| |
| |
| |
[Nummer 10]
| |
| |
| |
De ideale boektitel
Zoeken naar de juiste ingeving
René Appel
U zult versteld staan van onze beweeglijkheid. Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend. Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor. Boektitels lijken hoe langer hoe buitensporiger te worden. Is dat ook zo? En wat voor soorten titels bestaan er zoal? En vooral: wanneer is een titel goed? René Appel verdiepte zich in de fondslijsten van uitgevers en sprak met schrijvers.
Begin dit jaar verscheen de nieuwe roman van Renate Dorrestein met de opvallende titel Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor. Het lijkt erop dat er in de boekenwereld een lichte trend te ontwaren is in de richting van dit soort titels, die ik ‘teksttitels’ zou willen noemen. Globaal gezegd zijn dat titels die bestaan uit een zinsnede, een hele zin of soms uit twee of meer woordgroepen. Denk bijvoorbeeld aan Ik omhels je met duizend armen van Ronald Giphart, Toen kwam moeder met een mes van Nicolien Mizee en De Amerikaan die ik nooit geweest ben van Chris Keulemans, die alle drie wat het aantal woorden betreft nog ruim worden verslagen door Dorrestein. (Voor meer teksttitels zie het kader op de bladzijde hiernaast.) Ook in de internationale literatuur neemt het aantal teksttitels toe, zoals Jonathan Safran Foers Extreem luid & ongelooflijk dichtbij, en zeker de twee romans van David Eggers: Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit en U zult versteld staan van onze beweeglijkheid.
Helemaal fris, nieuw en modern is dit type titels overigens niet, want ik zou het klassieke meesterwerk van Louis Couperus Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan... er ook toe willen rekenen, net als de veelgelezen streekroman Help! de dokter verzuipt... van Toon Kortooms (1968). Teksttitels komen ook al langer voor in de poëzie, blijkens onder meer twee bundels, beide toevalligerwijs uit 1966: Uit groeiende onwil om ooit nog ergens in veiligheid aan te komen van Dick Hillenius en Voor wie ik liefheb wil ik heten van Neeltje Maria Min.
| |
Samenstelling
Net als teksttitels lijken ook titels met een samenstelling een nieuwe trend. Zo'n samenstelling is soms een bestaand, zij het tamelijk onbekend woord, zoals Wolfstonen van Herman Franke, maar er is zich een voorkeur aan het ontwikkelen voor nieuwe samenstellingen, in feite neologismen, bijvoorbeeld Sleuteloog van Hella Haasse, Niemandsbruid van Louis Ferron en Het doorgeefmeisje van Paul Koeck, van wie het trouwens onduidelijk is of ze wordt doorgegeven of zelf iets doorgeeft. (Zie voor meer voorbeelden het kader op bladzijde 266.) Opvallend is overigens dat op een enkele uitzondering na in die titels geen lidwoord voorkomt.
Bij navraag bleek dat Herman Franke zich niet bewust was van die samenstellingentrend toen hij koos voor Wolfstonen. Een van de personages in zijn in 2003 verschenen roman is violist, en in een beschrijving van zijn spel komt de volgende passage voor:
Wolfdoder, toonwolf, wolfstoon. Woorden, woorden, woorden, gek werd je ervan.
Desalniettemin.
Zijn ruim honderdvijftig jaar oude viool, gemaakt door een bouwer in Leipzig, had geen wolfstoon; zijn taal wilde het woord niet kennen.
Franke vond het woord wolfstoon meteen erg mooi. ‘Niet alleen qua klank, maar ook omdat er veel betekenissen omheen zoemen die de sfeer van mijn roman goed treffen. De mens is voor de mens een wolf, afstoting, eenzaamheid van mensen, meerstemmigheid, huilen, niet passen in de groep, enzovoort. In het meervoud wordt het woord zelden gebruikt. Daarom vond ik het extra mooi.’
| |
Homme's hoest
Hoe zit het eigenlijk met boektitels: zijn er min of meer traditionele of veelvoorkomende typen te onderscheiden? Wie in een goed gesorteerde boekhandel de kasten langsloopt of fondslijsten van uitgevers raadpleegt, kan er al snel enkele onderscheiden. Om te beginnen titels met de naam van een personage, meestal de hoofdpersoon. Van oudsher is dat in de romanliteratuur de eerste keuze, denk bijvoorbeeld aan Ferdinand Huyck van Jacob van Lennep of Julia van Rhijnvis Feith. In de recentere literatuur vallen onder meer de volgende boeken hieronder: Annie van Kees van Kooten, Joe Speedboot van Tommy Wieringa, en - zelfs met twee namen - Robert Ankers Hajar en Daan.
Namen worden ook regelmatig met andere woorden verbonden, vaak in een genitiefconstructie, zoals
| |
| |
Meneer Visser's hellevaart van Simon Vestdijk, De heerlijkheid van Julia van Oscar van den Boogaard en Homme's hoest van W.F. Hermans.
V.l.n.r. een hedendaagse ‘teksttitel’, een obscure samenstelling als titel, en een modern voorbeeld van een traditionele ‘naamtitel’.
Over die laatste titel ontstond in 1980 zelfs een kleine, maar vinnige polemiek, toen de destijdse taalcolumnist Camiel Hamans in NRC Handelsblad schreef dat de apostrof in de titel van Hermans' novelle in feite fout was. De schrijver reageerde met de van hem bekende felheid: zag die domme Hamans nu niet dat die apostrof belangrijk was om de betekenis adequaat weer te geven? Het ging immers niet om een zekere Hommes die zou hoesten, maar om de hoest van deze Homme. Ook als betekenisverschil niet in het geding was, bleef Hermans trouwens gehecht aan de apostrof: in 1982 verscheen een nieuwe novelle, Geyerstein's dynamiek.
| |
Suggestiviteit
Een volgend type titel is beschrijvend van aard. Zo'n beschrijving kan betrekking hebben op een personage, een situatie die symptomatisch is voor de inhoud, een emotie of het thema van het verhaal (zie voor een overzicht het kader op bladzijde 267). Voorbeelden van deze vier zijn respectievelijk De hydrograaf van Allard Schröder, Het verboden pad van Kees van Beijnum, Begeerte van Manon Uphoff en De wetten van Connie Palmen.
Een titel kan ook gekenmerkt worden door schoonheid - al moet daar natuurlijk meteen bij gezegd worden dat dit bij uitstek iets subjectiefs is. Sommige titels klinken zonder meer mooi. Een van mijn persoonlijke favorieten is Onder het plaveisel het moeras van A.F.Th. van der Heijden. Over smaak valt zeker te twisten, maar waarschijnlijk zullen veel mensen enkele andere titels van Van der Heijden ook in deze categorie plaatsen: Asbestemming, De gevarendriehoek en Weerborstels. In zijn suggestiviteit lijkt bijvoorbeeld Het verdriet van België van Hugo Claus ook een fraaie titel.
Af en toe zijn titels allitererend, met De donkere kamer van Damokles en Moedwil en misverstand van W.F . Hermans als inmiddels klassieke voorbeelden. Andere titels met dit kenmerk zijn onder meer Rosenbooms Vriend van verdienste en twee romans van Leon de Winter: De hemel van Hollywood en God's Gym.
Uitgever en schrijver kunnen ook kiezen voor een meerduidige titel, zoals Familieziek van Adriaan van Dis, Looptijd van Dirk van Weelden en Dubbelspel van Frank Martinus Arion. Een van mijn eigen thrillers noemde ik Tweestrijd, omdat het zowel om de strijd tussen de twee hoofdpersonen ging als om het dilemma van een van die twee. Dergelijke ambigue titels bestaan vaak uit één woord. Deze voorbeelden maken in één moeite door duidelijk dat de onderscheiden categorieën elkaar niet uitsluiten. Een titel kan bijvoorbeeld zowel uit een samenstelling bestaan als opvallend mooi én ambigu zijn.
Een laatste type is dat van de (niet al te vaste) uitdrukking, zoals Verborgen gebreken van Renate Dorrestein, Klein gebrek geen bezwaar van Gerard Reve, Bernlefs Publiek geheim en mijn eigen Persoonlijke omstandigheden en Geronnen bloed.
| |
Teksttitels
Abdelkader Benali, Laat het morgen mooi weer zijn
Arjen Lubach, Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend
K. Schippers, Waar was je nou
Bernlef, Buiten is het maandag
Kluun, Komt een vrouw bij de dokter
Frans Pointl, De kip die over de soep vloog
Barber van de Pol, Er was wat met meneer Maker & mevrouw Maker
Josien Laurier, Voor ons ligt een dag van bramenjam
| |
‘De god onverkoopbaar’
Wanneer is een boektitel nu goed? Volgens redacteur Baukje Brugman van uitgeverij De Bezige Bij moet een titel goed klinken, zodat je hem ook goed kunt onthouden. ‘Liefst alsof hij er bij wijze van spreken altijd al is geweest. En niet te plat of makkelijk; enig mysterie is nooit weg.’ Ook wat dat betreft lijkt de titel van Jan Siebelinks bestseller Knielen op een bed violen dus goed gekozen. Schrijver Herman Franke vindt dat een titel bij voorkeur een beetje poëtisch moet zijn, meer betekenissen moet hebben, en nieuwsgierig moet maken. ‘Het liefst zó nieuwsgierig dat mensen het boek meteen van de stapel pakken en
| |
| |
willen weten wat erin staat.’ Voor hem moet de titel niet zozeer de inhoud als wel de sfeer van de roman goed treffen.
Illustratie: Matthias Giesen
Er kan ook gekozen worden voor een ruime mate van onbegrijpelijkheid, met De god Denkbaar Denkbaar de god van W.F. Hermans als opvallend voorbeeld (het boek werd door uitgever Geert van Oorschot wel ‘De god onverkoopbaar’ genoemd). Margriet de Moors Eerst grijs dan wit dan blauw scoort ook hoog op de schaal van onbegrijpelijkheid. De lezer, of eigenlijk de potentiële koper, moet kennelijk nieuwsgierig worden gemaakt. ‘Eerst grijs dan wit dan blauw, wat zullen ze daar in godsnaam mee bedoelen?’
Daartegenover staan uiteraard titels die juist wél de inhoud van het boek min of meer willen weergeven. Dorresteins Mijn zoon heeft... (enz.) laat dat al zien, maar het geldt bijvoorbeeld ook voor Maya Raskers Met onbekende bestemming (over een spoorloos verdwenen vrouw), De aanslag van Harry Mulisch of De vriendschap van Connie Palmen. Zo'n roman van Palmen gaat over vriendschap, daar kan geen twijfel over bestaan, terwijl een boek als Het verticale strand van Oscar van den Boogaard over van alles zou kunnen gaan.
| |
Nooit meer uitslapen
Goede titels kunnen soms als een soort sjabloon gaan werken voor andere boeken of artikelen. Het krantenartikel ‘Een natuurpark in tijden van oorlog’ (NRC Handelsblad, 19 mei 2006) zou zonder García Márquez' Liefde in tijden van cholera zonder twijfel een andere titel hebben gekregen. ‘Komt een bestand bij de dokter’ (de Volkskrant, 10 juni 2006) leunt zeker op Kluuns succesboek Komt een vrouw bij de dokter, net zoals Nooit meer uitslapen van Ewoud Sanders knipoogt naar het beroemde Nooit meer slapen van W.F. Hermans.
De titel van het Boekenweekgeschenk van Harry Mulisch uit 2000, Het theater, de brief en de waarheid, is natuurlijk direct geïnspireerd op Rainer Werner Fassbinders geruchtmakende toneelstuk Het vuil, de stad en de dood. Voor wie het niet meer weet: rond de opvoering van dat (mogelijk antisemitische) toneelstuk ontstond een rel, die nog hoger opliep na de ontvoering van de Joodse acteur Jules Croiset, die geen werkelijke ontvoering bleek te zijn: Croiset had als het ware zichzelf ontvoerd. Over dat thema handelde Mulisch' geschenkboekje. Titels die goed in het gehoor liggen en zeer bekend zijn, en waar ook een beetje mee te manipuleren is, lenen zich natuurlijk goed voor een sjabloonfunctie. Als een vaderlandse politicus het na de Tweede Kamer-verkiezingen in november bijzonder moeilijk heeft, is er dus een krantenkop te verwachten als ‘Knielen op een bed brandnetels’.
| |
(Nieuwe) samenstellingen
P.F. Thomése, Schaduwkind
Nachoem M. Wijnberg, Landschapsseks
Thomas van Aalten, Sneeuwbeeld
Peter du Gardijn, Nachtzwemmen
Vincent Overeem, Novembermeisjes
Manon Uphoff, Koudvuur
Sanneke van Hassel, IJsregen
Jan Wolkers, Gifsla
Sipko Melissen, Spiegelpanden
Arjan Visser, Hemelval
| |
Werktitels
Hoe komt een auteur nu aan een titel? Renate Dorrestein had aanvankelijk iets anders bedacht, ook een teksttitel: Mijn moeder heeft een varken in haar hoofd. Het omslag was al gemaakt, maar samen met haar uitgeefster, Mizzi van der Pluijm, realiseerde Dorrestein zich dat die titel te veel de nadruk legde op slechts één verhaalelement. ‘Terwijl we erover zaten te praten, citeerde Mizzi een zin uit het boek die als volgt luidt: “Mijn zoon had een seksleven en ik ging mijn moeder Roodkapje voorlezen”, en ze zei: “Dat dekt de lading nou precies.” We schoten allebei in de lach en besloten ter plekke daar de titel van te maken.’ Die werd vervolgens in de directe omgeving getest. ‘Vrijwel iedereen zei: “O, dat boek gaat vast over een vrouw van een jaar of vijftig en wat zij in die levensfase allemaal tegenkomt.”’
Op geheel verschillende momenten in het schrijfproces kan de auteur, soms in overleg met zijn redacteur, de titel bedenken. Bij mijn eigen boeken is er geen peil op te trekken. Eén keer had ik zelfs de titel (Noodzakelijk kwaad) voor ik ook maar het begin van het verhaal wist, simpelweg omdat ik het een mooi begrip vond, passend voor een misdaadroman. In een ander geval (Doorgeschoten) kwam ik er pas op na een uitgebreide discussie met mijn vrouw, toen het boek al zo goed als af was. Herman Franke bedenkt
| |
| |
bij elke roman op een ander tijdstip de titel. Hij heeft altijd werktitels, maar die veranderen in de loop van het schrijfproces en promoveren nooit tot uiteindelijke titel. ‘Meestal drong de definitieve titel zich pas in de eindfase op, of hij maakte zich dan pas los uit het peloton van concurrerende titels.’
De titel van Jan Siebelinks bestseller is in meer dan één opzicht goed gekozen.
Nooit meer uitslapen knipoogt naar het beroemde Nooit meer slapen van W.F. Hermans.
Renate Dorrestein zegt dat een titel haar soms komt aanwaaien, zoals met Verborgen gebreken. ‘Toen ik in het eerste hoofdstuk argeloos opschreef: “Alle gezinnen hebben hun verborgen gebreken”, dacht ik meteen: bingo! Maar vaak is het eindeloos wachten op de juiste ingeving.’ Dorrestein werkt meestal met voorlopige titels die na verloop van tijd weer worden vervangen. ‘Heden ik heette aanvankelijk Heimwee naar mezelf en Een sterke man was eerst Addergebroed.’
| |
Als de morgen gloort
Tussen literatuur en lectuur - om toch maar even uit te gaan van dat niet waterdichte onderscheid - zijn er in ieder geval wel flinke verschillen wat titels betreft. In de sfeer van de streekromans komen titels voor als Goede vaart, Het zilveren erfgoed, Kostbaar kleinood en Als de morgen gloort. Vaak zijn het titels met een positieve uitstraling, in de trant van ‘Na regen komt zonneschijn’. In de misdaadliteratuur komen titels voor die grotendeels vergelijkbaar zijn met die in de ‘gewone’ literatuur, zoals Groene vrijdag van Elvin Post of Merg en been van Gerben Hellinga. De titel van Peter de Zwaans Het alibibureau is zelfs bijna identiek aan die van een roman van S. Montag / H.J.A. Hofland (De alibicentrale). Misdaadtitels zijn vaak directer, zoals Koerier voor Sarajevo van Tomas Ross of De Turkenflat van Henk Apotheker. In de thrillerwereld wordt ook meer gebruikgemaakt van een vast stramien voor titels. De aantallen boeken met -code, -syndroom, -complot of -plan als laatste deel van de titel zijn, zeker na het waanzinnige succes van De Da Vinci code, niet meer te tellen. Een schrijver als Baantjer maakt het zijn vaste publiek ook niet moeilijk: De Cock en de dartele weduwe, De Cock en de dansende dood, De Cock en de wurger op zondag en verder nog enkele tientallen vergelijkbare titels.
Sommige Nederlandse boeken worden vertaald. Wat gebeurt er dan met een titel? Om verschillende redenen kan een titel niet altijd direct of letterlijk worden vertaald. Adriaan van Dis' Indische duinen kon in het Duits nog wel Indische Dünen heten, maar in het Frans werd dat al Les dunes coloniales. Kennelijk was iets als Colonial dunes voor de Engelstalige markt niet geschikt, en werd voor de titel gekeken naar een van de hoofdthema's van het boek: My father's war. De Spanjaarden maakten daar weer een meervoud van: Las guerras de mi padre.
Dorresteins Italiaanse uitgever kon niet uit de voeten met het Italiaanse equivalent van Zonder genade, omdat die titel in het Italiaans al bestond. Daarom ging dat boek Il buio che ci divide heten, ‘Het duister dat ons scheidt’. Dorrestein gebruikte die titel daarna weer voor een volgend Nederlands boek. ‘Ook dat boek kocht mijn Italiaanse uitgever, en dus moest er opnieuw een andere titel worden gevonden; dat is uiteindelijk Un campo di fragole geworden, “Een aard-beienveld”.’ Dorrestein verbindt hier nog een ‘moraal’ aan, zoals ze het zelf noemt. ‘Een en hetzelfde boek kan dus onder de vlag van veel verschillende titels varen. Het maakt blijkbaar geen klap uit.’ Het wachten is nu natuurlijk wel op een nieuwe Nederlandse roman van Renate Dorrestein met als titel Een aardbeienveld.
| |
Beschrijvende titels
Personages
Simon Vestdijk, De dokter en het lichte meisje
Margriet de Moor, De kegelwerper
Arnon Grunberg, De asielzoeker
Manon Uphoff, De bastaard
Harry Mulisch, De verteller
Gerard Reve, Lieve jongens
Situaties
Simon Vestdijk, Bevrijdingsfeest
Conny Braam, Het schandaal
Kees van Beijnum, Het verboden pad
Remco Campert, Een liefde in Parijs
W.F. Hermans, Onder professoren
Nicolaas Matsier, Gesloten huis
Emoties
Ronald Giphart, Troost
Carla Bogaards, Roes
Jan Wolkers, Brandende liefde
Gerard Reve, Oud en eenzaam
Ingrid Hoogervorst, Woede
Thema
Gerard (Kornelis van het) Reve, Nader tot U
Willem Elsschot, Kaas
Anna Enquist, Het geheim
Louis Paul Boon, Mijn kleine oorlog
Wanda Reisel, Witte liefde
Saskia de Coster, Eeuwige roem
|
|