Iktionaire
Ónze Taal
Goed, achteraf, dat het genootschap destijds ‘Onze Taal’ gedoopt werd, en niet ‘Onze Nederlands(ch)e Taal’ of iets dergelijks. Zo kan het altijd blijven bestaan, ook als ons Nederlands geheel overwoekerd is door Engels, Turbo, Murks, Smurfentaal (pardon, Strááttaal), Psychobabbel, Yuppiespeak, Polderlands en al die andere vormen van Hedenlands die het ABN sinds 1932 belagen. En dan vergeet ik het Duitsch nog, de woekering waar het allemaal mee begon, maar die al snel wegebde toen de woorden gezelschap kregen van ‘native speakers’ in uniform.
Dat is het goede van die naam: het blijft ónze taal, wat we er ook van maken.
En dat blijft verbazen en vermaken, elke dag weer.
Half acht 's ochtends, je zit met je slaperige hoofd en een kop thee boven De Telegraaf en ineens ben je klaarwakker. De schaar! Amsterdam-columnist Angelo Vergeer windt zich op over het nieuwste verzinsel van het Amsterdamse gemeentebestuur: de ‘buurtthermometer’. Direct zie je een reusachtige koortsthermometer, die met behulp van een bouwkraan in het rectum van een probleemwijk wordt geschoven.
‘Éve wákteh...!!’
Angelo plaatst dit taalkundige novum ook nog even in z'n context, zogezegd. We kennen natuurlijk de ‘buurtregisseur’ (man met rijlaarzen en megafoon die het buitenzetten van de vuilnisbakken regisseert), de ‘buurtambassadeur’ (die naar de wethouder gaat als de regisseur meer geld nodig heeft), de ‘buurtvader’ (die alles ontkent), de ‘buurtmonitor’ (daarop kijkt de regisseur of het goed gaat), en de ‘buurtschouw’ (de buurtregisseur laat voor het eerst publiek toe, een soort try-out eigenlijk) en de ‘buurtconciërge’ (die na afloop de rommel aanveegt). En passant brengt Angelo ook nog de ‘peer educator’ en de ‘aanjager’ ter sprake, die de veelheid van buurtverbeterende bezigheden in Amsterdam moeten ‘coördineren en stimuleren’, meent wethouder Aboutaleb.
Heerlijk. En het is pas kwart voor acht.
Om zijn appreciatie van deze taalaanwas kenbaar te maken vraagt Angelo aan het eind van zijn column om ‘een teiltje’, wat weer een jammerlijk cliché op zich is, maar dat vergeven we hem graag, want al met al verricht Angelo hier nuttig werk.
Onze taal heeft helaas ook verkeerde vrienden.
Neem Freddy Radstaak, freelance-tekstschrijver-met-taaltips-op-website. Een tijdje geleden signaleerde ik de opmars van de ‘tvt’, de ‘tegenwoordig verleden tijd’. ‘In mei krijgt hij een ernstig auto-ongeluk en in augustus overlijdt hij’, hoor je in januari op de radio. Hier wordt een lugubere voorspelling gedaan, denk je even, maar het onderwerp is al jaren dood. De tekst stond namelijk in de tvt. Nee, Freddy Radstaak weet het beter. ‘Teksten lezen makkelijker als zij in de tegenwoordige tijd staan’, schrijft hij op z'n website. ‘Schrijvers maken al jaren gebruik van deze vorm. Het verlevendigt je stuk. Laat [Kuitenbrouwer] liever blij zijn dat er schrijvers zijn die de moeite nemen om hun verhaal publieksvriendelijker te maken.’
Ja, oen! Dat is de humbug waarmee dit foute gebruik in zwang gebracht is, dat weet ik ook wel, en dat de ‘historic present’ op zich bestaansrecht heeft, is ook het punt niet; wat je ziet is een slordige en slaafse toepassing ervan door taalgebruikers die domweg doen wat de heao-juf zegt, zonder zelf na te denken. Dat mag dan onze taal zijn, Freddy, maar het is niet ónze taal, als je begrijpt wat ik bedoel.
Trouwens, Freddy, weet je hoe je een verhaal écht ‘publieksvriendelijk’ kunt maken? Met de deleteknop. Weg met al die hinderlijke lettertekens. En dan, voor de levendigheid, zet je er een bewegend poppetje voor in de plaats. Met ‘KLIK&WIN!’ ernaast of zoiets. Moet jij eens opletten. Daar ga jij mee scoren bij je klanten, Freddy.
Dat bedoel ik: met zulke vrienden heeft de taal geen vijanden meer nodig.
Van harte, genootschap, & nog vele jaren.
Jan Kuitenbrouwer