Bij wijze van zeggen
Het blonde beest
Riemer Reinsma
Het blonde beest is de vertaling van de Duitse uitdrukking die blonde Bestie (uitspraak in drie lettergrepen: ‘bes-tie-e’), die we voor het eerst aantreffen bij Friedrich Nietzsche, in zijn boek Zur Genealogie der Moral, boek 1, paragraaf 11 (1887). Hij heeft het daar over ‘das Raubthier, die prachtvolle nach Beute und Sieg lüstern schweifende blonde Bestie’ (‘het roofdier, het prachtige, op zoek naar buit en overwinning gretig ronddolende blonde beest’). Als de filosoof had geweten hoe verkeerd zijn mooi allitererende uitdrukking zou worden uitgelegd, en welke dubieuze figuren er allemaal mee aan de haal zouden gaan, zou hij zijn woorden ongetwijfeld totaal anders hebben gekozen.
Reinhard Heydrich, een kopstuk van de SS, had als bijnaam het blonde beest.
Er bestaan heel wat misverstanden rondom die blonde Bestie, zoals Detlef Brennecke in 1976 heeft uiteengezet in zijn artikel ‘Die blonde Bestie’, in het jaarboek Nietzsche-Studien. Om te beginnen duidde Nietzsche met ‘die blonde Bestie’, anders dan op grond van dat ‘blond’ vaak gedacht wordt, niet direct een mens aan, maar een roofdier. In zijn boek Also sprach Zarathustra (1882-1885) heeft hij het over een ‘grimmen gelben blondgelockten Löwen-Unthiere’ (‘grimmig, geel, blondgelokt leeuwen-ondier’). In Nederlandse oren klinkt het vreemd, een dier met blonde lokken, maar in het Duits kan dat heel goed. Voor Nietzsche was deze leeuw een metafoor voor de oermens, wiens driften nog ongetemd waren en die nog geen geweten had, en in een soort onschuld leefde.
Een tweede misverstand is dat, binnen die metafoor, het blonde beest op de Germanen slaat. In werkelijkheid kon die oermens van Nietzsche, op wie de metafoor dus betrekking had, tot ieder ras behoren. In Zur Genealogie der Moral schrijft hij dat de oermens ook bij ‘voorname’ moderne mensen nog onmiskenbaar zichtbaar is. De wilde ‘onderlaag’ is onderdrukt, maar bestaat nog wel en heeft alleen van tijd tot tijd een ontlading nodig, ‘het dier moet er weer uit, moet weer terug de wildernis in: Romeinse, Arabische, Germaanse, Japanse adel, Homerische helden, Scandinavische Vikingen - in deze behoefte zijn ze allemaal gelijk.’
Achteraf gezien had Nietzsche het wel een béétje aan zichzelf te wijten dat velen het blonde beest associeerden met de Germanen. Niet alleen vanwege die blondheid, maar ook vanwege een passage in zijn boek Götzen-Dämmerung (1889), waarin er bij oppervlakkige lezing een direct verband gelegd lijkt te worden tussen het blonde beest en de (blonde) Germanen: ‘In de vroege Middeleeuwen, waar de Kerk inderdaad vooral een menagerie was, maakte men allerwegen jacht op de mooiste exemplaren van het “blonde beest” - men “verbeterde” bijvoorbeeld de voorname Germanen.’ Als Nietzsche hier Engelsen als voorbeeld had genoemd, had hij veel onbegrip vermeden.
Zoals bekend voelden de nazi's zich, grotendeels ten onrechte, aangetrokken tot het ideeëngoed van Nietzsche. Voor hen was het blonde beest synoniem met ‘de blonde Germaan’, de edel-Germaan, en zo kon het blonde beest de bijnaam worden van Reinhard Heydrich, een kopstuk van de SS.
Maar er is ook een vróúw die zich met deze bijnaam mag sieren. In 1997 noemde minister Zalm de tv-journaliste Wouke van Scherrenburg tot consternatie van velen ‘het grote blonde beest’. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat Zalm hier heeft willen verwijzen naar het werk van de Duitse filosoof.