Woordenboek van de poëzie
Dwerelen
Guus Middag
Wat rijmt er op wereld? Op wereld rijmt, eh, bijvoorbeeld, bemereld. Als er op de wereld precies genoeg kikkers zijn, dan hoeft de wereld niet ‘kikkeriger’ te worden dan hij nu is. Bij genoeg mieren niet ‘mieriger’. En bij voldoende merels niet ‘meer bemereld’. Het is een vondst van Gerard Rasch, de vertaler van de poëzie van de Poolse dichteres en Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska.
Wat rijmt er nog meer op wereld? Albert Verwey heeft het, in zijn gedicht ‘Runen’, over de mensheid. Daar valt veel over te zeggen, maar in essentie komt het volgens Verwey hierop neer: zij is ‘verwijfd of verkereld’.
Kees Winkler, in zijn gedicht ‘Juli’, ruikt een lichte ‘geur’ en hij ziet het gras ‘in volle fleur’, en dan weet hij ook: ‘de pereboom perelt / huis, tuin en wereld.’ Ik weet niet precies wat het betekent, maar het rijmt.
Als een pereboom kan perelen, bij een dichter op zoek naar een rijmwoord, dan is er vast nog wel meer op de wereld wat perelt. Zie deze dauwdruppel, 's morgens vroeg, in het zonlicht, in een gedicht van Gerard den Brabander:
Het bos wordt wakker en de merel merelt; de dag is nauwlijks wakker en nog grauw. Dan breekt de zon uit als een rijpe vrouw, terwijl aan ieder blad een perel perelt.
Perelen, merelen, verkerelen, bemerelen: als er een rijmwoord nodig is, kan er altijd wel eentje worden gevonden. Adriaan Roland Holst laat in zijn gedicht ‘De ploeger’ een ploeger aan het woord. Hij zal de halmen van het volgend jaar niet zien, zegt hij, en ook niet de volle schoven, en niet de oogst - hij is alleen maar de ploeger. Ik weet niet waarom, maar blijkbaar is dat nu eenmaal zo bij ploegers. Hij weet dat hij geboren is en ook zal moeten sterven in een en hetzelfde seizoen: ‘in 't najaar van een wereld’. En hij zal weemoedig zijn, dan, ‘als de ritselende klacht / van die voorbije schoonheid mij omdwerelt’.
Opnieuw een rijmwoord op wereld. Dat is mooi, maar intussen is de rijmende zin niet eenvoudig te begrijpen, zoals wel vaker bij Adriaan Roland Holst. De schoonheid is voorbij en laat een klacht na, een ‘ritselende’ klacht, zo lees ik hier. Daarbij moeten we ons vermoedelijk, na de schoonheid van de zomer, de dorre ritselende bladeren van de herfst voorstellen. En die klacht zal dan de weemoedige ploeger ‘omdwerelen’. Dat woord doet denken aan omzwerven, omdwalen en ronddwarrelen. Met zijn wirrel- en wervelklank roept het al enigszins het geluid van het geritsel van ronddwarrelende herfstbladeren op.