”? Of “dikke peerzaag” (voor “decoupeerzaag”).’ (Voor meer voorbeelden van de taal van het proces-verbaal zie het artikel hierna.)
Hans van Haandel, docent Gesprekstechniek, heeft op de ochtend van mijn bezoek aan locatie Apeldoorn het slechtnieuwsgesprek op het programma staan: vooral rollenspelen met leedaanzegging, in een ruimte ingericht als Hollandse huiskamer. Stelregels bij het slechtnieuwsgesprek: wees respectvol, wees duidelijk, draai er niet omheen, vertel altijd de waarheid. ‘Uw vader is vanochtend betrokken geweest bij een ernstig ongeluk. Hij is daarbij helaas overleden’, zegt aspirant Roel na een formele inleiding op gepaste toon tegen de zoon van het slachtoffer. Hij zwijgt, want een ander advies is: ‘Geef ruimte voor een reactie.’ Die reactie komt van de snibbige vriendin van de zoon, die bij gebrek aan echte acteurs (die waren door een misverstand niet komen opdagen) wordt gespeeld door een van de aspiranten: ‘Overleden? Valt door die pa van jou de vakantie wéér in het water.’
Als je het slechte nieuws gebracht hebt, ben je er nog niet. Van Haandel: ‘Een vrouw is onder de trein gesprongen. De familie vraagt: “Kunnen we moe- | |
| |
der ook zien?” Zeg niet: “Dat moet u niet doen.” De beslissing laat je aan de nabestaanden. Een optie is: “Uw moeder ziet er niet meer uit zoals u haar gekend hebt.”’
Illustratie: Hein de Kort
| |
■ Tippelzone
20.53 uur.
‘Eén keer mét’, hoor ik uit een portofoon op de koffietafel. Wordt er patat besteld? Kevin: ‘Nee, er komt een surveillance-auto binnen met een arrestant.’ Even later deining op de binnenplaats. Ik zie zes agenten rennen. ‘Als je wat actie wilt zien, moet je nu even gaan kijken’, zegt Kevin. Maar de arrestant, die zich aanvankelijk heftig verzet, hoeft niet ‘onder controle gebracht te worden’: bij zo veel overmacht houdt hij zich plotseling slap. Tussen vier man in wordt hij naar binnen gedragen. Wij gaan nog een rondje maken.
Op de hoek van de hoerenbuurt en een verlaten winkelstraat staan drie schimmige figuren weggedoken in hun jassen. ‘Dat zijn onze klanten’, wijst Kevin met een hoofdknik. ‘We laten ons zien. Optreden doen we alleen als we constateren dat ze handelen. We zijn wat vroeg, ze beginnen rond half tien en gaan de hele nacht door.’ Dan nog maar even een uitstapje naar de tippelzone op een industrieterrein buiten het centrum. Ik zie een stuk of tien auto's honderd meter vóór de tippelzone. Staan ze hier in de rij? Kevin: ‘Die auto's zijn van de “omhangers”, de mannen die bij de meisjes horen. Sjonge, zie je die Mercedes, da's een hele dure.’ We rijden langs de ‘bushokjes’, de dames groeten vriendelijk. Aan het eind kun je naar links, maar daar staat een bord ‘Verboden Toegang’ met daaronder: ‘BEHALVE IN HET GEZELSCHAP VAN VROUWEN’. Kevin: ‘Dat is bedoeld om gluurders weg te houden bij die afwerkplek.’ Wij gaan naar rechts.
| |
■ ‘Ga boeven vangen’
Henk en Kevin gaan ‘schrijven’: een jonge bestuurder van een auto staat stil bij een coffeeshop. Henk: ‘Heb je het bord niet gezien? Je mag hier niet stoppen. We gaan even een en ander noteren.
‘Het einddoel is dat de verdachte gaat “zingen”. Je wilt uiteindelijk dat hij “komt”.’
Geen rij- en kentekenbewijs bij je? Voor ons lastig, voor jou lastig. Vijftig euro, nog een gezellige avond.’
Worden ze weleens beledigd als ze bekeuren vanwege ‘lullige overtredingen Kevin: ‘“Ga boeven vangen”, “Hebben jullie niks beters te doen?”, dat horen we vaak. Als we verbaliseren, krijgen we vooral commentaar van omstanders. Worden die echt vervelend, dan “vorder” ik: “Nu doorlopen, anders ga ik over tot aanhouding.”’
Politietaal staat bol van het juristenjargon. Dat komt door de juridische basis: het Wetboek van Strafvordering. Dat beschrijft hoe strafbare feiten vervolgd worden. De omstandige formuleringen uit de wet vind je terug in het taalgebruik van de politie. Maar via de portofoon klinkt een agent juist ultrakort. Informatie moet snel, zakelijk en duidelijk overgebracht worden, vandaar al die codes en afkortingen. Het mobilofoonverkeer is nu goed afgeschermd, maar in het verleden was afluisteren gemakkelijk en waren codes ook echt noodzakelijk voor geheimhouding. Verder draagt het taalgebruik van de politie de sporen van zwarte humor en cynisme. Misschien is dat het gevolg van alle ellende en ernstige zaken waarmee de agent te maken krijgt. Van belang bij dit alles is dat de agent ook de tegenwoordigheid van geest heeft om op tijd weer over te schakelen op gewoon taalgebruik, op het moment dat hij met een burger praat.
| |
■ Acteertalent
Johan Huizing werkt ook op het hoofdbureau, maar draagt in plaats van een uniform een stemmig kostuum. Hij doet onderzoek naar ‘klanttevredenheid’. ‘Als mensen klagen over de politie, is het vaak vanwege de botheid. Een ingeslagen autoruitje en een verdwenen laptop? Heel vervelend voor de burger. Maar voor ons is zo'n laptop niet meer dan een apparaatje. Wie de aangifte opneemt, laat dat misschien weleens te veel blijken. Dat kan anders. Een oudere agent van het voormalige bureau Warmoesstraat in Amsterdam stond erom bekend dat hij altijd zijn arm om de schouder van een gedupeerde sloeg en zei: “Wat zijn het ook een rotzakken, hè?” Een zeldzame combinatie van empathisch vermogen en acteertalent.’
Aan acteertalent ontbreekt het in ieder geval niet bij Wilfried Hendriksen, docent Verhoortechniek in de middag- | |
| |
sessie. Hij zit tegenover twee aspiranten die het verhoor in dit rollenspel afnemen. Subliem speelt Hendriksen een verdachte die een vrouw met de dood heeft bedreigd met een vuurwapen. Hij houdt zich perfect van den domme. De groep kijkt toe.
‘Zo, beetje goed geslapen vannacht?’, begint een van de verhoorders.
‘Tjô, voorzover dat gaat, hè, in deze omstandigheden.’
Eerst zijn er wat formaliteiten. Een van de verhoorders spreekt de ‘cautie’ uit: ‘U bent niet tot antwoorden verplicht.’ Het eerste deel heeft als doel contact te maken. Ook moeten de agenten het ‘spanningsniveau’ bij de verdachte meten. Ze vragen naar de dagelijkse bezigheden en de sociale achtergrond. ‘Je wilt zo'n verdachte “afkaderen”’, legt Hendriksen na het spel uit. ‘Hij moet dingen gaan vertellen waarmee je hem later in het verhoor kunt confronteren. Maar ga niet echt meepraten over gemeenschappelijke hobby's bijvoorbeeld. Dan gaat de verdachte met je op de loop en dan ben je hem kwijt!’ Het tweede deel moet leiden tot het einddoel: de verdachte gaat ‘zingen’. ‘Je wilt uiteindelijk dat hij “komt”.’
Maar een verdachte kan toch onschuldig zijn? ‘Precies’, zegt psychologe Riekje Stokes, gespecialiseerd in verhoortechniek, met name bij zware criminaliteit. ‘Tegenwoordig spreken we ook niet meer van “bekennen”. Het gaat om “waarheidsvinding”. Al in een vroeg stadium van een verhoor praten we met een verdachte over eerlijkheid. “Ben je altijd eerlijk?” “Niemand is altijd eerlijk.” “Hoe ligt dat dan voor jou?”, vragen we. Dat hoort allemaal bij de tactiek van het “omsingelen” (zie het kader hieronder). Een verdachte zit toch met de vraag: “Ga ik de waarheid zeggen of niet?” En er zijn veel verschillende verhalen, maar er is maar één waarheid.’
Wilfried Hendriksen, docent aan de Politieacademie, ‘staat op breken’ tijdens het verhoor door twee aspiranten.
Foto: Monique van den Berg
| |
■ Muteren
21.51 uur.
Henk moet boven op de rem voor een bromfietser die geen voorrang verleent. Een oudere, nogal haveloze man. Aangeschoten? Kevin doet het raampje naar beneden. ‘Rechts heeft nog altijd voorrang.’ ‘Sorry, sorry, sorry’, klinkt het meer smekend dan verontschuldigend van de niet helemaal frisse figuur. Kevin: ‘Een klap was voor jou veel erger geweest dan voor ons.’ De man mag verder. Z'n achterlicht doet het tenminste.
Dan moeten we toch nog, de enige keer deze avond, ‘met toeters en bellen’ door de stad. Op het drukste verkeersknooppunt aan de zuidkant van Groningen heeft een vrachtauto houten planken verloren. ‘Levensgevaarlijk, vooral voor motorrijders’, verduidelijkt de meldkamer. De ‘noodhulp’ is al ‘t.p.’, maar vraagt om assistentie. Henk raast bedreven door de binnenstad, een uitvalsweg op. We worden geflitst.
Als het hout is opgeruimd, komt er nog een laatste melding binnen: weer iemand die over een hoog hek geklommen is bij een braakliggend terrein tussen twee woningen. Poging tot inbraak? Samen met de noodhulp erheen. Een van de agenten van de noodhulp belt aan bij een woning en vraagt de bewoner of hij even vanaf het balkon op het terrein kan kijken. ‘Ik mag altijd graag bij mensen binnenkomen.’ Niets bijzonders te zien in het schijnsel van de zaklantaarns.
22.42 uur.
Terug op het hoofdbureau. De dienst zit er bijna op, alleen nog ‘muteren’: verslag leggen van de gebeurtenissen van deze avond. Henk meldt het registratiesysteem waar en wanneer hij geflitst is - alleen als een surveillance toestemming heeft om met toeters en bellen te rijden, wordt er ontheffing verleend. De bon voor de automobilist komt in ‘TOBIAS’, het Totaal Bonnen Informatie- en Afhandelingssysteem.
Janneke keert met een collega terug van haar ronde. ‘Rustig, heel rustig.’ Op Kevin heeft de dure Mercedes bij de tippelzone deze avond de meeste indruk gemaakt. ‘O, die is van die blonde’, weet Jannekes collega van het heisateam; ‘die “gebruikt” niet en werkt voor zichzelf. Die verdient natuurlijk tien keer zo veel.’
En wat is er nu eigenlijk in Hoogezand gebeurd in die garagebox? Een agent leest de mutatie voor van zijn computerscherm: ‘Een natuurlijke dood. O, moet je kijken. “Schoonzoon heeft schoonvader herkent.” “Herkent” met een t!’
| |
Verhoortechniek: omsingelen en stapelen
Een veelgebruikte verhoortechniek in Nederland is ‘omsingelen’. Psychologe Riekje Stokes: ‘Je doet dat door middel van het “trechtermodel”. Dat betekent dat je van heel algemeen naar specifiek gaat. Er is hier een schietpartij geweest in een maisveld. Daar is een auto bij gebruikt. We weten op wiens naam de auto staat. Heeft die man er iets mee te maken? In het verhoor gaan we met de eigenaar eerst heel algemeen praten over het autogebruik. Als hij uit zichzelf vertelt dat hij zijn auto nooit uitleent, kan hij zich later in het verhoor niet meer verschuilen achter: “O, maar toen had ik hem net uitgeleend.” Dat is een voorbeeld van omsingelen.’
Op de Politieacademie worden bij de lessen Verhoortechniek allerlei verhoorbegrippen behandeld en geoefend, waaronder ‘stapelen’. Volgens de Handleiding verhoor (Van Amelsfoort e.a.) is dat ‘het door de verhoorder achter elkaar uitspreken van eerdere constateringen en confrontaties, zonder tussenkomst van de verdachte, met het doel de druk bij de verdachte te verhogen’.
|
|