■ Nazomer
Door een klankverandering ontstond in het oude Fries de nieuwe vorm meed, die nog steeds vooral in Groningen en Friesland te vinden is (zo is Meeden een dorp in Groningen). Uit meed(e) is in het Fries vervolgens de vorm miede voortgekomen. Maar ook die nieuwste vormen hebben inmiddels een indrukwekkende ouderdom. Neem de - in oorsprong Friese - straatnaam De Miede in het Noord-Hollandse Schagen. Die moet op z'n minst dateren uit de tijd dat er in West-Friesland nog volop Fries werd gesproken. Dus vóór het eind van de dertiende eeuw. Na ongeveer 1300 maakte het Fries hier namelijk plaats voor het Hollands.
Niet overal, en niet altijd, betekende maat of made ‘hooiland’. In Gelderland en Overijssel kon het ook de aanduiding zijn voor een weiland, zo meldde de lexicograaf J.H. Gallée in 1895 in zijn Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch dialect. Of, nóg specifieker: ‘eene weide, omringd met boomen, wordt eene maat genoemd’, zoals iemand het in 1837 in het tijdschrift Taalkundig magazijn omschreef.
De twee spellingen, maad en maat, wijzen ook op twee meervouden: maden en maten. Deze komen inderdaad allebei voor. In Blaricum en in Kampen liggen wegen met de naam De Maten, en in Appelscha hebben we De Maden - wat beslist niet op een grote rijkdom aan wormen slaat. Het boekje Hoe komen wij aan onze straatnamen, een uitgave van de gemeente Ooststellingwerf, meldt dat deze naam terug te voeren is op ‘hooilanden ten westen van de Boerestreek’ - en onwillekeurig snuiven we de zoetige geur van de nazomer op.