stroom van nieuwe termen. De hoofdstroom, in oorsprong technies, maar weldra gepopulariseerd, brengt vooral de vreemde of vertaalde termen. In de taal van ‘monteurs’ en ‘chauffeurs’, en in de taal van de techniese wetenschap zal die stroom niet licht verdrogen, vooral waar het vaktermen geldt, die het grote publiek ontgaan. Maar ook internationale woorden als aviatiek, aviateur, aëroplaan, monoplaan, biplaan zullen niet licht geheel buiten gebruik raken.
Een meer volkseigen benoeming lag in dit geval voor de hand. Vorm, beweging en dienst van de bestuurbare ballon leidden onvermijdelik tot vergelijking met de scheepvaart. Luchtschip en luchtvaart, varen en zeilen, landen en ankeren waren termen die wel op allerlei plaatsen tegelijk moesten ontstaan, bij geleerden en ongeleerden, en die in één slag hun plaats veroverden. Daarmee was de weg gebaand voor benamingen als kommando-brug, luchtwaardig (naar zeewaardig), en meer bewust gemaakte woorden als eendekker en tweedekker, die met eenvlak en tweevlak konden kon-kurreren.
Even begrijpelik is, dat de beweging van de mens door het luchtruim vliegen genoemd werd. Zo werd het al genoemd, toen men alleen in verbeelding vloog. Er ontstonden weldra tal van samenstellingen met vlieg en vlucht. In het biezonder lag de analogie met de vogelvlucht voor de hand (vgl. aviatie en aviatiek van avis = vogel). Vandaar dat men ging spreken van opvliegen, van vleugels (draagvleugels) en staart, van het ‘opklappen der vleugels’. Meer opzettelik-vernuftig, en uit individueel taalgebruik voortgekomen, zijn samenstellingen als hoogvlieger, wondervogel, vogel-vlinder, het kleine opvliegertje, die ik in kranten-verslagen vond.
Ook andere metaforen komen, spontaan, voor den dag. In een Nijmeegs verslag werd gesproken van de glazenmaker; blijkbaar een naam die uit het publiek voortkwam. Een korrespondent uit Vaals schreef over ‘de gevleugelde sprinkhaan’. De aanhalingstekens wezen er op, dat hij dit woord niet zelf bedacht, of voor het eerst gebruikt had. (...)
Leerzaam zijn de pogingen om aviateur door een Nederlands woord te vervangen. Met het voor de hand liggende vlieger waren bespiegelende leken en journalisten niet tevreden. Dat zou verwarring geven met de voorwerpsnaam vlieger. In kranten zag men vliegmens en luchtman opduiken, waarschijnlik onder Engelse invloed. (...) De bezwaren tegen vlieger hielden aan. Een inzender in de Telegraaf opperde het denkbeeld om van vliegert en vliegster te gaan spreken. Een lezer van de N.R.C. kwam daardoor op vluchter en vluchtster. Een ander wilde luchtschipper ook gaan gebruiken voor bestuurders van aëroplanen. Toen kwam, ik meen uit Vlaanderen, het woord vliegenier. Omtrent het mondeling gebruik heb ik geen gegevens, maar in geschriften handhaafde het zich tot nu toe, al bleef het tegenover vlieger in de minderheid.
Minder luidruchtig dan de botsing van deze termen, is de strijd tussen vliegmachine, vliegtuig en vliegtoestel; en de stille konkurrentie van vliegwezen en vliegerij.
2002 (B) F. Debrabandere publiceert het West-Vlaams etymologisch woordenboek.
2002 (B) Dyab Abou Jahjah, de voorzitter van de Arabische Europese Liga, vindt dat het Arabisch, naast het Frans, Nederlands en Duits, de vierde officiële taal van België moet worden. Er zijn nu zo veel Belgen die Arabisch spreken dat erkenning volgens hem gerechtvaardigd is.
Demonstratie van het eerste militaire vliegtuig, in 1908. Het vliegverkeer gaf aanleiding tot allerlei nieuwe woorden.
2002 (B/NL) Invoering van de euro als officiële munteenheid van twaalf lidstaten van de EU. Hierdoor raakt de oude muntterminologie (gulden, dubbeltje, kwartje, rijksdaalder, riks) in één klap verouderd. Dit houdt overigens niet in dat spreekwoorden met de oude muntnamen verdwijnen; zo leeft nog steeds het oudere oortje in ‘Hij heeft zijn laatste oortje versnoept’ voort, terwijl het oortje als munt allang in de vergetelheid is geraakt. Het woord cent, soms in de combinatie eurocent, blijft in gebruik na de invoer van de euro. In dit jaar zijn volgens de jaarboeken de zinsnede maar nu even niet uit de reclame van Center Parcs en de uitspraak van George Bush de as van het kwaad algemeen bekend geworden. Nieuwe woorden uit 2002 zijn bermmonument, blingbling, bolletjesslikkers, bouwfraudecommissie, chicklit, flitsmelding, levensloopregeling, verlofknip en zorgcompensatie. Mms wordt tot slot de opvolger van sms.
2002 (B/NL) A. Quak en J.M. van der Horst publiceren Inleiding Oudnederlands, het eerste overzichtswerk over wat er bekend is van het Oudnederlands.
2002 (B/NL) Heruitgave van J.G.M. Moormann, De geheimtalen (1932-1934), met een derde deel met nagelaten bronnen, een inleiding van Enno Endt en nieuwe registers.
2002 (B/NL) Van Dale en Onze Taal beginnen met Taalpost, een e-mailnieuwsbrief over taal.
2002 (B/NL) Verschijning van Wijzer van geografische namen van Jan van Groesen en Gerard Verhoeven, die de Buitenlandse aardrijkskundige namen in het Nederlands van de Nederlandse Taalunie nader uitwerken. Ze gaan uit van de endoniemen: de namen zoals die in de landen zelf worden gebruikt, maar vermelden ook de vormen die in Nederland gangbaar zijn, de exoniemen, bijvoorbeeld Turijn voor Torino.
2002 (FR) De popgroep Reboelje krijgt de eerste Bernlef-prijs voor Friese vocale muziek.
2002 (NL) In de Nederlandse politiek is het jaar 2002 extreem roerig, en dat is aan het aantal nieuwe woorden en uitdrukkingen af te lezen; zie het kader op de volgende bladzijde.